De huidige torens van de Nicolaikerk. (Foto Herman de Wit)

Op pad met Oud-Utrecht: Utrecht in puin

De historische vereniging Oud-Utrecht maakt voor DUIC wandelingen door de stad, op zoek naar bijzonder erfgoed. Dit keer gaan we 350 jaar na de verwoestende storm die Utrecht op 1 augustus 1674 trof op zoek naar de sporen van dit ‘schrickelik tempeest’.

Het hevige onweer dat in de vooravond van die warme zomerdag enorme vernielingen aanrichtte, raasde over een brede strook vanuit Noord-Frankrijk over Brussel, Antwerpen naar het noorden om via Utrecht, Amsterdam, Alkmaar en Texel naar de Noordzee te verdwijnen. Utrecht werd zwaar getroffen. Het duurde slechts een uurtje, waarvan het eerste kwartier onvoorstelbaar heftig was, maar na afloop was de stad veranderd in een ravage. En niet alleen de stad. Mensen die na afloop op de wallen van de stad samendromden om de schade te overzien, zagen ook dat de kerktorens van Bunnik, Houten, Vleuten, Jutphaas en IJsselstein waren verdwenen of van hun spits ontdaan

We zijn goed op de hoogte van de verwoestingen door verslagen in kranten en door schipper en koopman Gerrit Jansz. Kooch die zich via zijn contacten in vele steden en dorpen op de hoogte stelde en op rijm een verslag schreef van de schade die de storm had aangericht. Over Utrecht merkte hij als eerste op: ‘Tot Uuttrecht was de schade groot, daer bleven ook veel mensen doot; van al de molens op de wallen, zoo sij ons schrijven daervandaen, en sijnder maer twe blijven staen, de andre altemael gevallen.’

Omgewaaide bomen
Een wandeling door de stad moet na de storm vrijwel onmogelijk zijn geweest. De straten lagen bezaaid met afgewaaide dakpannen en puin van omgewaaide gevels en ingestorte huizen. Het opruimen hiervan verliep uiterst traag, zodat het gemeentebestuur wagens en personeel vorderde om de boel op te ruimen. Ook werden wegen versperd door omgewaaide bomen. Wandelen we met Kooch van zuid naar noord door de stad dan vermeldt hij dat van de twee torens van de Nicolaikerk er één was ingestort. De spits bleek eraf en de toren werd later met het nog steeds bestaande lage Romaanse dakje afgedekt. Opmerkelijk is dat de andere toren, de zuidelijke, die niet lang daarvoor was verhoogd en van een carillon was voorzien, geen noemenswaardige schade had opgelopen. Het is een fenomeen dat we nog vaker zullen zien: het onweer ging gepaard met hevige valwinden die op de ene plek enorme schade konden aanrichten en gebouwen vlakbij onbeschadigd lieten. Het naast de Nicolaikerk gelegen Agnietenklooster, nu het Centraal Museum, was wel zwaar beschadigd. Iets verder naar het noorden bleek de aan de Oudegracht gelegen brouwerij De Boog grote schade te hebben opgelopen. De brouwerij, die al in het einde van de 16e eeuw bestond, werd hersteld en brouwde nog bier tot 1897. Nu zijn in de panden appartementen gevestigd.  

Het dak van de Buurkerk ingestort
Lopen we verder over de Springweg dan was daar door de storm de kloosterkerk van het Duitse Huis totaal omver geblazen. De kerk werd niet herbouwd en de kerkruïne in 1698 opgeruimd. Het klooster bleef staan en huisvest nu Grand Hotel Karel V. Verder naar het noorden had ook de Buurkerk de volle laag gekregen. De grote kap die de hele kerk overdekte, was ingestort. Het hoge dak zou worden vervangen door aparte daken over het middenschip en de verschillende zijbeuken, zoals nu nog te zien is. Wie vanaf het Buurkerkhof naar de Domkerk keek, kon even de indruk krijgen dat de Domkerk de storm ongeschonden had overleefd. De toren stond er onbeschadigd bij, met zelfs de windvaan fier in top, maar daarachter gaapte een enorm gat: het middenschip van de kerk was verdwenen.

Krachtige valwinden
Dat het schip was weggevaagd, terwijl de toren er nog ongeschonden bijstond, was opnieuw een gevolg van het heel plaatselijk optreden van enorm krachtige valwinden. Niet alleen de toren bleef gespaard, ook het transept en het koor van de Dom bleven overeind. Maar een paar honderd meter verderop waren de twee torens van de Pieterskerk op het dak van de kerk gestort, waardoor ook die kerk zwaar beschadigd raakte. De twee torens zijn nooit herbouwd: er is een nieuwe westgevel geplaatst en omdat met de torens ook de klokken ter aarde waren gestort, werd er een nieuw torentje met een klok op de viering geplaatst dat nog steeds de Pieterskerk siert. Iets verder naar het noorden overleefde de Janskerk de storm wonderwel. Zelfs de ene bouwvallige toren die de Janskerk nog over had van de twee die de kerk hadden gesierd, bleef overeind. Hij werd nog wel wat bouwvalliger en werd zeven jaar later alsnog gesloopt. Van de bomen op het Janskerkhof bleef er dan weer vrijwel geen een overeind.

De meest noordelijke kerk waarover Gerrit Jansz. Kooch berichtte en de laatste op onze wandeling, de Jacobikerk, kreeg ook de volle laag. De spits van deze kerk, die reikte tot zo’n 80 meter en voorzien was van een klein zijtorentje met een carillon van de befaamde klokkengieters de gebroeders Hemony, stortte door het kerkdak en het stenen gewelf. De spits werd pas in 1953 herbouwd, maar lager, waardoor de toren nu slechts 63 meter meet. In de kerk is nog steeds te zien waar de torenspits de kerk binnenviel: het stenen gewelf is daar nooit herbouwd, maar vervangen door een houten zoldering. Zo zijn ook na 350 jaar nog steeds tal van sporen te zien van het ‘schrickelijck tempeest’

Jacobikerk

De Jacobikerk zonder spits in de jaren twintig. (Foto Het Utrechts Archief)

Buurkerk

De vroegere hoge kap van de Buurkerk bestaat nu uit verschillende lagere daken, zoals op deze foto uit 1982 goed te zien is. (Foto Het Utrechts Archief)

Pieterskerk 1674

De zwaar beschadigde Pieterskerk, in 1674 getekend door Herman Saftleven, die in een groot aantal tekeningen de gevolgen van de ramp vastlegde. (Foto Het Utrechts Archief)

 Verder lezen