2021

PDF-bestanden van Tijdschrift Oud-Utrecht in deze jaargang: Tijdschrift 2021 01Tijdschrift 2021 02Tijdschrift 2021 03Tijdschrift 2021 04Tijdschrift 2021 05Tijdschrift 2021 06.

Voor korte inhoud per nummer zie hieronder.

december 2021

De wraak van Alva: het verzet van Utrecht tegen de Tiende Penning

Eveline van der Pool studeerde middeleeuwse en vroegmoderne geschiedenis in Leiden. Zij is docent geschiedenis en eigenaar van historisch onderzoeks- en adviesbureau Kijk op de Tijd.

In de jaren 1568-1572, aan het begin van wat later de Tachtigjarige Oorlog werd genoemd, verzetten de Staten van Utrecht en het stadsbestuur zich tegen de belastingplannen van de nieuwe Spaanse landvoogd. De invoering van een omzetbelasting van 10 procent op handel en nijverheid was volgens hen ongerechtvaardigd. Utrecht behoorde namelijk niet tot de Bourgondische erflanden en eiste een uitzonderingspositie op. Het verzet bleef niet zonder gevolgen en bleek uiteindelijk vergeefs.

 

Drie weduwen op Sparrendaal

Wouter van Elburg is architectuurhistoricus bij Vereniging Hendrick de Keyser en werkt aan een proefschrift over woonhuistypologie. Merel Haverman is historicus bij Stichting In Arcadië en redacteur van tijdschrift 'Het Buiten'.

Het verhaal van de vooraanstaande heren die de buitenplaats Sparrendaal bezaten, is al vaker verteld. De rol van hun vrouwen bleef tot nu toe onderbelicht. Nieuw archiefonderzoek geeft een beeld van de bezigheden van drie weduwen in drie eeuwen. Elk op hun eigen wijze leverden zij een belangrijke bijdrage aan de geschiedenis van de buitenplaats. Ze blijken stuwende krachten te zijn geweest achter de ontwikkeling van het dorp Driebergen, het nabijgelegen Rijsenburg en de bewoning van de Utrechtse Heuvelrug.

 

De vergeten volksbuurt Knipstraat en omgeving

Ton van den Berg is freelance-journalist. Hij maakte de tentoonstelling 'Singeldempers', die in september 2021 te zien was in het Stadhuis. Dit artikel vloeit daaruit voort.

Over de Stationswijk, die rond 1970 gesloopt is voor Hoog Catharijne, wordt nog wel eens gesproken. Maar het buurtje tussen het Leidseveer en de Daalsetunnel, dat ook tegen de vlakte moest, kent vrijwel niemand meer. Deze volksbuurt heeft ruim een eeuw bestaan en stond bekend als de Knipstraat en omgeving. Nu staan er kantoorkolossen van banken en bedrijven.

 

Opzicht en opstand aan het Houtplein

Jasper Bongers werkt aan een proefschrift over burgerschap en hygiëne in Utrecht 1866-2000. Duco Heijs studeerde Moderne geschiedenis en werkt als informatiespecialist.

Van 1924 tot 1977 lag er aan de rand van Pijlsweerd een heropvoedingscomplex. Onder toezicht van een opzichtersechtpaar werd daar rust, reinheid en regelmaat bijgebracht aan ‘onmaatschappelijken’. Hoewel sociologen veel hebben geschreven over de heropvoedingspraktijken van deze ‘woonschool’, is er nog weinig aandacht geweest voor het einde daarvan in de jaren 70. Daarbij speelde het Aktiecomité Pijlsweerd een belangrijke rol. Deze groep studenten en ‘gewone’ buurtbewoners representeerde een nieuw, anti-autoritair tijdperk.

 

Boekbespreking 50 jaar Nieuwegein

Arjan den Boer is eindredacteur van dit tijdschrift en een van de auteurs van het boek ‘Utrecht bouwt 1945-1975’ uit 2019.

De stad Utrecht viert volgend jaar haar 900e verjaardag, maar de gemeente Nieuwegein kon dit jaar al stilstaan bij haar 50-jarig jubileum. Buiten de eigen gemeentegrenzen staat deze groeikern vooral bekend als slaapstad met 'bloemkoolwijken'. Grootstedelijke benamingen als Cityplaza en Stadshuis wekken bij buitenstaanders de lachlust op. Krijgen we een beter beeld van deze gemeente in het fraai uitgevoerde boekwerk Nieuwegein 50 jaar, gepland gelaagd geslaagd, een initiatief van de Historische Kring Nieuwegein?

oktober 2021

Naar aanleiding van het boek Slavernij en de stad Utrecht is het oktobernummer van het Tijdschrift Oud-Utrecht gewijd aan thema's als slavernij, kolonialisme, oriëntalisme en ontdekkingsreizen. Het bevat de onderstaande artikelen.

 

Het Utrechtse slavernijverleden

Mark Ponte is verbonden aan het Stadsarchief Amsterdam en onderzoeksfellow bij het Mauritshuis in Den Haag. Hij doet onderzoek naar de zwarte gemeenschap in 17e-eeuws Amsterdam en in Nederlands-Brazilië.

Op 30 juni vond de presentatie plaats van het boek Slavernij en de stad Utrecht onder redactie van Nancy Jouwe, Matthijs Kuipers en Remco Raben. Het onderzoek kwam tot stand in opdracht van de gemeente. De onderzoekers concluderen dat de stad Utrecht formeel betrokken was bij de slavernij, zij het in geringere mate dan bijvoorbeeld Amsterdam. De betrokkenheid van Utrechtse bestuurders en inwoners bij kolonialisme en slavernij is lang buiten beeld gebleven, net als de zwarte aanwezigheid in de stad. Tegelijkertijd kan Utrecht gezien worden als een centrum van abolitionisme.

 

Buchelius en VOC-admiraal Van der Haghen

Arjan den Boer is publicist en eindredacteur van dit tijdschrift.

In Slavernij en de stad Utrecht wordt Steven van der Haghen (1563-1624) besproken, de eerste admiraal van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Door zijn verovering van Ambon op de Portugezen in 1605 kan hij als grondlegger van het koloniale rijk worden beschouwd. Van der Haghen was geboren in Amersfoort en woonde sinds ongeveer 1590 in Utrecht. Onuitgewerkt blijft in het boek zijn connectie met Aernout van Buchel (Buchelius, 1565-1641). Deze bekende jurist en geschiedschrijver was VOC-bewindhebber namens de Staten van Utrecht en trad op als belangenbehartiger van de Utrechtse admiraal, die erkenning zocht voor zijn pioniersrol.

 

Belle van Zuylen over slavernij en rijkdom

Suzan van Dijk is romanist en comparatist. Zij houdt zich bezig met vrouwelijk auteurschap in de 18e en 19e eeuw en is medeverantwoordelijk voor 'De brieven van Belle van Zuylen online' binnen het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (KNAW).

Het boek Slavernij en de stad Utrecht bevat een hoofdstuk over de 18e-eeuwse schrijfster die de eerste plaats bekleedt in de Utrechtse literaire canon en ook in het buitenland bekendheid geniet. Het stuk gaat in op de koloniale herkomst van het geërfde vermogen van Belle van Zuylen. De auteur van het hoofdstuk stelt bovendien dat zij zich niet of nauwelijks heeft uitgesproken over de slavernij. Persoonlijke documenten, met name haar omvangrijke correspondentie, zijn in het hoofdstuk niet gebruikt. Die kunnen echter tot een beter begrip leiden van wat Belle van Zuylen beoogde.

 

Bespreking The Orient in Utrecht, biografie Adriaan Reland

Armand Heijnen is historicus en publicist. Hij was als redacteur verbonden aan de Universiteit Utrecht.

Ook al was hij zelf nooit in het buitenland geweest, toch beschikte Adriaan Reland (1676-1718) over een verbazingwekkende kennis van de wereld. Hij bekleedde van 1701 tot 1718 de leerstoel Oosterse Talen aan de Utrechtse academie. Over deze opmerkelijke geleerde, die in meerdere opzichten zijn tijd vooruit was, is onlangs een zeer lijvig boek verschenen: The Orient in Utrecht: Adriaan Reland (1676-1718), Arabist, Cartographer, Antiquarian and Scholar of Comparative Religion.

 

Een gevelsteen voor Quint Ondaatje

Paul Krijnen studeerde Politieke Wetenschappen en publiceerde onder meer over de Utrechtse tekenaar Anthony Grolman. Hij is secretaris van het Utrechts Geveltekenfonds (UGTF).

Op 11 oktober 2021 wordt op een bijzonder eervolle plaats, aan de buitenmuur van het Utrechtse stadhuis, een gevelsteen onthuld voor Pieter Philip Juriaan Quint Ondaatje (1758-1818). Het was bepaald niet vanzelfsprekend dat deze revolutionaire voorman van de Utrechtse patriotten een gedenkteken zou krijgen. In zijn eigen tijd noemden medestanders hem ‘de meest verdienstelijke van Utrechts burgers’, maar hij werd door anderen verguisd als ‘een oproerkraaijende jongeling, een Asiatisch vreemdeling’. Ook later dacht men verdeeld over hem. Na het eerste voorstel voor een gedenkteken zou het maar liefst 35 jaar duren totdat dit er kwam.

 

Paul Julien, de laatste ontdekkingsreiziger

Peter Nieuwenhuizen studeerde Nederlandse Taal & Cultuur in Utrecht. Hij doet momenteel promotieonderzoek naar de Utrechtse drukkersdynastie Van Paddenburg in de 17e en 18e eeuw.

Tegenwoordig verbazen we ons over neerbuigende, koloniale termen als ‘pygmeeën’, ‘dwergvolken’, ‘negerstammen’, ‘wilden’ en ‘primitieven’. In de vorige eeuw waren dit gangbare aanduidingen voor de bewoners van nog 'onbekende' delen van Afrika. Utrechter Paul Julien (1901-2001) maakte vele reizen om de leefwijze en cultuur van deze mensen — waarin hij oprecht geïnteresseerd was — te ontdekken en hun onderlinge verwantschap te onderzoeken. Hij gebruikte de terminologie en onderzoeksmethodes van zijn tijd. Achteraf gezien was de wetenschappelijke waarde van zijn werk gering. Wel heeft Julien het toenmalige stereotiepe beeld van dé Afrikaan genuanceerd. Hij genoot nationale bekendheid als de ontdekkingsreiziger die meeslepend schreef over zijn expedities en daar prachtige foto's bij maakte.

 

Theo Verhoeven, Utrecht en de Floresmens

Gert M. Knepper is classicus en werkte aan de Universiteit Utrecht. Hij schreef de biografie van Theo Verhoeven (die ooit zijn docent was op het Christelijk Lyceum).

In 2003 deed een Indonesisch-Australisch onderzoeksteam een bijzondere ontdekking. Diep in een grot op het Indonesische eiland Flores werden resten gevonden van een voorganger van onze eigen soort, Homo sapiens. De 60.000 jaar oude botten bleken afkomstig van een tot dan toe onbekende soort mensachtigen, die nauwelijks meer dan één meter lang waren. De kleine mensensoort kreeg de wetenschappelijke naam Homo floresiensis oftewel Floresmens. Dat deze ontdekking een Utrechtse dimensie had, bleef tot nu toe onbelicht. De 'wegbereider' van de Floresmens was pater Theo Verhoeven (1907-1990), die in Utrecht studeerde en als eerste opgroef op Flores.

augustus 2021

 

De landschapschilder J.W. Bilders in Utrecht

Jeroen Kapelle is conservator 19e-​eeuwse kunst bij het RKD - Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis

De landschapschilder Johannes Warnardus Bilders (1811-1890) wordt vooral geassocieerd met de Veluwezoom. Als een van de eerste kunstenaars vestigde hij zich rond 1842 in Oosterbeek. Hij betrok er met zijn gezin een boerderijtje en werd een belangrijke spil in dit vroege kunstenaarsdorp. Tussen 1846 en 1853 woonde Bilders weer in Utrecht. Ook later bleef de band met zijn geboortestad bestaan. De Utrechtse jaren waren belangrijk geweest voor de vorming Bilders. Hij leerde er het vak en veroverde een plaats in het netwerk van kunstenaars, kunstbevorderaars en kunstkopers. Dit waren heel andere kringen dan waar zijn ouders zich in bewogen.

 

Zoektocht naar de Stichtse Lustwarande

Fred Vogelzang heeft vele publicaties over regionale historie op zijn naam staan en is wetenschappelijk onderzoeker bij de Nederlandse Kastelenstichting.

Het lint van buitenplaatsen tussen Utrecht en Rhenen wordt vaak de Stichtse Lustwarande genoemd. De suggestie die daaruit spreekt dat het om een samenhangend geheel gaat, is niet erg historisch. Maar waar komt de aanduiding dan vandaan en wanneer is die eigenlijk in zwang geraakt? De Stichtse Lustwarande blijkt een voorbeeld te zijn van ‘regiomarketing’ avant la lettre.

 

De uitvaart van kardinaal De Jong

Ton H.M. van Schaik is historicus, publicist en oud-redacteur van dit tijdschrift.

De begrafenisstoet van kardinaal De Jong op 13 september 1955 was er een met een lengte en funerair vertoon zoals Utrecht die niet eerder had gezien. De stoet vormde een afspiegeling van de katholieke zuil, die toen nog recht overeind stond. De herinnering aan de Duitse bezetting was nog levendig, net als die aan het geestelijk verzet daartegen onder leiding van aartsbisschop Jan de Jong. Zijn uitvaart zou een van de laatste grote manifestaties zijn van het Rijke Roomse Leven.

 

Bespreking: Heel Utrecht loopt uit!

Maurice van Lieshout is publicist. Hij heeft enkele publicaties over de Utrechtse universiteitsgeschiedenis op zijn naam staan en verzorgde de beeldredactie van 'De Utrechtse Student 1945 tot nu' (2018).

De expositie Heel Utrecht loopt uit! in Het Utrechts Archief en een gelijknamige publicatie tonen de rijke geschiedenis van de 20e-eeuwse lustrumvieringen van de Universiteit Utrecht. Tentoonstelling en boek bieden de bezoeker en de lezer een fraaie staalkaart van enorme spektakels en een versierde stad in feestsfeer. Maar was het wel een feest van en voor alle Utrechters?

 

De Musketon, verbindend element in Lunetten

Ester Smit is historica en lid van de commissies Communicatie en Cultureel Erfgoed (CCE) van Oud-Utrecht.

De Commissie Cultureel Erfgoed (CCE) van Oud-Utrecht heeft de gemeente verzocht om het multifunctionele centrum De Musketon in Lunetten op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen. De Musketon (opgeleverd in 1984) is namelijk een unieke tijdscapsule van Post 65-architectuur. Het exterieur, interieur en de samenhang met de omgeving zijn nog grotendeels intact. In de huidige verbouwingsplannen dreigen kenmerkende elementen te verdwijnen, zoals de theaterzaal en de zitkuil.

juni 2021

Het dubbeldikke themanummer 'De groene stad' van het Tijdschrift Oud-Utrecht van juni 2021 bevat onderstaande artikelen. De presentatie van 'De groene stad' is hier terug te kijken.



Groen in een groeiende stad

Roland Blijdenstijn werkte als cultuurhistoricus bij de Provincie Utrecht.

Groot is de diversiteit aan groen in Utrecht. Zoals het postzegelgroen van verborgen hofjes in de binnenstad, het wandelgroen langs de singels en het melancholische groen van de begraafplaatsen. Maar ook vooroorlogse wandelparken voor welgestelden in Oost, plantsoenen voor de middenklasse en volksparken als het Julianapark. In de naoorlogse wijken vinden we integraal buurtgroen en grote doe-parken. De laatste decennia zijn er zelfs parken aangelegd op oude industrieterreinen en spoorlijnen.

De tuin van Roelant Savery

Liesbeth M. Helmus is senior conservator Oude Kunst bij het Centraal Museum.

De Utrechtse schilder Roelant Savery (1576-1639) is vooral bekend geworden om zijn landschappen met dieren, maar hij maakte ook een aantal zeer gedetailleerde bloemstillevens. De kleurrijke voorbeelden groeiden in zijn eigen tuin aan de Boterstraat. Savery was begin 17e eeuw niet de enige Utrechter met een eigen ‘blomhoff’.

Museumtuin vol symboliek en ontmoeting

René de Kam is conservator Stadsgeschiedenis bij het Centraal Museum.

In 2021 is het 100 jaar geleden dat het Centraal Museum zijn deuren opende in een voormalig kloostercomplex aan de Agnietenstraat. Het is ook het jaar waarin daar de tentoonstelling ‘De Botanische revolutie. Over de noodzaak van kunst en tuinieren’ te zien is. De museumtuin, waarvan de wortels teruggaan naar laatmiddeleeuws Utrecht, speelt daarbij een belangrijke rol. Hoe ontwikkelde de tuin zich door de eeuwen heen en wat is daar in het hedendaagse ontwerp van terug te zien?

De tuin van Boothstraat 6

Michiel Plompis bestuurslid van de Nederlandse Tuinenstichting, Open Tuinendag Utrecht en Vrienden van Flora’s Hof.

Een van de grootste tuinen in de Utrechtse binnenstad was die van Boothstraat 6, waar de schrijver en theoloog Nicolaas Beets bijna een halve eeuw woonde. Beets heeft ook gedicht over zijn lommerrijke hof en zelfs zijn beroemde ‘moerbeitoppen’ lijken erop geïnspireerd. Door de plattegronden en beschrijvingen die Beets' kinderen maakten, komen we er veel over te weten. Moeilijk voor te stellen is dat deze uitgestrekte tuin rond 1600 nóg groter was.

Drie generaties Van Lunteren, (tuin)architecten en bloemisten

Dominique Vermeulen is bouwhistoricus en restauratie-adviseur bij Wevers & Van Luipen.

Gedurende de 19e eeuw combineerde de Utrechtse familie Van Lunteren een bloem- en boomkwekerij met een succesvolle ontwerppraktijk. Als belangrijke vertegenwoordigers van de Engelse landschapsstijl ontwierpen de drie generaties Van Lunteren prachtige buitenplaatsen voor welgestelden, maar ook publieke voorzieningen. Hun clientèle bestond uit aristocraten, bestuurders en een nieuwe klasse van industriëlen en ondernemende burgers. Zij werkten vaak meerdere generaties voor dezelfde families, vanuit hun kwekerij Flora's Hof.

De Utrechtse plantsoenendienst 1854-1954

Sofia Dupon is onderzoeker en adviseur cultuurhistorie.

Particuliere groenontwerpers als Zocher, Springer en Copijn zijn grote namen uit de historie van de landschapsarchitectuur. Minder bekend, maar voor de vorming van het Utrechtse stadslandschap minstens zo belangrijk, waren hun ambtelijke evenknieën. In de loop van de 19e eeuw ontstond een gespecialiseerde Utrechtse plantsoenendienst. De plantsoenmeesters kregen steeds meer een ontwerpende rol. Gemeentelijke ontwerpers als Denier van der Gon en Perk Vlaanderen drukten hun groene stempel op de stad. Actieve recreatie kreeg daarbij een steeds grotere rol.

De groene erfenis van Johan van Alff en Bram Galjaard

Bettina van Santen is adviseur architectuur en stedenbouw bij Erfgoed van de gemeente Utrecht.

‘We kunnen Utrecht gelukkig prijzen’, schreef het vakblad De Boomkwekerij in 1954. Het doelde op de komst van Johan Paulus van Allf (1914-1997) en Bram Galjaard (1924) als nieuwe directie van de Utrechtse plantsoenendienst. Zij werden verantwoordelijk voor het beheer van het bestaande groen én voor de groenaanleg in de nieuwe wijken. Het stadsgroen groeide tot 1970 met bijna 350 hectare aan parken en plantsoenen en zo’n 300 hectare aan speelplaatsen en speelweides. Tot op de dag van vandaag vormen hun groenontwerpen de dagelijkse leefomgeving van veel Utrechters

De groenvisie van kunstenaar Hans van Lunteren

Martine Bakker is architectuurhistorica en redactrice van 'Landschapsarchitectuur en stedenbouw in Nederland'.

Kunstenaars zijn altijd geïnteresseerd geweest in de natuur, al was het maar vanwege hun materiaal: natuursteen, pigmenten, het haar van kwasten, het bindmiddel van verf. Natuur in kunst is woest, adembenemend of verstild – zoveel kunstenaars, zoveel interpretaties. Voor Hans van Lunteren (1945) vormt het groen zijn beeldend materiaal. Zijn bekendste project in Utrecht is het Sjanghaipark.

De parken van Lunetten

Maarten Brinkman is historicus en schreef 'Lunetten. Geschiedenis van een Utrechtse nieuwbouwwijk' (2004).

Groen is een wezenlijk onderdeel van de identiteit van Lunetten, de 'bloemkoolwijk' in het zuidoosten van Utrecht. Bij het ontwerp werden bestaande landschapselementen gehandhaafd, zoals de forten waarnaar Lunetten genoemd is. Aan de randen van de wijk kwamen twee grote parken. Bewoners waren — en zijn nog altijd — nauw betrokken bij het groen in hun wijk, zowel in de vorm van inspraak als van actief groenbeheer.

De strijd voor het groene hart van Leidsche Rijn

Gerda Oskam is historica en voorzitter van de Historische Vereniging Vleuten De Meern Leidsche Rijn.

Het grootste stadspark van Nederland? Dat is het Máximapark in Utrecht, met 300 hectare ruim zes keer het Vondelpark. Het vormt het hart van Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern, waar inmiddels éénderde van de Utrechtse bevolking woont. In 25 jaar tijd is ten westen van het Amsterdam-Rijnkanaal een stad verrezen met de omvang van Delft, met het park in het centrum. Het groene en sociale hart van het nieuwe stadsdeel kwam niet zonder slag of stoot tot stand. Drie vrouwen speelden een hoofdrol.

'Bomenburgemeester' Frank van den Brink

Bettina van Santen is redacteur van dit tijdschrift.

In 1976 begon Frank van den Brink als tuinman bij de dienst Openbare Werken van de gemeente Utrecht. Al snel ontwikkelde hij een speciale interesse voor bomen. En zo begon een lange loopbaan waarin hij vele Utrechtse bomen beheerde en verzorgde, waaronder de legendarische rode beuk aan de Emmalaan. Nog dagelijks is hij als senior technisch boomadviseur volop bezig met ‘zijn’ bomen. Een gesprek met een gedreven man.

april 2021

Utrechtse muntschat voor de stad behouden

Maarten Brinkman is historicus en werkt bij het Centraal Museum.

Een muntvondst aan de Lange Nieuwstraat leidde in 1972 tot een eigendomsstrijd tussen de vinders en de eigenaar van de grond. Uiteindelijk bleef de gehele schat bijeen en sinds enkele jaren is het Centraal Museum definitief eigenaar. Zelden kon een muntvondst zo duidelijk in verband worden gebracht met historische gebeurtenissen als deze, namelijk met de Stichtse Oorlog van 1481-1483.

 

Rijk Rijksen Gzn. (1872-1944): Architect in Utrecht en Indië

Arjan den Boer is auteur van 'Vergeten gebouwen in Utrecht 1850-1940' (2020) en eindredacteur van dit tijdschrift.

Apotheek De Liefde aan de Voorstraat, hotel Noord-Brabant aan het Vredenburg en de winkel op de hoek Lange Elisabethstraat-Bakkerstraat. Deze drie geliefde jugendstil-panden in Utrecht zijn ontworpen door Rijk Rijksen Gzn. Tot nu toe was verder nauwelijks iets bekend over deze Utrechtse architect. Doordat zijn geboorte- en sterfjaar meestal verkeerd vermeld staan, is nooit de link gelegd met de architect die later in Nederlands-Indië werkte. Torens en torentjes kwamen steeds terug in zijn bouwwerken.

 

De 'Oliefaculteit' aan de Utrechtse universiteit

Henk J. van Rinsum is historicus en antropoloog. Hij hield zich bij de Universiteit Utrecht bezig met universitaire ontwikkelingssamenwerking en internationalisering. Hij werkt aan een boek over het koloniale verleden van de universiteit.

In 1925 begon er aan de Rijksuniversiteit Utrecht een Indologische opleiding voor toekomstige ambtenaren in Nederlands-Indië, de toenmalige Nederlandse kolonie. De opleiding was een conservatief antwoord op het ‘ethisch’ Indologisch onderwijs in Leiden. Bij de Utrechtse faculteit werkten enkele bijzonder hoogleraren die gefinancierd werden door het bedrijfsleven. Een belangrijke donor was de Bataafsche Petroleum Maatschappij en daarom sprak men al snel van de Oliefaculteit.

 

Utrechts eredoctoraat voor Eleanor Roosevelt

Frits Broeyer was hoofddocent kerkgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en schreef 'Het Utrechtse universitaire verzet 1940-1945' (2014).

‘Volk en Vorstenhuis eerden de treffelijke sociale strijdster Mrs. Eleanor Roosevelt’. Met deze kop opende het Utrechtsch Nieuwsblad op 20 april 1948. Het avondblad vestigde zo de aandacht op een gewichtige gebeurtenis eerder die dag in de Domkerk. Eleanor Roosevelt (1884-1962), de weduwe van de in 1945 overleden Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt, ontving toen namelijk een eredoctoraat in de rechtswetenschap van de Utrechtse universiteit.

 

Collectie De Soeten verliest laatste schatbewaarder

Han Ruyters is eigenaar van prentbriefkaartenantiquariaat 'Groeten Uit' in Utrecht. Hans Ebbink is kunsthistoricus en medewerker van 'Groeten Uit'.

Onlangs overleed Fernando de Soeten (1945-2020), die een enorme verzameling ‘Utrechtiana’ van J.A. Moesman en van zijn vader H.J. de Soeten beheerde en uitbreidde. Bovendien wist hij met grote gedrevenheid zijn collectie NSB en Tweede Wereldoorlog uit te bouwen tot museale proporties. De Soeten senior en junior waren verzamelaars pur sang.

februari 2021

 

Een scheikundelaboratorium op Sonnenborgh als chemisch erfgoed

Armand Heijnen is historicus en publicist. Hij was tot voor kort als redacteur verbonden aan de Universiteit Utrecht.

De Historische Groep van de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging kiest jaarlijks een locatie die het predicaat ‘Nationaal Chemisch Erfgoed’ mag dragen. In 2020 werd als derde historische plek museum en sterrenwacht Sonnenborgh in Utrecht aangewezen. Hier bevond zich eind 17e eeuw het ‘Laboratorium chimicum’ van Johann Conrad Barchusen, het oudste scheikundelaboratorium van Nederland waarvan resten bewaard bleven.

 

Opgravingen en vondsten bij het herstel van Utrechts singel

Bettina van Santen is adviseur architectuur en stedenbouw bij Erfgoed van de gemeente Utrecht en redacteur van dit tijdschrift.

Tientallen jaren is er gewerkt aan het herstel van de singel aan de noord- en westkant van de binnenstad. Het werk omvatte veel meer dan alleen het terugbrengen van water. Het hele singeltracé moest opnieuw worden aangelegd en ingericht. Daarbij is veel archeologisch onderzoek gedaan. De Weerdsingel Westzijde werd al rond de eeuwwisseling heropend, maar het meest ingrijpend was de recente reconstructie van de Catharijnesingel. Juist hier brachten archeologen bekende en minder bekende stukjes Utrechtse geschiedenis boven water.

 

Opkomst en ondergang van de spoorlijn Utrecht-Bilthoven-Zeist

Hans Buiter is historicus en publicist op het gebied van vervoer en toerisme. Hij is verenigingshistoricus van de ANWB.

Nederland telt veel verdwenen spoorlijnen. Eén daarvan is de spoorverbinding Bilthoven-Zeist, een zijlijn zoals er vele zijn geweest. Deze verbinding was van 1901 tot 1972 in gebruik en heeft grote invloed gehad op de stedenbouwkundige ontwikkeling van Zeist. Toen het reizigersvervoer gestaakt werd, raakte de spoorweg in de versukkeling. In Zeist herinnert er nog maar weinig aan. De rails zijn verdwenen en het stationsgebouw heeft plaatsgemaakt voor een appartementengebouw. Slechts het bordje Stationsstraat wijst er nog op dat hier vroeger een station stond.

 

Mariakerkbijbel: een bijzonder handschrift keert terug naar Utrecht

Bart Jaski is conservator handschriften en oude drukken (rariora) bij de Universiteitsbibliotheek Utrecht (UBU).

Een vrijwel onbekende bijbel uit 1463 is na eeuwen afwezigheid weer 'thuis'. Het handschrift werd in 2020 verworven door de Universiteitsbibliotheek Utrecht, die sinds 1844 de boekencollecties van de middeleeuwse kapittelkerken beheert. De mogelijkheid om daaraan deze 'Mariakerkbijbel' toe te voegen, kon de universiteitsbibliotheek niet laten passeren. De colofon en decoraties laten er geen twijfel over bestaan: het is een echt Utrechts manuscript. Maar het wijkt ook af van andere Utrechtse handschriften en hoe meer je er doorheen bladert, des te meer vragen er rijzen.

De gedigitaliseerde versie van de bijbel

 

Boekbespreking: De Utrechtse Catharinakerk

Llewellyn Bogaers is cultuurhistorica. Zij promoveerde op de verwevenheid van cultuur en religie in katholiek Utrecht, 1300-1600 en is directeur van Levend Verleden Nu.

De Catharinakerk aan de Lange Nieuwstraat kent een grillige geschiedenis. Het voortbestaan van dit middeleeuwse kerkgebouw hing meermaals aan een zijden draad. Deze lotgevallen komen aan bod in het boek De Utrechtse Catharinakerk, waarin meerdere auteurs hun licht laten schijnen op de bouwhistorie, de gebruiksgeschiedenis, het interieur en de kerkmuziek. De kerkgemeenschap komt er echter wat bekaaid vanaf.