Van wasserij tot studentenkamers

We kunnen ons de tijd zonder wasmachine en voor velen een wasdroger niet meer voorstellen. Toch gingen velen tot in de jaren 1960 op maandagochtend gebukt over de wastobbe of het lavet met de was in de weer.

Met de komst van machines kwamen er wasserijen: eenvoudige bewegingsarmen roerden door de wastobben. Ze werden aangedreven met gasmotoren op gas uit de gasfabriek of stoommachines. Dat paste helemaal in de tijd van de 19e eeuw: industrialisatie, toenemende hygiëne en groeiende welvaart. In 1914 waren in Utrecht al veertig machinaal aangedreven was- en bleekinrichtingen te vinden.

De familie Spierenburg begon in 1856 op Lauwerecht en verhuisde in 1870 naar de Koningsweg met haar Stoom Wasch- en Strijkinrichting. Het ging allemaal nog eenvoudig in een houten schuur achter een kleine woning. Achter het pand liep indertijd een watersloot, handig als afvoer van het waswater. In 1903 vond de grote uitbreiding plaats: achter het woonhuis verrees een moderne wasserij met waslokaal, strijkkamer, droogzolders, ketelhuis en wagenhuis. In 1920 werd de schoorsteen tot 26 meter hoogte vernieuwd. Achter het ketelhuis is een restant bewaard gebleven. Het zijn de panden op bijgaande foto. W. Spierenburg had zijn stoomwasserij en strijkinrichting inmiddels van de naam "Aurora" voorzien.

Aurora breidde in de jaren 1970 uit met een moderner gebouw voor de wasserij op het terrein van de buurman. In 2006 is Aurora overgenomen door Lips Textiel Service, waarna in 2008 de vestiging in Utrecht werd gesloten. Met actieve bemiddeling door de gemeente is naar een nieuwe bestemming gezocht. In 2010 heeft de Stichting Studentenhuisvesting (SSH) de panden Koningsweg 104-108 aangekocht. Het is in 2013 als industrieel erfgoed tot een gemeentelijk monument benoemd. De nevenstaande moderne wasserij is gesloopt en vervangen door een studentenhuis. De oude wasserij is verbouwd tot woningen en kamers voor studenten. Op 18 maart 2014 was de herbestemming een feit: 63 studentenkamers en 6 starterswoningen.

Dit stuk is van Bert Poortman en eerder gepubliceerd in het Stadsblad.