Jan Engelman
Jan Engelman (1900-1972) was behalve dichter en journalist ook muziek-, toneel-, beeldende kunst-, architectuur- en literatuurcriticus. Hij woonde vrijwel zijn gehele leven in Utrecht en kreeg in de stad, in de jaren na de Tweede Wereldoorlog, de status van 'kunstpaus'.
Jan Engelman (1900-1972) wordt tegenwoordig vooral herinnerd als de auteur van enkele gedichten zoals 'Vera Janacopoulos' (Ambrosia, wat vloeit mij aan [...]) en 'En Rade'. Gedichten die eens spraakmakend waren en inmiddels in de canon van de Nederlandse literatuur zijn opgenomen. Hoe belangrijk ook, we zouden Engelman onrecht aandoen wanneer we de aandacht beperken tot deze gedichten, of zelfs tot zijn gehele dichterlijke oeuvre. Engelman was behalve dichter- in willekeurige volgorde -auteur van beschouwingen en kritieken over literatuur, beeldende kunst, architectuur en muziek, toneelschrijver, vertaler, schrijver van reisverslagen, hoogleraar, gelegenheidsspreker, maker van tijdschriften, bestuurder, ja zelfs actievoerder! Zijn meest invloedrijke bijdragen aan de Nederlandse cultuur kwamen in de jaren twintig en dertig tot stand. In deze periode publiceerde hij zijn belangrijkste gedichten en literaire kritieken. In 1924 richtte hij samen met de schrijver Albert Kuyle (pseudoniem van Louis Kuitenbrouwer) en de architect Willem Maas het tijdschrift De Gemeenschap op. Hoewel de ondertitel Maandschrift voor Katholieke Reconstructie anders doet vermoeden, was De Gemeenschap in de eerste jaren nadrukkelijk een avant-gardistisch tijdschrift. De nummers laten een spannende mix zien van verschillende kunstdisciplines: poëzie, proza, beeldende kunst, architectuur, film, maar ook werd geschreven over politiek, vaak in polemische vorm. Het tijdschrift lag regelmatig overhoop met de katholieke autoriteiten en zette ook binnen de kunst- en literaire wereld de zaken vaak op scherp. Tot de vaste medewerkers behoorden, behalve de oprichters, schrijvers zoals Albert Helman, Hendrik Marsman en Anton van Duinkerken, de architecten Sybold van Ravesteyn en Gerrit Rietveld en beeldend kunstenaars als Jozef Cantré, Hendrik Wiegersma en Otto van Rees.
In de periode na de Tweede Wereldoorlog profileerde Engelman zich vooral als kunstcriticus en als bestuurder in de culturele wereld. Tussen 1932 en 1966 recenseerde hij met grote regelmaat tentoonstellingen en vanaf 1953 ook literatuur in dagblad De Tijd. In 1950 stelde hij de Nederlandse inzending van de Biënnale in Venetië samen. Van 1953 tot 1962 was hij hoogleraar nieuwere kunstgeschiedenis en esthetica aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht. In Utrecht was hij lid van de directie van het Provinciaal Utrechts Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen, lid van de gemeentelijke Adviescommissie Beeldende Kunsten en van 1951-1959 voorzitter van het Genootschap Kunstliefde.
Bron: Roman Koot, Kunstenaars versus kunstlievenden, Jaarboek Oud-Utrecht 2007
Afbeeldingen: portret Jan Engelman door Piet Vermeulen, Centraal Museum, en omslag De Gemeenschap door Sybold van Ravesteyn met in het midden Jan Engelman