Tijdschrift juni 2025

Het dubbeldikke themanummer van Tijdschrift Oud-Utrecht juni 2025 is gewijd aan 100 jaar De Gemeenschap: kunst, literatuur, muziek, film en architectuur 1925-1941. Losse tijdschriften zijn verkrijgbaar via de webwinkel en bij boekhandels in stad en regio Utrecht. Lid worden van Oud-Utrecht kan ook.

 

Honderd jaar tijdschrift en uitgeverij De Gemeenschap

Lex van de Haterd is neerlandicus, publicist en verzamelaar. In 2008 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam op de beeldvorming rondom De Gemeenschap.

In januari 1925 verschijnt in Utrecht de eerste editie van De Gemeenschap. Het wil geen ‘gewoon’ rooms-katholiek tijdschrift zijn. Om zich te onderscheiden van het katholieke jongerenblad Roeping zal het schoonheid combineren met sociale dienstbaarheid. De Gemeenschap wil stelling nemen en werken vanuit de katholieke beginselen, maar onafhankelijk zijn van de kerk en de Roomsch-Katholieke Staatspartij. Het moet ook meer zijn dan een literair blad. Vanaf het begin is er veel aandacht voor architectuur, beeldende kunst, film, muziek en toneel. En het tijdschrift bevat artikelen over levensbeschouwing, maatschappij en politiek. Met dit brede profiel onderscheidt De Gemeenschap zich van de confessionele bladen Roeping en Opwaartsche wegen, maar ook van niet-ideologisch gebonden concurrenten als De Vrije Bladen, Wendingen en De Stijl.

 

‘Dienstbare schoonheid’: De oprichting van De Gemeenschap in 1924

Niels Bokhove promoveerde in de wijsbegeerte en heeft daarnaast een brede interesse in cultuur- en literatuurgeschiedenis.

Een belangrijke aanzet tot de oprichting van De Gemeenschap was een vergadering in april 1924 in een Tilburgs café. Het doel was om de ‘katholieke schrijvers’ uit Noord- en Zuid-Nederland nader met elkaar te laten kennismaken. Daar werd feitelijk de kiem gelegd voor De Gemeenschap. Er was echter al een wat langere aanloop met onder meer de oprichting van de Utrechtsche Kunstkring in 1922.

 

De Gemeenschap en het modernisme in de literatuur

Wilbert Smulders was universitair hoofddocent Moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Hij publiceerde veel over literatuur en moderniteit.

De Gemeenschap was de literaire spreekbuis van de ‘jong-katholieken’ in het interbellum. Intrigerend is dat het culturele tijdschrift niet alleen zeer katholiek van signatuur was, maar tegelijkertijd opvallend avantgardistisch — bepaald geen vanzelfsprekende combinatie. Het is verheugend dat dit tijdschrift na 100 jaar nu uitvoerig wordt herdacht, maar ook enigszins verwonderlijk. In de naoorlogse periode had De Gemeenschap namelijk een slecht imago.

 

Drie architecten in De Gemeenschap

Arjan den Boer is publicist over geschiedenis en architectuur en tevens eindredacteur van dit blad.

Vanaf het eerste nummer schonk De Gemeenschap aandacht aan architectuur. De jonge Utrechtse architect Willem Maas (1897-1950) zat zelf in de redactie. Samen met redacteur Jan Engelman deelde hij zijn gedachten over schone bouwkunst. Spoorwegarchitect Sybold van Ravesteyn (1889-1983) haakte aan en schreef jarenlang bijdrages voor het katholieke blad. Daarnaast ontwierpen Maas en Van Ravesteyn omslagen. Dat deed ook Gerrit Rietveld, die niet zelf publiceerde in De Gemeenschap, maar wel besproken werd. Wat schreven de Utrechtse architecten zoal over hun vakgenoten?

 

Katholieke beeldhouwkunst en De Gemeenschap

Jaap Versteegh is kunsthistoricus, kunstenaar en eigenaar van Kunsthandel Pygmalion in Maarssen.

In het maandblad De Gemeenschap werd aandacht besteed aan literatuur, architectuur, muziek en film, maar zeker ook aan de beeldende kunsten. Het blad fungeerde als een podium voor jonge katholieken die op zoek waren naar nieuwe uitingsvormen van hun geloof. Bij het tijdschrift en de gelijknamige uitgeverij waren meerdere kunstenaars betrokken die later grote bekendheid kregen, zoals Jozef Cantré, Otto van Rees, Hendrik Wiegersma, Charles Eyck, Leo Gestel en Constant Nieuwenhuijs. De meesten hebben in de loop der tijd de nodige kunsthistorische aandacht gekregen, maar de beeldhouwers onder hen zijn enigszins buiten beschouwing gebleven. In welk opzicht is De Gemeenschap van invloed geweest op hun ontwikkeling?

 

Oudegracht 55, een artistieke broedplaats in het interbellum

Roman Koot is kunsthistoricus en werkt als bibliothecaris van het Rotterdamsch Leeskabinet en conservator Bijzondere Collecties aan de Erasmus Universiteit.

Oudegracht 55 bood tussen 1927 en 1940 ruimte aan de redactie van De Gemeenschap, een filmmaker, een architect en drie beeldend kunstenaars. Het pand moet hebben gebruist van artistieke energie, feesten, stevige discussies en ook vertwijfeling, want het waren roerige tijden. Tegenwoordig zouden we het een creatieve ‘hub’ noemen. Utrecht had in deze periode nog minstens twee van zulke plekken. Op Oudegracht 341 woonden Jan Engelman, Martinus Nijhoff en Cola Debrot en had Pyke Koch zijn atelier. En in het woonhuis van jonkheer René Radermacher Schorer op Wilhelminapark 12 werden met grote regelmaat soirees gehouden; het was een ‘zoete inval’ voor schrijvers en kunstenaars. Ook de gebruikers van Oudegracht 55 behoorden tot de vaste bezoekers.

 

Filmmaker Jan Hin en De Gemeenschap

Herman de Wit was programmeur van het Nederlands Film Festival en heeft veel gepubliceerd over Utrechtse film- en bioscoopgeschiedenis.

De Gemeenschap was voornamelijk gewijd aan literatuur en kunst, maar er verschenen ook regelmatig artikelen over film en bioscoop in het tijdschrift. Een hoge dunk hadden de schrijvers daarvan niet van films die in de bioscoop draaiden. Zo schreef Jan Bruna al in de eerste jaargang: ‘Ah, die bioscooppest, die krater van verderf, dat machinegeweer van zedeloosheid, die loudspeaker der zonde!’ Ook de af en toe verschijnende katholieke films konden geen goedkeuring wegdragen. Toch zou daarvoor binnen de gelederen van De Gemeenschap een eigen werkgemeenschap ontstaan: Hinfilm.

 

Jan Engelman op Oudegracht 341

Hans Ebbink is kunsthistoricus. Hij stelde de kleine expositie Getekend: Jan Engelman samen die van 22 januari t/m 22 februari 2025 te zien was in de Toonkamer, Oudegracht 341.

Oudegracht 341, gelegen tussen de Geertebrug en de Vollersbrug, is een bijzonder pand. Een ANWB-bord aan de gevel vermeldt de namen van bekende bewoners, allen huurders in de jaren dertig van de vorige eeuw. Pyke Koch had lang zijn atelier op de eerste verdieping aan de straatkant. Martinus Nijhoff verbleef enige tijd op diezelfde verdieping en voltooide daar zijn gedicht Awater. Cola Debrot schreef in dit pand zijn novelle Mijn zuster de negerin. Deze creatieve broedplaats was ook vijf jaar lang de thuishaven van dichter en kunstcriticus Jan Engelman (1900-1972). Hij betrok in de lente van 1932 de voorkamer op straatniveau, schreef daar zijn dichtbundel Tuin van Eros en verliet het pand in september 1937.

 

‘Eén ding dat grappig is’: C.C.S. Crone en De Gemeenschap

Marijke van Dorst onderzoekt leven en werk van C.C.S. Crone, publiceert over vergeten Utrechtse schrijfsters en is oprichter van Salon Saffier, podium voor literair erfgoed.

In het jaar 1925 waarin De Gemeenschap van start ging, werden enkele religieuze gedichtjes gepubliceerd van de 10-jarige Kees Crone, de latere schrijver C.C.S. Crone (1914-1951). Ze werden opgenomen in een kinderkerkboekje dat was samengesteld door zijn onderwijzer op de Sint-Gregoriusschool van de Fraters van Utrecht. Op dat moment ontwaakte Crones wens om wat hij schreef in druk te willen zien. In latere jaren was hij fanatiek bezig om zijn gedichten en verhalen gepubliceerd te krijgen, ook bij De Gemeenschap. Publiceerdrang, zou zijn oom Jan Engelman het ooit noemen.

 

Een ernstig streven in nieuwe vormen
De oprichting van het Museum voor Nieuwe Religieuse Kunst

Lieke Wijnia werkte onder meer als conservator bij Museum Catharijneconvent. Zij is Hoofd Kennis & Collecties bij Stedelijk Museum Schiedam en publiceert regelmatig over religie in moderne kunst.

Veel belangrijke moderne kunstcollecties zijn ontstaan in de jaren dertig van de 20e eeuw. Zo kreeg de moderne kunst in het Kröller-Müller Museum in Otterlo, het Kunstmuseum in Den Haag, het Stedelijk Museum in Amsterdam en Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam een belangrijke impuls. Daarmee werden de fundamenten gelegd voor de musea zoals we die tegenwoordig nog kennen. Weinigen weten dat er in die tijd ook in Utrecht een moderne kunstcollectie werd gevormd, met een wel heel bijzonder karakter: die van het Museum voor Nieuwe Religieuse Kunst. Er waren parallellen met het tijdschrift De Gemeenschap.

 

De Gemeenschap-uitgever Henri Nelissen en Joseph Roth

Korine Hazelzet is gepromoveerd kunsthistoricus. Zij doet onderzoek naar de religieuze avant-garde in het interbellum en droeg bij aan de tentoonstelling Tussen Hemel en Oorlog in Museum Catharijneconvent.

In 2022 verscheen de biografie Eindeloze Vlucht over de joods-Oostenrijkse schrijver Joseph Roth. Daarin wordt gesteld dat uitgeverij De Gemeenschap failliet ging aan de schulden die ze zich met Roth op de hals had gehaald. Zover is het niet gekomen, maar de geniale Roth heeft het de uitgeverij aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog wel lastig gemaakt. Over zijn relatie met De Gemeenschap is bekend dat de redacteuren Cornelis Vos en Anton van Duinkerken vriendschappelijke betrekkingen met hem onderhielden. Minder bekend is de rol van uitgever Henri Nelissen en zeker die van zijn vrouw Gree Nelissen-Gemke. Een kattebelletje van haar werpt nieuw licht op de bekendste roman van Joseph Roth, Radetzkymars.

 

Cris Agterberg en het Consthuys Sint Pieter

Joep Haffmans is kunst- en antiekhandelaar, verzamelaar en mede-auteur van Cris Agterberg. Beeldhouwer en sierkunstenaar (2001).

Cris Agterberg (1883-1948), in zijn eigen woorden ‘beeldhouwer en sierkunstenaar’, heeft zijn hele werkzame leven in Utrecht doorgebracht. In 1936 begon hij een tentoonstellingsruimte op Achter Sint Pieter 16, waar vele bekende en onbekende kunstenaars exposeerden. Onder hen waren medewerkers van De Gemeenschap, zoals Charles Eyck en Lambert Simon. Ook de architecten Rietveld en Maas kwamen er over de vloer. Aanvankelijk was Agterbergs actieve NSB-lidmaatschap kennelijk geen belemmering, maar dat veranderde met de Duitse bezetting.

Korte bijdragen:

  • Requiem door Karel Mengelberg, 1925 Emanuel Overbeeke
  • De Imbecielen door Charley Toorop, 1924 Lisette le Blanc
  • Mariaschool (Gerardus Majellaschool) door Willem Maas, 1933 Bettina van Santen
  • Affiche De Nieuwe Muziekschool door Otto van Rees, 1926 Lisette le Blanc
  • I Want To Be Ready door Lou Lichtveld, 1927 Lutgard Mutsaert
  • Omslag Blokken door Andries Oosterbaan, 1931 Bettina van Santen
  • Verbeelding van een gevoel van wilskracht door Janus de Winter, 1916 Marion van Oudheusden
  • Orso door Gerrit van ’t Net, 1933 Rozanne de Bruijne
  • Nieuwe legende van Elija door Marianne Philips, 1939 Bertram Mourits
  • C&A-ramen door Joep Nicolas, 1939 Arjan den Boer
  • Fontein Majellapark door Suzanne Nicolas-Nijs, 1938 Arjan den Boer