Afgodsbeelden in de Mariakerk
De activiteitencommissie ontdekt steeds nieuwe verhalen over de geschiedenis van Utrecht en presenteert die in historische cafés en lezingen. Nu er door de coronacrisis geen bijeenkomsten mogelijk zijn, publiceren we op deze site korte signalementen. Deze verhalen komen uitgebreider terug zodra dat weer 'live' kan. Hier een verhaal van Piet van Dijck over de afgodsbeelden Fosta en Weda, afkomstig uit de Mariakerk, nu in de collectie van het Rijksmuseum.
Als nieuw lid van de Activiteitencommissie van Oud Utrecht wilde ik me inlezen in de geschiedenis van Utrecht. Dus leende ik een paar oude exemplaren van het Jaarboek Oud Utrecht. In 1935 schrijven van Vuuren en Evers dat er in de inventaris van de Mariakerk in 1525 melding gemaakt wordt van twee bronzen afgodsbeelden (duo ydola erea).
Deze beelden zijn van de heidense goden Fosta en Weda (Vesta en Wodan). Hoe kwamen deze in de Mariakerk terecht? Van Vuuren en Evers refereerden aan een reisverhaal van Edward Brown. Dit was een Engelse medicus die in 1668 de Mariakerk bezocht. Hij vermeldt in zijn reisverslag dat de beelden al vroeg in de kersteningsoorlogen in beslag zijn genomen. Ze zijn door Hendrik IV geschonken aan de door hem gestichte Mariakerk.
Op internet circuleren echter ook andere verklaringen. Zo beijverde Harmacarus, die in 800 als opvolger van Theotardus (beiden waren van Friese afkomst) bisschop van Utrecht werd, zich om alle restanten van de heidense godsverering in Friesland op te ruimen. Fosta of Fosterus is een vruchtbaarheidsgodin. De naam komt terug in de oude naam van Westergeest in Friesland, het vroegere Fostera-hiem. Terwijl Ameland vroeger Fostaland heette. Waar de beelden verbleven vanaf de 9e eeuw tot aan de inwijding van het koor van de Mariakerk in 1099 en de afronding in 1160 kan men slechts gissen.
De beelden kwamen bij de afbraak van de Mariakerk terecht in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen. Ze werden door Lodewijk Napoleon in 1811 genomineerd om naar Frankrijk te worden gestuurd ter verrijking van de Franse musea. Gelukkig verhinderde het verloop van de Napoleontische oorlog deze plannen. De te verzenden voorwerpen werden door inspecteur-generaal Temminck in beslag genomen en naar Den Haag gestuurd. Vandaar werden ze in 1822 op last van de Minister van Publiek Onderwijs, Nationale Nijverheid en Koloniën aan het kabinet van ’s Konings zeldzaamheden afgegeven. Bij de opening van het Rijksmuseum in Amsterdam zijn ze daar naar toe gegaan. Ze worden nog steeds bewaard onder catalogusnummer 81965.
Ik ben benieuwd of er inmiddels al meer bekend is over hoe en waarom deze beelden in de Mariakerk stonden. En waarom ze naar het Rijksmuseum zijn gegaan en bijvoorbeeld niet naar het Centraal Museum. Weet iemand meer? Dan horen we het graag (activiteiten@oud-utrecht.nl).
Bijlage(n)
JaarboekOud-Utrecht-1935.pdf