Magdalena de Passe: Graveur en modern ondernemer
De 17e-eeuwse Magdalena de Passe maakte niet alleen naam als bekwaam graveur. Met haar textielprints en het daarop verworven alleenrecht was ze ook een vernieuwend ondernemer. Tijdschrift Oud-Utrecht maakte in 2009 een serie Boven het maaiveld, met opmerkelijke Utrechtse vrouwen.
Net als haar vader en drie broers ontwikkelde Magdalena de Passe (1600-1638) zich tot een bekwaam graveur. Al snel onderscheidde haar werk zich dat van haar familieleden. Met het maken van afdrukken op linnen mutsen en ander textiel, waarvoor ze het alleenrecht verwierf, betoonde ze zich ook een modern ondernemer.
Er zijn maar weinig vrouwen in het verleden geweest die niet vanwege hun afkomst maar uitsluitend op basis van hun talent zich een belangrijke plaats in de maatschappij hebben verworven. Zo’n vrouw was de graveur Magdalena de Passe. Zij werd in 1600 in Keulen geboren als het jongste kind uit een doopsgezinde familie. Haar vader Crispijn de Passe de Oude was afkomstig uit Zeeland en had zich als graveur in Antwerpen gevestigd. Na de overgave van de stad aan de Spanjaarden in 1585 was hij gedwongen Antwerpen te verlaten en zette hij samen met zijn echtgenote Magdalena de Bock in 1589 te Keulen een succesvolle en internationaal opererende prentuitgeverij op. In 1611 moest de familie wegens hun geloof ook Keulen verlaten en verhuisden zij naar de Oudegracht in Utrecht. Magdalena werkte daar samen met haar broers, Crispijn de Jonge, Simon en Willem, in de werkplaats van hun vader die ook hun leermeester was geweest. Die prenten werden waarschijnlijk, net als in Keulen, door hun moeder in een winkel naast de werkplaats verkocht.
‘Vaardige en bekende graveur’
In tegenstelling tot haar broers, die hun werk begonnen te signeren op 17-jarige leeftijd, zette Magdalena haar naam al op prenten toen zij 14 was. Joachim von Sandrart, die in de jaren twintig van de 17e eeuw in Utrecht zijn schildersopleiding kreeg, vermeldt in zijn Teutsche Academie (1668-78) de namen van de zoons De Passe zonder verder commentaar, maar noemt hun zuster een ‘vaardige en bekende graveur’ en roemt met name haar landschappen. Inderdaad begon Magdalena zich al spoedig van het werk van haar vader en broers te onderscheiden door zich vooral te richten op het ‘moderne’ genre van het landschap, met of zonder verhalende scenes, in een opvallend fijne graveerstijl. Twee gravures maakte zij naar schilderijtjes van de Duitse schilder Adam Elsheimer die in Rome had gewerkt. Zij had dat werk ongetwijfeld bij de graveur Hendrik Goudt gezien. Goudt was in Rome met Elsheimer bevriend geweest en bracht na zijn terugkeer naar Utrecht in 1611 verschillende composities van Elsheimer in prent. Misschien heeft Magdalena in Goudt een tweede leermeester gehad, want haar latere prenten vertonen eenzelfde subtiele graveerstijl. Verder bracht zij werk van Utrechtse schilders in prent die, net als de familie De Passe, vanwege hun protestantse geloof uit de Zuidelijke Nederlanden naar Utrecht waren geëmigreerd. Zo graveerde Magdalena verschillende kust- en rivierlandschappen van Adam Willarts en berglandschappen van Roelant Savery. Een aantal van haar landschapsprenten uit de begin jaren twintig is van een Frans koninklijk privilege voorzien, wat de prenten voor kopiëren moest behoeden. Haar prenten zijn niet voorzien van het adres van een prentuitgever maar ongetwijfeld werden die door haar vader uitgegeven en verkocht. Het was in die tijd ook gebruikelijk om een prent als bewijs van vriendschap of respect op te dragen aan een bekend persoon die de prent dan als geschenk ontving.
Latona verandert de Lycische boeren in kikkers, Magdalena van de Passe
Latona verandert de Lycische boeren in kikkers, detail, Magdalena van de Passe
Drie prenten met scènes uit Ovidius’ Metamorfosen hebben zo’n dedicatie. Latona verandert de boeren in kikvorsen, gemaakt naar een schilderijtje van Elsheimer, droeg Magdalena op aan Nicolaas van den Bouchorst, heer van Hoeningen. Haar Dood van Procris, naar een ander werk van Elsheimer, heeft een dedicatie aan de bekende schilder Peter Paul Rubens. De tegenhanger, De eenwording van Salmacis en Hermafroditus (1623), naar een schilderij van Jacob Symonsz. Pynas, droeg ze op aan Jacob Cats ter gelegenheid van het feit dat hij in dat jaar raadpensionaris werd. Ook maakte Magdalena een prent van Rubens’ schilderij Juno zet Argus’ ogen in de pauwenstaart (Wallraf-Richartz Museum, Keulen). Wellicht heeft zij Rubens persoonlijk ontmoet toen hij in 1627 Utrecht bezocht en heeft zij hem bij die gelegenheid de prent aangeboden. Naar aanleiding van de verschillende prenten die zij van verhalen uit de Metamorfosen had gemaakt, vatten Magdalena en haar vader het plan op om een omvangrijk en kostbaar prentenboek met Ovidius-illustraties uit te geven dat prenten naar schilderijen of tekeningen van bekende eigentijdse kunstenaars zou moeten bevatten. Magdalena stortte zich ijverig op deze taak. Haar prent Venus en Adonis werd nog in een vers bezongen door Pieter Cornelisz. Hooft. Maar van een uitgave van zo’n Ovidiusboek is het tijdens haar leven nooit gekomen. De Métamorphoses d’Ovide van Pierre Du-Ryer werd uiteindelijk met 72 platen pas in 1677 uitgegeven door François Foppens in Brussel.
‘Ma gloire en Dieu’
Magdalena was op jonge leeftijd al bekend in kunstenaarskringen. Met de dichter en schilder Adriaen van der Venne was zij zeer bevriend. Van der Venne schreef op haar het gedicht ‘Sinnighe Zeevsche slyper/ aen de Eerbare, Seden-rijcke, Const-rijcke, Loofweerdighe Jonckvrou Magdalena vande Passe’, dat hij publiceerde in zijn Zeeusche nachtegael (Middelburg 1623). Niet alleen uit haar opdrachten van prenten aan belangrijke personen kunnen we afleiden dat Magdalena zich al jong in betere kringen bewoog, maar ook uit de paar zeldzame en fijn uitgewerkte portretjes die zij van adellijke dames produceerde. In 1620 graveerde ze het portret van Catharina van Pallandt, gravin van Culemborg.
Portret van Armgaert Elisabeth van Dordt van Roosendaal Magdalena van de Passe naar Paulus Moreelse 1624 Rijksmuseum.
Portret van Theodoor van Zuylen, Magdalena van de Passe 1624 Rijksmuseum
Uit 1624 dateren de portretjes van Armgaert van Dordt, vrouwe van Roosendael (naar een schilderij van Paulus Moreelse in kasteel Roosendaal) en haar in hetzelfde jaar gestorven verloofde Dirck van Zuylen van de Haer, schout te Utrecht. Waarschijnlijk waren deze portretjes als een in memoriam bedoeld. Begin jaren dertig gaf Magdalena les in het kopergraveren aan de befaamde en geleerde Anna Maria van Schurman, wier familie oorspronkelijk ook uit Keulen kwam. Hoe Magdalena er in die periode uit zag weten we uit een portret dat haar broer Simon in 1630 ter gelegenheid van haar dertigste verjaardag van haar maakte . In de lijst van het portret wordt Magdalena een ‘zeer beroemde vrouwelijke graveur’ genoemd (sculptrix celeberrima). Haar ernstig kijkende beeltenis in het medaillon wordt omlijst door haar devies Ma gloire en Dieu en onthuld door een doek die links wordt opgehouden door Pallas Athene als de godin van kunsten en wetenschappen en rechts door de personificatie van de graveerkunst, een vrouw met in haar hand graveer- en tekengereedschap (een koperplaat, burijnen, schraapstaal en een tekenhaak). De geleerde Aernout van Buchell, een huisvriend van de familie De Passe, schreef een Latijns lofvers op het portret dat kennelijk te lang uitviel om op de lege cartouche te worden gegraveerd. Daarin wordt zij een maagd genoemd ‘wier inborst door Pallas is gevormd’ en tevens gesteld dat ijver (‘die in haar prenten levend blijft’) belangrijker is dan vergankelijke schoonheid. Magdalena was niet alleen een getalenteerde maar ook een ondernemende vrouw. In hetzelfde jaar dat haar portret werd gegraveerd zette zij een uitzonderlijk project op. Zoals dat in die tijd vaker gebeurde, placht zij voor dure klanten koperplaten op satijn af te drukken. Nu begon zij ook te experimenteren met het afdrukken van koperplaten op linnen om daar huis- of slaapmutsen van te maken, die gedecoreerd waren met passende voorstellingen. Zulke mutsen, rond van vorm en ongeveer dertig centimeter hoog, werden door heren uit de betere kringen als informele kleding in huis of in bed gedragen. Op 26 maart 1630 kreeg Magdalena van de Staten Generaal een privilege voor drie jaar voor het bedrukken van zulke mutsen. Zij mocht als enige in de Nederlanden op linnen en ander textiel drukken, en haar portretten mochten niet dan met haar toestemming worden gekopieerd, afgedrukt of verkocht, op straffe van een boete van ƒ 150,-. In 1631 liet zij bij drie gelegenheden de vergadering van de Staten Generaal een aantal voorbeelden zien. Voor elk onderwerp kreeg ze steeds een privilege. De mutsen die zij de heren als voorbeeld toonde waren meestal gedecoreerd met portretten van voorvechters van de protestantse zaak, zoals de Poolse koning Sigismond III, de Zweedse koning Gustaaf Adolf en de Winterkoning Frederik V, of met afbeeldingen van recente overwinningen op de katholieken, zoals Gustaaf Adolfs overwinning op Tilly (1631) en de nederlaag van de Spaanse vloot in datzelfde jaar. Helaas is geen enkele muts bewaard gebleven.
Beperkt grafische oeuvre
In tegenstelling tot haar broers, die naar het buitenland vertrokken om daar verder carrière te maken, bleef Magdalena tot haar huwelijk bij haar ouders wonen. Zij trouwde toen zij 33 of 34 jaar oud was met jonkheer Frederick van Bevervoordt en verhuisde naar de Utrechtse Mariaplaats. Ze stopte waarschijnlijk met graveren, hoewel haar echtgenoot, die tot de verbannen remonstrantse elite behoorde, officieel in Sleeswijk-Holstein woonde. Na zijn onverwachte dood, negentien maanden na hun huwelijk, nam Magdalena de zorg voor haar vader op zich die inmiddels weduwnaar geworden was. Nog geen jaar na zijn overlijden werd zij zelf ziek. Op 22 januari 1638 werd zij begraven, waarschijnlijk in de Buurkerk, bij haar man en vader. Crispijn de Passe de Jonge, die een speciale band met zijn jongste zuster had en haar enige erfgenaam was, wijdde twee ontroerende verzen aan haar in zijn prentenboekje Les vrais pourtraits de quelques unes des plus grandes dames da la chrestiente (1640). Niet alleen het feit dat Magdalena slechts 37 jaar oud is geworden, maar ook haar huwelijk en latere zorgtaken waren er de oorzaak van dat haar grafisch oeuvre beperkt is gebleven. Dat zij zich als vrouw toch als zo’n bekende graveur heeft kunnen ontwikkelen is overigens niet alleen te danken aan het feit dat haar vader en broers dat vak uitoefenden (artistieke beroepen gingen vrijwel altijd van vader op zoon en in zeldzame gevallen dus ook op de dochter over), maar ook aan het feit dat zij een oudere zuster had. Het was deze Martha die tot haar huwelijk in 1614 haar werkende moeder in het huishouden bijstond, een taak die anders ongetwijfeld aan de begaafde Magdalena zou zijn toegevallen.
Door Ilja M. Veldman, van 1984 tot 2006 hoogleraar beeldende kunst tot 1800 aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Zij is een specialiste Nederlandse (prent)kunst van de 16e eeuw en publiceerde o.a. boeken over Maarten van Heemskerck, Coornhert en de familie De Passe. Als gastconservator van Stedelijk Museum Alkmaar en het Frans Hals Museum Haarlem bereidt zij een monografie en een tentoonstelling van het werk van Maarten van Heemskerck voor (2022/2023. Het artikel verscheen eerder in Tijdschrift Oud-Utrecht 2009, 03 als deel 3 in Boven het maaiveld, opmerkelijke Utrechtse vrouwen.
Elia rust uit op een rots langs de beek Kerit, Magdalena van de Passe naar Roelant Savery 1617 1634 Rijksmuseum
Pygmalion die verliefd wordt op zijn beeld, Magdalena van de Passe naar Gerard van Honthorst 1617 1634 Rijksmuseum
Landschap met molen, Magdalena van de Passe naar Adam Willaerts 1617 1634 Rijksmuseum
Lente, Magdalena de Passe.