Grote Excursie: Utrechtse Kerkenkruis en immuniteiten

De Vereniging Oud-Utrecht organiseerde ook in het jubileumjaar 2023 een Grote Excursie, deze vond plaats op zondag 21 mei. Het thema was Het Utrechtse Kerkenkruis en zijn immuniteiten. We bezochten de vroegere immuniteiten die behoorden bij de kerken van het Utrechtse Kerkenkruis. Dat waren de Janskerk, de Pieterskerk, de Mariakerk en de kerk van de Paulusabdij, alle gelegen rond de Domkerk en de Salvatorkerk op het tegenwoordige Domplein.

De Grote Excursie 2023 werd geopend door Jan Bots namens het bestuur van Oud-Utrecht en Annemiek Roessen, de dagvoorzitter. Daarna kreeg rijks- en gemeentearchivaris Kaj van Vliet het woord voor een uitgebreide introductie op het ontstaan en de verdere ontwikkeling van de Utrechtse kapittels, de rol van de kanunniken en de bouw van vier kerken van het Utrechtse kerkenkruis. Hij schetste hoe de Sint-Salvatorkerk (Oudmunster) en de Sint-Maartenskerk (Dom) ontstonden en hoe bisschop Bernold (1027-1054) de Pieterskerk en de Janskerk stichtte en de Paulusabdij naar Utrecht haalde. De Mariakerk ontstond in 1080 en daarmee was het kerkenkruis compleet. 

De Paulusabdij volgde de kloosterregel van Benedictus en rond de andere kerken vormden zich kapittels van kanunniken, leefgemeenschappen van geestelijken die de minder strenge Akense regel volgden. Kaj liet zien dat deze kanunniken veel meer vrijheid kregen. 

Akense regel
Gemeenschappelijk koorgebed: dagelijkse viering van de kerkelijke getijden te vieren, de canonieke uren overdag (metten, terts, sext, none, vespers en completen) en de nachtwake (vigilie). Later ook het uur van de priem (na de metten en voor de terts).
Dagelijkse bijeenkomst van alle kanunniken onder leiding van de deken, direct na de priemgetijde: om voor te lezen uit de Regel en de Heilige Schrift en te beraadslagen over praktische aangelegenheden.
Stipendia: bisschop en zijn proost als plaatsvervanger moest alle kanunniken, ongeacht leeftijd of welstand, een uitkering (stipendium) verschaffen uit de goederen van de kerk: eten en drinken, plus kleding.
Een tiende deel van de inkomsten van een convent moest worden uitgedeeld aan de armen en gebrekkigen, in de vorm van aalmoezen of opvang in een hospitaal.
Kleding: kanunniken mochten geen kap (cuculla) dragen — dat was voorbehouden aan monniken — en ook geen wapens. Later kenmerkend voor de kleding van een kanunnik een almuis (almucium): een bonten kraag of schoudermantel voor tijdens de koordienst.
Elk kanunnikenconvent een claustrum: een met muren omsloten terrein of immuniteit waar de belangrijkste functies van het gemeenschappelijke leven waren geconcentreerd: de kerk, de eetzaal (refter), de slaapzaal (dormter), de voorraadkelders, het huis voor de koorknapen (pueri), de school waar zij werden onderricht, het huis voor de zieke en bejaarde broeders en de woonverblijven van de voorraadmeester, de kok, de bakker en ander personeel.
Eigen bezit of het bewonen van een eigen huis buiten de immuniteit waren toegestaan.
Taken buiten de immuniteit: met toestemming van de proost mochten zij — anders dan monniken - ook taken buiten het claustrum verrichten, bijvoorbeeld in de zielzorg of het bestuur van de kerk.

De omvang van de Utrechtse kapittelgeestelijkheid was niet erg groot. De aantallen kanunniken waren: Dom 40, Oudmunster 20, St. Pieter 30, St. Jan 20, St. Marie 30, St. Paulus ca 20. Maar bij elkaar en in vol ornaat leverden ze toch een indrukwekkend schouwspel bij processies etc.

Kaj gaf verder een toelichting op een aantal regels rond het kanonikaat en de prebende (het inkomen van de geestelijken).
1. Benoeming tot kanunnik. Vanouds door deken en kapittel, soms door bisschop of keizer, vanaf eind 13e eeuw steeds vaker door de paus.
2. Toelating tot een prebende (admissio). Betaling van het wijngeld, afleggen van de eed en installatie. Eerste 2 tot 5 jaar nog geen inkomsten uit prebende: in het eerste jaar (gratiejaar) vallen die toe aan de erven van de vorige bezitter van de prebende, de jaren daarna aan de kas van de kerkfabriek.
3. Eerste residentie (prima residentia). Betaling van entreegeld en afleggen van een eed. Kanunnik krijgt prebende en stemrecht in de kapittelvergadering (kapitulair kanunnik).
4. Tweede of normale residentie. Na 1 jaar ontheffing van de permanente residentieverplichting, opnieuw aflegging van een eed. Residentie op basis van vooraf bepaald rooster; absentie toegestaan onder voorwaarden (pelgrimage, studie, ziekte, bedreiging of procesdwang, dienstbetoon aan kapittel, kerk of bisschop, vakantie of behartiging van de vergoedingen (presentiegelden) bij particuliere belangen). Aanvullen daadwerkelijke aanwezigheid tijdens de koordienst.
5. Einde aan kanonaat en bezit van prebende. Meestal door overlijden, maar ook door ruil, afstand of ontzetting uit het ambt (door kapittel of hoger kerkelijk gezag).

Na de introductie van Kaj van Vliet en de lunch in het Utrechts Archief vertrokken de deelnemers voor een wandeling langs de (voormalige) kerken van het kerkenkruis: St. Paulusabdij (Utrechts Archief), Dom, Mariakerk, Janskerk en Pieterskerk. Onderweg kregen ze extra informatie van een zeer deskundige groep rondleiders: Els Jimkes-Verkade, Casper Staal, Frans Kipp, Raphaël Rijntjes, Kaj van Vliet. Tot slot was er een drankje in de tuin bij de Pieterskerk. Ze keken terug op een zeer instructieve dag, die weer prima verzorgd was door de Werkgroep Grote Excursie. 

Meer informatie:
Kerkenkruis reader Grote Excursie 2023 Het Utrechtse kerkenkruis en zijn immuniteiten, Els Jimkes-Verkade en Tolien Wilmer (bijlage onder deze pagina) 

Verder lezen
Utrecht, Europese kerkenstad, Jan Terlingen en Joris Engelbregt
In kringen van kanunniken, Kaj van Vliet.

Bijlage(n)
Kerkenkruis reader Grote Excursie