Nieuws

De middeleeuwse kerk als vindplaats van Europa

In zijn lezing op 15 november 2018 schetste Prof. Dr. Justin Kroesen hoe het christendom in de middeleeuwen mensen uit heel Europa met elkaar verbond. In de elfde eeuw erkende vrijwel heel West-Europa het gezag van de paus in Rome. Paus Gregorius VII voerde toen een gestandaardiseerde Romeinse ritus in en die werd in de overgrote meerderheid van de kerken tussen Italië en Scandinavië nagevolgd. Dit versterkte het Latijn als de lingua franca van de kerk en de kloosters en leidde tot een ware renaissance.

Het niveau van culturele en intellectuele uitwisseling groeide en daarvan profiteerden de handel en de wetenschap in de opkomende steden. Europa had in de twaalfde en de dertiende eeuw geen binnengrenzen en bestond uit geografische regio’s die vloeiend in elkaar overliepen en onderling op vele manieren met elkaar in contact stonden. Zo vormde het Rijnland met Keulen en Utrecht één hecht cultuurlandschap. Utrecht was de enige Domstad in de Noordelijke Lage Landen, die kunstwerken importeerde en exporteerde en nadrukkelijk in Europa ingebed was.

De romaanse kerkelijke bouwkunst werd de eerste eenheidsstijl in de Europese architectuur. Overal werden romaanse kerken gebouwd volgens bouwkundige formules en met een ornamentiek die verrassend gelijkvormig was. Ze zijn naar het oosten gebouwd, bestaan uit een breed schip en een smaller koor, hebben massieve muren met kleine vensters, ronde bogen en een rijkversierd boogportaal aan de zuidkant. In de twaalfde en dertiende eeuw werd in heel Europa een indrukwekkende reeks kerken opgetrokken, die goed zijn gebouwd, uniform zijn en eigen kenmerken hebben naar gelang de lokale omstandigheden. Daarom koos de Europese Centrale Bank bij het ontwerp voor de eurobiljetten voor een romaans portaal voor het meest gebruikte eurobiljet, dat van 10 euro. De bouwkunst van de twaalfde en de dertiende eeuw verbeeldt de meest ‘pan-Europese’ fase in de kunstgeschiedenis.

In deze tijd ontstond ook in Utrecht een monumentaal kerkenlandschap, waarvan nog altijd veel is terug te vinden: de Pieterskerk als geheel, het schip van de Janskerk, het westwerk van de Nikolaikerk. Utrecht manifesteerde zich hiermee als kerkelijk, cultureel en politiek centrum van de Noordelijke Nederlanden. Het symbool van de stad, de Domtoren, bevestigde dit nog eens in de veertiende eeuw. Dé verkeersader van Noordwest-Europa was de Rijn en dat is ook goed te zien. De Utrechtse en de Keulse romaanse kerken hebben een Rijnlandse inspiratie die op Noord-Italiaanse modellen is geënt. Heel intrigerend is het schilderij van de verdwenen Mariakerk van Pieter Saenredam: deze kerk met zijn sobere westgevel lijkt zo uit Italië naar de Domstad te zijn getransplanteerd.

De Europese samenhang van de middeleeuwse kerkelijke kunst komt ook tot uitdrukking in hun interieurs. Kerken in Europa waren vrijwel overal op dezelfde manier ingericht, met dezelfde elementen die ruwweg op dezelfde plaats staan en die vaak voorzien zijn van een vergelijkbare beeldtaal. De reden hiervoor was de misliturgie die overal exact dezelfde was. Daarom kun je zeggen dat een Portugees die in de Middeleeuwen een willekeurige kerk in Finland binnenging geen enkele uitleg nodig had over de functie van de verschillende inrichtingsstukken noch over de betekenis van de meeste voorstellingen op muren, in vensters en op altaren. Europa vormde in de romaanse periode in cultureel opzicht een eenheid. Dat wordt ook zichtbaar op een tentoonstelling die volgend jaar in Museum Catharijneconvent te zien zal zijn. De titel hiervan luidt Noord en Zuid – middeleeuwse altaren uit Noorwegen en Catalonië. De opening is gepland op 24 oktober 2019.

In Nederland is van dat alles door vernieuwing en vernieling tijdens de late Middeleeuwen, de Reformatie, oorlogen en revoluties niets bewaard gebleven: geen enkel frontaal, baldakijn of beeldschrijn heeft in ons land ook maar een spoor achtergelaten. Toch exporteerde Utrecht toen altaarstukken, vooral naar landen rondom de Noordzee. Het belangrijkste nu nog bestaande Utrechtse werk is het altaarstuk uit Austevoll, bestaande uit een gesneden middenkast en beschilderde vleugels. In het middenstuk zijn drie nissen uitgespaard waarin staande heiligenfguren staan opgesteld. De stijl van de geschilderde scenes vertoont een sterke verwantschap met het werk van Amsterdamse schilders uit dezelfde tijd, waaronder Jacob Cornelisz van Oostsanen. Hopelijk lukt het in de toekomst nog eens om dit altaarstuk in Utrecht tentoon te stellen – “A Masterpiece Comes Home” zou mooie krantenkoppen opleveren.

Foto: Altaarstuk van Austevoll, Justin Kroesen