De bolwerken van Utrecht
Hoe heeft de stad Utrecht haar bolwerken gebruikt? Dat was de titel van de lezing die Bert Poortman, onder meer secretaris en webmaster van USINE, vrijdag 8 maart 2019 hield in het Bartholomeus Gasthuis. Zijn lezing bestreek maar liefst een periode van vijf eeuwen, vertelde Poortman, vanaf circa 1500 tot nu. En hij zou zo'n 50 afbeeldingen laten zien van de bolwerken, beloofde hij.
Halverwege de 16e eeuw werden in opdracht van keizer Karel V en onder leiding van bouwmeester Willem van Noort de bastions ofwel bolwerken de Morgenster, de Sterrenburg, Manenborgh en Sonnenborgh gebouwd. In 1577 werden daar nog eens vijf grote aarden bolwerken bijgebouwd: Lepelenburg, Wolvenburg, Lucasbolwerk, Mariabolwerk en het Begijnebolwerk. De bolwerken zijn overigens nooit gebruikt voor oorlogshandelingen.
Het eerste bolwerk dat in opdracht van keizer Karel V in 1544 werd gebouwd was het vijfhoekige bolwerk de Morgenster in het noordelijk deel van de stad, bij het begin van de rivier de Vecht. Al binnen enkele jaren na de ingebruikname werd de Morgenster verpacht. De echtgenoot van de Utrechtse verzetsheldin Trijn van Leemput had rond 1566 het bolwerk met een daar aanwezige molen in gebruik. Rond 1838 werd de Morgenster gesloopt. De locatie werd gebruikt om de gracht te verbreden maar er zijn nog steeds ondergrondse restanten van het bolwerk aanwezig.
De Sterrenburg lag in het zuidwestelijk deel van de stad. Het bolwerk is gebouwd tussen 1554 en 1558. Vanaf omstreeks 1600 kreeg het onder andere de functie van mestopslag. In 1842 werd de Sterrenburg grotendeels afgebroken. Een bij het bolwerk behorend huis met daaronder kazematten bleef bij de sloop gespaard.
In het zuidelijk deel deel van de stad werd in 1553-1554 de Manenborgh gebouwd. Hoewel bedoeld als verdedigingswerk, kreeg Manenborgh gaandeweg een functie als woonhuis en veestal. Bij de aanleg van het Zocherpark ging de Manenborgh deel uitmaken van dit singelplantsoen. De onderste delen van het bolwerk zijn bewaard gebleven. De restanten zijn een rijksmonument evenals de twee woningen die bij het bolwerk staan.
Het vierde bolwerk dat in opdracht van Karel V werd aangelegd was de Sonnenborgh dat in 1552 in gebruik werd genomen. Sonnenborgh is gelegen in de zuidoostelijke hoek van de binnenstad aan de singel. De hoogleraar Buys Ballot zorgde er halverwege de 19e eeuw voor dat de Sterrenwacht van de Smeetoren naar de Sonnenborgh verhuisde. In 1854 richtte Buys Ballot er het Koninklijk Nederlands Metereologisch Instituut (KNMI) op. Na het vertrek van het KNMI naar De Bilt in 1897 stond Sonnenborgh weer geheel in het teken van de sterrenwacht. In 2012 werd het sterrenkundig instituut opgeheven. Nu is er de Sonnenborgh - museum & sterrenwacht gevestigd.
Omstreeks 1580 werden onder leiding van de vestingbouwkundige Adriaen Anthonisz nog eens vijf grote aarden bolwerken bijgebouwd: de Wolvenburg, het Lucasbolwerk, het Mariabolwerk, het Begijnebolwerk en de Lepelenburg.
De Wolvenburg was gelegen in het noordoostelijke deel van het stadscentrum. Het bolwerk werd vernoemd naar de de toren de Wolf die direct ten zuiden aan de stadsmuur stond. Net als menig ander verdedigingswerk werd het bolwerk gaandeweg voor niet-militaire activiteiten gebruik. Zo bevond zich in de 18e eeuw een lakmoesmakerij op het bolwerk. Rond 1850 is het Wolvenburg met de sloop van de oudere verdedigingswerken heringericht om plaats te bieden aan een gevangenis. In 2014 werd de gevangenis gesloten. Het Rijk gaat de Wolvenburg dit jaar verkopen.
Op het Lucasbolwerk werd omstreeks 1722 de suikerraffinaderij Suikerhuis gebouwd dat vanaf 1844 onderdak bood aan een tegelbakkerij. In 1867 werd deze industrie gesloopt en het bolwerk geïntegreerd in het Zocherpark. Tegenwoordig is aan het Lucasbolwerk onder meer de Stadsschouwburg gevestigd.
Het Mariabolwerk was gelegen in het westelijk deel van het oude stadscentrum. Na aanleg bleek het Mariabolwerk een obstakel te zijn voor de scheepvaart over de grachten. Rond 1664 is het Mariabolwerk vergraven in de uitbreidingsplannen voor de stad.
Het Begijnenbolwerk was gelegen in het noordelijk deel van het oude stadscentrum ten noorden van het Begijnhof. In 1830 werd gestart met de sloop van de oude stadsverdediging. Het gebied van het Begijnebolwerk werd als eerste gesloopt. De contouren van het bolwerk zijn vandaag nog te zien.
In de 19e eeuw werd de Nieuwe Hollandse Waterlinie aangelegd met een aantal forten bij Utrecht. Vanaf 1830 werden de overtollig geworden Utrechtse bolwerken, stadspoorten, verdedigingstorens en stadswal grotendeels afgebroken. Met de afbraak kon in de volgende decennia - naar ontwerp van de landschapsarchitect Jan David Zocher jr. - op een groot deel van de voormalige verdedigingswerken het Zocherpark worden aangelegd.