Beeld Paus Adrianus bijna af
Eind juni van dit jaar koos een jury van het Prins Bernhard Cultuurfonds Anno Dijkstra uit als maker van het beeld van Paus Adrianus VI. Op donderdag 17 december is iedereen tussen 15.00 en 15.20 uur op Pausdam welkom bij de publieke onthulling van het beeld door burgemeester Jan van Zanen. Maurice van Lieshout volgde voor Oud-Utrecht the making of Adrian.
Haarlem, 9 september 2015, atelier Anno Dijkstra
Bij binnenkomst in het atelier valt het beeld van Adrianus meteen op: een slanke, maar toch krachtige figuur, de ogen gesloten, een glimlach om zijn lippen. Hij staat op een hoge sokkel die dankzij wiggen in de vier hoeken boven de grond lijkt te zweven. Dat hij een beetje scheef staat, lijkt de paus niet te deren.
De kunstenaar is bezig met het vastzetten van de wiggen en kan daardoor niet zien wat er precies boven zijn hoofd gebeurt. Plots komt Adrianus even los van de sokkel, zwaait verontrustend van rechts naar links en er dreigt een rampzalige val. Gelukkig hervindt de kerkvorst zijn evenwicht en keert hij terug tot de ruststand. Anno Dijkstra besluit dan het beeld toch maar eerst op de sokkel te fixeren alvorens verder te gaan met het stellen van de wiggen.
Nieuw ontwerp
Als een van de drie genomineerden om een schetsontwerp in te dienen, verraste Dijkstra de jury in april met het ontwerp van een paus die letterlijk op zijn kop staat. Hij rust op het wortelstelsel van een boom en is daardoor verbonden met zijn geboortegrond. Zijn hoofd bevindt zich op ooghoogte van de toeschouwer waardoor een 'ontmoeting mogelijk is van aangezicht tot aangezicht'. Op die manier vertaalde de kunstenaar de associaties die de levensgeschiedenis van Adrianus bij hem opriepen: 'omwentelen, veranderen, transformatie, anders kijken, een paus die strijdt tegen fundamentele krachten'.
De jury was onder de indruk van het 'kordate' en opvallende ontwerp, maar niet alle leden waren ervan overtuigd dat de symboliek op de historische locatie van Pausdam recht zou doen aan een paus uit de 16e eeuw. Dijkstra en een van zijn mededingers werden uitgenodigd hun ontwerp aan te passen.
Anno Dijkstra: 'Het tweede ontwerp zat al in de pijplijn. Met het idee van de wiggen was ik al in eerder stadium bezig. Ik begin altijd met het maken van schetsen en driedimensionale proefvormen.' Hij laat er enkele van zien. In een ervan spiegelt het beeld zich vanuit een ruwe onderkant. De figuur van de paus komt uit die vorm tevoorschijn op de manier waarop Rodin dat vaak deed. 'Uiteindelijk ben ik met twee ontwerpen verdergegaan. Ik koos ervoor om het andere - dat van de omkering - aan de jury te presenteren. Ik moet de keuze maken. Dit tweede ontwerp is technisch en budgettair eenvoudiger. Het maakt me verder niet uit dat er een aangepast ontwerp gevraagd wordt. Ik zoek net zo lang tot ik mijn idee kan realiseren. Het is mooi dat ik tussen grote namen genomineerd ben en dat mijn ontwerp uitendelijk gekozen is.'
Stellen en wegen
Hij licht toe waarom hij de sokkel op wiggen zet: 'Wiggen gebuik je in de bouw om te stellen en iets voorlopig op zijn plaats te zetten, daarna kun je het definitief maken. Bij dit beeld betekent het: vragen stellen bij herdenken. De wiggen suggereren dat dit beeld de toekomst nog in zich heeft, dat het nog bevestigd moet worden. Dat is vandaag de dag lastiger, reputaties zijn niet voor de eeuwigheid. Een voorbijganger zal zich afvragen "moet dit niet nog afgemaakt worden?" '
'Wiggen staan voor mij ook voor "iemand wegen". De houding van Adrianus is afwachtend, alsof hij zegt: "Ik ben benieuwd hoe jullie mij wegen, wat jullie van me vinden, wat de kwaliteit is van mijn rol als paus." De wiggen vind ik uiteindelijk subtieler dan de omkering, al was het mooie daarvan dat je de paus recht in de ogen kon kijken.'
'Ik houd van een kordate ingreep en van helderheid. Dit beeld laat een klassiek ontwerp overeind, het sluit aan bij de traditie, maar de wiggen vormen een soort popart-ingreep in mijn eigen werk. Maar een echte popartkunstenaar zou waarschijnlijk een bestaand beeld op wiggen zetten.'
Schuim en klei
Als het ontwerp vaststaat, maakt Dijkstra eerst een vrij gedetailleerde maquette. 'Dat helpt me bij het artistieke proces. Als je vervolgens in het groot gaat werken, dan verander je natuurlijk weer het nodige.' Hij begint met een kern van PU schuim (ook Polyurethaan of pur genoemd, een tweecomponenten (hard)schuim met een waterdichte, gesloten celstructuur dat zowel sterk als buigzaam is). 'Uit het schuim snij ik de figuur, die ik dan kleiner maak en dan gaat er plasticine omheen. Dat is een soort klei die niet uitdroogt of hard wordt en kneedbaar blijft. Dan begint het boetseren, er gaan stukjes af, er komen stukjes bij.'
'Ik heb het beeld eerst op de vloer van mijn atelier opgezet, nog zonder de sokkel en wiggen. Vervolgens heb ik het opgetild en er een soort steiger omheengebouwd met bankjes en trapjes. Daardoor kan ik het beeld steeds vanuit het perspectief van de toeschouwer bekijken, dat werkt prettiger. Pas bij het werken aan dit beeld besefte ik dat beelden in kerken vaak aangepast zijn vanwege het bekijken vanaf een lager standpunt. Soms leg ik een figuur neer om bovenlijnen en horizontale lijnen te kunnen beoordelen.'
Met de sokkel en wiggen is hij veel tijd bezig geweest. 'Het was zoeken naar het juiste aantal treden van de sokkel en de hoek tussen twee treden. Ik ontdekte dat klassieke beelden meestal een sokkel hebben met treden waarvan de bovenranden een beetje schuin oplopen. Dat heb ik overgenomen. De wiggen worden van hardhout, ik denk dat die ook uit drie stukken gaan bestaan. Ik gebruik billinga, dat is een houtsoort die bijvoorbeeld ook voor sluisdeuren wordt gebruikt en uiteindelijk een soort loden kleur krijgt. Door de wiggen "zweeft' de sokkel dan zo'n 25 centimeter boven de grond; er kan licht onderdoor, maar er komen geen lampen onder.'
Tot eind september blijft Dijkstra aan het beeld werken: fixeren, verder boetseren en de details van het kleed en de handen afwerken. Bedoeling is dat het oppervlak van het kleed wel een beetje ruw blijft.
Vrijheid en poëzie
Dijkstra's visie op Adrianus is de laatste maanden niet veranderd, wel wat meer ingevuld: 'Ik kan me voorstellen dat hij erg vooruitstrevend was. Wat me raakte, is dat hij geprobeerd heeft de kerk van binnenuit te veranderen. Dat leeft nu nog. Hij weerstond alle verleidingen van de macht, dat is niet makkelijk. Ik vraag me af hoe het moet zijn om in zo'n machtscultuur terecht te komen. Je moet wel heel intelligent zijn, ook een praktische intelligentie hebben.'
Dijkstra, die ook als docent in Utrecht werkt, gaat regelmatig even naar de plek op Pausdam waar het beeld moet komen te staan. 'Het is nu een soort pleintje van stoeptegels, dat zou wat hoger mogen om ook fietsparkeren onaantrekkelijk te maken. Er moet geen hek om komen. Als je op Pausdam aankomt, moet het goed te zien zijn. Een voorbijganger zal eerst naar boven kijken, naar de figuur en het hoofd van Adrianus. Als zijn oog dan weer naar beneden gaat en hij of zij de wiggen ziet, dan hoop ik dat er een subtiele ontregeling optreedt.'
Hij ligt op schema. 'Ik werk niet met een heel strakke planning, meer op gevoel. Andere kunstenaars bouwen eerst een druk op en maken het dan af in een flow. Ik werk geleidelijker. Als je eenmaal aan het beeld werkt en het klopt, dan moet je ook de ratio loslaten, dan wordt het vrijheid en poëzie.'
Haarlem, 25 september, atelier Anno Dijkstra
Een delegatie van het Prins Bernhard Cultuurfonds Utrecht, onder wie Ella Derksen, projectleider pausbeeld, en enkele juryleden maken voor het eerst kennis met de life size Adrianus. Figuur en sokkel vormen nu één geheel, de wiggen bestaan uit twee en niet uit drie delen. Anno Dijkstra: 'De onderste wig wordt verzekerd in de fundering, de bovenste in het beeld.'
Adrianus' handen en voeten zijn veel verfijnder dan 2,5 week daarvoor en vooral opvallend is de transformatie die het kleed van de paus heeft ondergaan. Dat is nu doorsneden met verticale lijnen, alsof de groeven van zijn bestaan in zijn kleren in plaats van in zijn nog jeugdige gezicht zijn gaan zitten.
De bezoekers zijn onder de indruk. 'Kwetsbaar en weerbaar tegelijkertijd', zegt iemand. Een ander: 'een wijze en nobele uitstraling.' Een derde: 'een aanwinst voor de stad.' Ze lopen om het beeld heen, wijzen elkaar op details, beklimmen een trap om die van dichterbij te zien, ze sluiten deze Adrianus in het hart en hebben allemaal het gevoel dat de kunstenaar iets heel moois tot stand heeft gebracht. Die blijft bescheiden en vertelt nog eens hoe hij te werk is gegaan en voor welke keuzes hij stond.
Cuijk, 30 november, bronsgieterij Kemner
Adrianus is niet meer alleen. Het beeld, nog zonder handen of staf, nog zonder sokkel of wiggen, staat in een hal te midden van allerlei andere grote en kleine beelden, sommige klaar, andere nog wachtend op een volgende fase in de afwerking. Een kunstenaar is bezig haar beeldjes van uilen te bewerken met salpeterzuur en vuur waardoor het oxidatieproces versnelt en een bruin tot zwarte verkleuring ontstaat. De paus wachten nog vergelijkbare martelingen.
Het gieten van een bronzen beeld is een complex en tijdrovend proces.* Van het kunstwerk in klei wordt eerst een mal van siliconen gemaakt. Van dat negatief van het beeld maakt de gieter vervolgens weer een positieve versie van was die identiek is aan het beeld van klei. Om het wassen beeld maakt hij een nieuwe mal, nu van gips, zand of kunststof (ceramic shell). Het aanbrengen van 'rietjes', ontluchtingskanalen, moet ervoor zorgen dat bij het uitsmelten lucht ontsnappen kan. Als in die mal de was verhit wordt, smelt die en blijft de vorm van het beeld over. Die kan de gieter vervolgens vullen met brons. Van Adrianus zijn een mal van zand en - als reserve - gips gemaakt. Er wordt een scherp soort zand gebruikt met erdoorheen lijmsporen en dat wordt aangestampt tot een harde, betonachtige materie. Een gipsen mal heeft als nadeel dat er bronsdelen in het gips terechtkomen. Daardoor komen er op het beeld meer ongewenste ruwe randjes en uitsteeksels die met fijn ciseleerwerk weer verwijderd moeten worden. De gieter pakt de mal van gips of zand in in een bekisting, een harnas van zand, hout en metaal dat het geheel stevig op zijn plaats moet houden. Dan kan er eindelijk gegoten worden. Het brons wordt verhit tot ver boven de 1.ooo graden Celcius, de gieters trekken hun beschermende kleren aan en vanuit een smeltkroes gieten ze het hete brons als een lavastroom in de gereedstaande mallen. Als het brons is afgekoeld, kan het beeld worden uitgepakt en het afwerken beginnen.
Een bronzen beeld gieten is een operatie die alleen uitgevoerd kan worden door een gespecialiseerd team van goed op elkaar ingespeelde vakmensen. We zien hoe de mallen voor een nieuwe reeks beelden op een rij gezet worden en de gieters van Kemner die vanuit een grote smeltkroes een voor een vullen. Het is zwaar en precies werk dat uiterste concentratie en een uitgekiende taakverdeling vraagt.
'Onze' Adrianus (zo beleven de betrokkenen hem inmiddels) is sinds enkele dagen al van brons. Het ziet er nog uit als messing dat fel opglimt in het tl-licht. Ondanks de 'koele' uitstraling ziet de kleine, frêle figuur er aaibaar uit. Sommige bezoekers, deels dezelfden als twee maanden eerder in Haarlem, kunnen de neiging niet onderdrukken de paus aan te raken of zelfs zachtjes over het hoofd te strijken.
Hij is bijna af. Wat nog volgt is het aan elkaar lassen met brons van de losse onderdelen. Door zorgvuldig ciselereerwerk zijn de lasnaden later niet meer te zien. Dan volgt het patineren, het kunstmatig aanbrengen van een kleurlaag die ontstaat doordat het brons reageert met chemicalieën zoals ijzer- of kopernitraat. Adrianus krijgt de voor bronzen beelden typisch groene kleur en de Utrechtse buitenlucht zal die de komende tientallen jaren verder verfijnen.
Als alles aan elkaar is gezet - paus, sokkel, wiggen en fundering - gaat het geheel half december in groot transport van Cuijk naar Utrecht. Vijf eeuwen nadat gestart werd met de bouw van Paushuize arriveert de beoogd bewoner eindelijk ter plekke.
*Voor de beschrijving van het gietproces is dankbaar gebruik gemaakt van de informatie op www.bronsgieterijdehooischuur.nl
foto's Maurice van Lieshout (1, 4), Ilona Plaum (intro, 2, 3, 5, 6, 7)