Wilbert Smulders over De Gemeenschap als literair tijdschrift
Op vrijdagmiddag 24 januari hield Wilbert Smulders, universitair hoofddocent Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht, een lezing over het tijdschrift De Gemeenschap in het Stadhuis Utrecht. Smulders vertelde dat hij blij was met de belangstelling voor zijn lezing over De Gemeenschap. Want de belangstelling voor De Gemeenschap was volgens hem niet altijd zo groot geweest.
De Gemeenschap werd in januari 1925 opgericht door een aantal katholieke jongeren van eenvoudige komaf zoals Jan Engelman, wiens vader visboer was, Henk Kuitenbrouwer, Albert Kuyle (Louis Kuitenbrouwer) en Willem Maas. Maar ook Gerrit Rietveld behoorde tot De Gemeenschap. Ze hadden volgens Smulders een onmiskenbare uitstraling van enerzijds katholicisme en anderzijds modern engagement. Dat tref je volgens hem tegenwoordig nergens meer aan.
De wortels van De Gemeenschap lagen volgens Smulders in het Frankrijk van eind 19e eeuw. Rond 1900 had je daar een netwerk van katholieke bourgeois jongeren die zich tegen het oude, liberale Europa en het materialisme keerden. Ze verheerlijkten de Middeleeuwen, een wereld die nog niet versplinterd was. En opvallend was dat de moderne kunst hierbij een voortrekkersrol vervulde. Maar ze hadden ook radicale ideeën en hingen een soort oorlogsmystiek aan waarbij het oude Europa in bloed werd gesmoord. Dit mondde volgens Smulders onder meer uit in het fascisme van Mussolini.
Pieter van der Meer de Walcheren zou deze ideeën naar Nederland brengen. Van der Meer de Walcheren was oorlogscorrespondent in Frankrijk geweest voor de katholieke bladen in Nederland. Na 1918 keerde hij terug naar Nederland. Hij vond het hier volgens Smulders een suffe boel. Er was volgens hem niks te beleven en dat gold met name voor de katholieke wereld. In Nederland kwam hij echter ook gelijkgestemden tegen zoals Gerard Bruinegim en Erich Wichman en uit deze kringen van katholieke jongeren zou in 1925 De Gemeenschap ontstaan.
Kenmerkend voor De Gemeenschap waren volgens Smulders regeneratie en de afkeer van de democratie waardoor het allemaal fout was gelopen. Ook hadden ze elitaire opvattingen. De massa moest van bovenaf geleid worden en kunstenaars hadden daarbij het voortouw. Ze waren jong en rebels, zoals de jongeren in de jaren zestig, aldus Smulders.
Het tijdschrift De Gemeenschap had volgens Smulders een duidelijk eigen geluid. Het behandelde onderwerpen zoals muziek, kunst en toneel. Het was internationaal gericht, in de eerste plaats op Rome. Maar het was ook sociaal gericht, echter wel anti-socialistisch.
De Gemeenschap had, in vergelijking met andere tijdschriften, opvallend veel abonnees, zo'n 1500. Uithangbord waren de omslagen. Die waren veel avantgardistischer dan bij de andere culturele tijdschriften. De Gemeenschap kon zich wat dat betreft volgens Smulders meten met het tijdschrift De Stijl.
Kenmerkend voor De Gemeenschap was ook een 15 jaar durende polemiek tussen Menno ter Braak en Anton van Duinkerken. Dat ging onder meer over het individualisme en hoe je te weer stellen tegen het fascisme. De polemiek eindigde in 1940, na de Duitse inval, met de suïcide van Ter Braak. Anton van Duinkerken zou over Menno Ter Braak schrijven: 'Vijftien jaar lang hebben wij elkaar zo trouw bestreden dat het niet anders meer kon of wij rekenden op elkaar als vrienden. Dezelfde onderwerpen boeiden ons. Wij lazen vaak - zij het met verschillende waardering dezelfde auteurs. Regelmatig beoordeelden wij elkanders geschriften. In gesprekken maakten wij elkaar opmerkzaam op publicaties waarvan de een wist dat de ander er plezier aan zou beleven.'
Na de oorlog was de rol van Van Duinkerken uitgespeeld. Hij was achterhaald. Literair heeft De Gemeenschap volgens Smulders nauwelijks iets opgeleverd. Rietveld heeft als architect daarentegen wel naam gemaakt.