Lezing over wateroverlast en dijkbeheer

De Wageningse cultuurtechnicus Henk Nobbe hield op 25 november 2020 in Zalencentrum Utrecht-Zuid een lezing over de waterstaatkundige geschiedenis van de Gelderse Vallei. Een lezing over wateroverlast, waterschappen en dijken.

Zonder het waterschap krijgen we natte voeten. Zo simpel is het, aldus Henk Nobbe. Het waterschap is een van de oudste bestuursvormen die we kennen. Voorheen waren het particuliere instellingen. Pas bij de grondwetsherziening van Thorbecke in 1848 werden de waterschappen overheidsinstellingen.

Een waterschap heeft als taak om in een bepaalde regio in Nederland de waterhuishouding te regelen, aldus Nobbe. Het houdt zich bezig met de dijken, het zuiveren van het water en de af- en aanvoer van water. Elk waterschap heeft een gekozen algemeen bestuur en een dagelijks bestuur, beide voorgezeten door een dijkgraaf. Die wordt benoemd voor zes jaar. Het algemeen bestuur kiest uit haar leden een aantal heemraden om zitting te nemen in het dagelijks bestuur. Dit college van dijkgraaf en heemraden is volgens Nobbe te vergelijken met het college van burgemeester en wethouders bij een gemeente.

Lezing Henk Nobbe 4

Met de Grote Ontginning, die duurde van de 10e tot en met de 13e eeuw, werd het Hollandse landschap in cultuur gebracht. Door het inklinken van de bodem werd het noodzakelijk om polders en afwatering in te richten. Dat was de verantwoordelijkheid van de buurvergadering. Vanaf de 13e eeuw gingen de lokale polderbesturen samenwerken, wat uiteindelijk leidde tot de waterschappen. Het eerste officiële waterschap was het Hoogheemraadschap van Rijnland dat in 1255 werd ingesteld door graaf Willem II van Holland. Rond 1850 waren er nog zo'n 3.500 waterschappen. In 1950 waren het er 2.500 en tegenwoordig telt Nederland 21 waterschappen.

Lezing Henk Nobbe 2

De Zuiderzee ontstond in de vroege middeleeuwen als gevolg van een serie overstromingen. Hierbij verdween steeds meer land dat het oorspronkelijk binnenmeer, het Aelmere, van de Noordzee en de latere Waddenzee gescheiden had gehouden. Rond de Zuiderzee ontstonden zogeheten maatlanden die in de zomer droog stonden en in de winter onder water. In de late Middeleeuwen begon men met het ontginnen van deze maatlanden. En vanaf de 13e eeuw werden er waterschappen opgericht omdat de dorpen niet de verantwoordelijkheid voor de waterhuishouding wilden dragen. Want het waren vaak mensen van buiten die in de polders woonden.

Onderdeel van Gelderse Vallei was het Eemland, een streek in het noordoosten van de provincie Utrecht in het stroomgebied van de rivier de Eem. De Eem was een ondiepe moerasbeek die steeds belangrijker werd voor Amersfoort. Daarom was van belang dat de Eem op diepte werd gehouden. Vroeger viel de Eem tijdens de zomer namelijk vaak droog. In bronnen uit de vijftiende eeuw werd gesproken over een verbod om met paard en wagen de Eem over te steken. Tussen 1613 en 1615 werd de Eem vergraven tot een echte rivier. Dat was een enorme investering en er werd daarom door de Staten van Utrecht een waterschap opgericht om ervoor te zorgen dat de investering werd terugverdiend.

In de tweede helft van de 16e eeuw werd het hoogveen afgegraven. Dat leidde tot wateroverlast wat heel lang tot problemen heeft geleid. In 1651 werd daarom tussen Amerongen en Renswoude de Slaperdijk aangelegd, een reservedijk die het water moest tegenhouden als de Grebbedijk doorbrak. De Slaperdijk kende een aantal doorlaten, om het extra water naar het noorden te kunnen laten wegstromen. Maar dat leidde ook weer tot conflicten met de stad Amersfoort. Het kwam voor dat de boeren in het zuiden last hadden van hoogwater, terwijl ook in Amersfoort het waterpeil onrustbarend steeg. Soms moest daarbij het leger erbij te pas komen om de woedende boeren in bedwang te houden die de sluizen open wilde zetten.

In 1714 werd een convenant afgesloten waarin afspraken werden gemaakt voor een beter onderhoud van de Grebbedijk in ruil voor een beperkte afwateringsrecht naar de Eem. In 1801, tijdens de Bataafsche Republiek, kwam er een Staatsregeling waarbij men voor het eerst uitging van het solidariteitsprincipe en er rekening werd gehouden met andere departementen. Toch ging het in 1855 weer mis bij de watersnoodramp in Veenendaal. Op 5 maart brak de Grebbedijk door. Veenendaal moest worden geëvacueerd en zo'n 500 bewoners werden opgevangen in de Geertekerk in Utrecht. Lees hierover het verslag op deze site.

Er werden toen plannen gemaakt voor een kanaal die voor de afwatering van de Gelderse Vallei naar de Zuiderzee moest zorgen. Maar dat plan bleek te duur. Een plan van de provincie Utrecht uit 1919 om de Eem op haar smalste punt bij Baarn af te sluiten verdween ook in de ijskast. Vervolgens kwam het Plan Lely om de Zuiderzee af te sluiten en de Valleikanaal aan te leggen. Dat bleek wel mogelijk De Afsluitdijk was in 1932 klaar en de Valleikanaal werd aangelegd tussen 1935 en 1941. Het convenant van 1714 was daarmee niet meer nodig. Al vond er nog wel eens een overstroming plaats zoals in 1998.

Lezing Henk Nobbe 1

Lezing Henk Nobbe 3