Gouden Vrouwen in Stadsmuseum Rhenen
In januari 1951 werd tijdens de verbreding van de verkeersweg van Utrecht naar Arnhem tijdens graafwerkzaamheden bij Rhenen een oude Frankische begraafplaats gevonden. Ambtenaren van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) onderzochten de plek in 1951 en vonden diverse voorwerpen. In het laboratorium van de dienst in Amersfoort werden de vondsten schoongemaakt en gerestaureerd.
Dit jaar keren ze voor even terug naar huis, naar Rhenen: flonkerende sieraden met edelstenen uit India, munten, prachtig bewerkte gespen, delicaat glaswerk, huisraad en wapens. Ze zijn daar in 1951 gevonden, onderaan de Donderberg. Hier lag een grote vroegmiddeleeuwse begraafplaats. Maar liefst elfhonderd mannen, vrouwen, kinderen uit de Frankische periode (400 - 800 na Christus) kregen hier een graf. ‘Het wonder van de Donderberg’ was destijds nationaal groot nieuws. De circa drieduizend vondsten kregen na onderzoek een plek in de nationale archeologische collectie bij het Rijksmuseum van Oudheden. Een topselectie is in Stadsmuseum Rhenen te bewonderen in de expositie 'Gouden Vrouwen. Frankische schatten thuisgebracht', van 9 april t/m 7 december 2024. Vrouwen krijgen extra aandacht. Ze hadden - anders dan vaak wordt gedacht - macht en aanzien.
Archeoloog Alexander van de Bunt schreef in Jaarboek Oud-Utrecht 2015 over Wapengraven. Hieronder een introductie uit dat artikel, het volledige artikel is als bijlage beschikbaar.
WAPENGRAVEN
‘Denkend aan de vroege middeleeuwen komt al snel een periode van verval, barbarisme en de kerstening van het Nederlandse grondgebied in gedachten. Het was een periode van maatschappelijke en politieke onrust die ook wel bekend staat als de ‘Dark Ages’ omdat er nauwelijks geschreven bronnen over deze tijd bekend zijn. Tot de weinige gebeurtenissen die we uit bronnen kennen, behoort de komst van Willibrord (658-739 AD), die vanuit Utrecht (696 AD) samen met een groep monniken de Friezen wilde bekeren tot het christelijke geloof. Zowel in de Utrechtse geschiedschrijving als in de Utrechtse canon is dit de centrale gebeurtenis in de Merovingische periode. Archeologisch is de Merovingische periode juist één van de rijkste perioden uit de Nederlandse geschiedenis. Het was in deze tijd een algemeen gebruik om graven te voorzien van bijgiften, zoals sieraden, wapens en gebruiksvoorwerpen. Hierdoor is veel bewaard gebleven van de materiële cultuur. Daarnaast kan een scheiding gemaakt worden tussen bepaalde objecten die aan een man (wapens) en die aan een vrouw (sieraden) of kind het graf in werden gegeven.
Utrechtse grafvelden
In Utrecht zijn enkele Merovingische grafvelden met wapens bekend uit het einde van de zevende en de eerste helft van de achtste eeuw, namelijk het grafveld van Oud-Leusden, Leersum, de Donderberg en Laarseberg bij Rhenen en het grafveld van de Heul en de Geer in Wijk bij Duurstede. Daarnaast zijn er nog Merovingische grafvelden/graven bekend uit Utrecht, Leersum, Elst en uit Ouwehands Dierenpark in Rhenen. Deze laatst genoemde grafvelden zijn echter zo sterk verstoord dat archeologische kennis verloren is gegaan. Ze worden daarom niet behandeld in dit artikel. In vergelijking met de Merovingische grafvelden van Duitsland, zoals dat van Gellep-Krefeld met ruim 6.500 graven, zijn de voorbeelden in Utrecht bescheiden van omvang, maar niet in rijkdom.
Opgraving Donderberg
Ondanks de geringe omvang van de grafvelden geniet het grafveld van de Donderberg bij Rhenen internationale allure. Dit rijengrafveld is niet alleen het langst gebruikte maar ook het rijkste grafveld in Nederland uit de Merovingische periode. Het bevatte ruim 1.100 graven uit de periode van 375 tot 750 AD, waarvan ongeveer 300 crematies, 820 begravingen en 14 paardengraven. Uit dit grafveld zijn meer dan 3.000 voorwerpen geborgen; deze collectie bevindt zich nu in het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) in Leiden. Het grafveld van de Donderberg werd in 1950 ontdekt tijdens de verbreding van de Rijksweg die vanuit het westen Rhenen binnenkomt. Snel na de ontdekking volgde in het voorjaar van 1951 de opgraving door de toenmalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) samen met 25 tewerkgestelde arbeiders van de Werkverschaffing. Het grafveld van de Donderberg werd in rap tempo opgegraven. Zo werden in één maand maar liefst 260 graven opengelegd. In de periode van januari tot mei 1951 werden zo’n tien graven per dag blootgelegd, ingetekend en zorgvuldig leeggehaald. Dit is een extreem hoog tempo: tegenwoordig doen archeologen over het documenteren en leeghalen van één graf een hele dag. Na de opgraving zat de ROB met een groot capaciteitsprobleem, want de dienst was nog maar vier jaar eerder opgericht en kon de grote hoeveelheid vondsten en materiaal niet aan. Het materiaal werd ten dele uitgewerkt door Jaap Ypey, die in de jaren zeventig enkele resultaten en plattegronden publiceerde. In de jaren negentig hield Annette Wagner zich over een langere periode bezig met het materiaal van het grafveld. Uiteindelijk kon de uitwerking van de opgraving afgemaakt worden dankzij geld uit het Odyssee-project van het ministerie van OCW en de inzet van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, onderzoekers en conservatoren. Het onderzoek werd in 2012 gepubliceerd onder de titel ‘Das Gräberfeld auf dem Donderberg bei Rhenen’, ruim zestig jaar na de opgraving.
Vondsten
Vondsten Donderberg
In het grafveld op de Donderberg zijn in totaal 148 wapengraven gevonden ; het gaat om kleine combinaties per graf (bijvoorbeeld een sax met een bijl of pijlpunten samen met een spatha of een enkel wapen). Bij elkaar gaat het om 13 spatha’s, 33 saxen, 29 bijlen, 36 schildknoppen, 42 pijlpunten, 3 speerpunten en 83 lanspunten. Daarnaast werden in dit grafveld ook 14 paardengraven gevonden; paarden waren ook binnen het grafritueel een belangrijk statussymbool. Paarden in het algemeen waren net zoveel waard als een spatha, of zelfs duurder in het geval het een hengst betrof. Slechts één van deze paardengraven (graf 484) was voorzien van een spatha. De ligging van een rijk grafveld bij Rhenen is niet geheel onverklaarbaar. In de historische bronnen wordt ook gesproken over de rijkdom van het gebied rond Rhenen.
Cunera
Een van de bekendste bronnen over Rhenen in deze tijd is de legende van Cunera. Het verhaal spreekt van een prinses uit York, Cunera (circa 340 AD overleden), één van de tienduizend maagden die met Ursula van Keulen op pelgrimstocht gingen naar Rome. Tijdens hun reis werden de maagden overvallen door de Hunnen, maar Cunera werd gered door de Friese koning Radboud, die haar meenam naar zijn kasteel in Rhenen. Cunera maakte zich snel geliefd in Rhenen door haar zachtmoedige karakter tegenover iedereen in en om het kasteel, zelfs de armen. Dit wekte de jaloezie van Aldegonde, de vrouw van Radboud. Toen Radboud een keer op jacht was, werd Cunera met haar eigen halsdoek gewurgd door Aldegonde. Cunera werd begraven in de veestal, maar door een wonder werd de misdaad ontdekt. Koning Radboud liet Aldegonde geselen. Later probeerde ze te vluchten, stortte van de Grebbeberg en brak haar nek. Vervolgens zou koning Radboud zich tot het christendom hebben bekeerd. De legende van Cunera is pas later vastgelegd en niet geheel vrij van historische toevoegingen en aanpassingen. De naam Radboud komt in meerdere periodes voor, de bekendste was de Friese koning Radbo(u)d die in de tweede helft van de zevende en het begin van de achtste eeuw moet hebben geleefd, ruim drie eeuwen later dan Cunera. Hij staat in de bronnen bekend als een heidense koning die het christendom niet goed gezind was. Het bewind van deze Radboud verliep alles behalve rooskleurig. Hij raakte herhaaldelijk in conflict met het Frankische rijk ten zuiden van de Oude Rijn. Tussen 688-695 AD leed hij verschillende nederlagen tegen de hofmeijer Pepijn van Herstal, onder andere in de slag van Dorestad. Na deze nederlagen moest hij afstand doen van zijn claim over het Utrechtse gebied en daarmee over plaatsen als Dorestad en Utrecht. Het Utrechtse gebied kwam onder gezag van het Frankische rijk. Toch is een historische kern van de Cunera-legende niet helemaal uitgesloten. De genoemde Radbod leefde in de periode waarin het grafveld van Rhenen in gebruik was. In de legende van Cunera wordt onder andere de rijkdom en het belang van Rhenen beschreven, de datering van deze bronnen valt tevens samen met de begindatum van het grafveld. Daarnaast beschrijven de gebeurtenissen rondom de Friese koning Radbod het verval van de Friese invloed en de opkomst van de Franken en het christendom in het Utrechtse gebied. Deze historische en sociale veranderingen markeren de einddatum van het grafveld in Rhenen en van andere grafvelden in het Utrechtse gebied. Ook blijft de opkomst van het christendom een typerend thema binnen de geschiedschrijving van deze periode. Overigens plaatst de legende het verhaal van Cunera in de Romeinse tijd (ook een periode waarin het christendom al een eerste opmars maakte), veel vroeger dan de herintroductie van het christendom in de late Merovingische periode.
Het grafveld op de Laarseberg kent een minder fortuinlijke geschiedenis dan dat van de Donderberg. Het is tijdens ontginningswerkzaamheden in 1893 ontdekt en in de loop van de werkzaamheden vernietigd. Honderden vondsten zijn hierbij verloren gegaan. Ondanks de grote hoeveelheden sporen van crematies is het grafveld slecht onderzocht. Slechts enkele wapens en aardewerk zijn bekend van dit grafveld. Niet ver buiten Amersfoort vinden we het Merovingische grafveld van Oud-Leusden. Lang voor de opgraving bij Oud-Leusden begon, bestonden er al aanwijzingen dat dit gehucht vele eeuwen geleden een belangrijke nederzetting was. In de schenkingsoorkonde van Karel de Grote, daterend uit 777 AD, wordt een villa Lisiduna genoemd, die wordt geschonken aan de St. Maartenskerk in Utrecht. Het Lisiduna van de achtste eeuw werd door historici en archeologen gezocht nabij de oude kerk van Oud-Leusden. De aanwijzingen uit de schenkingsoorkonde werden uiteindelijk de reden om archeologisch onderzoek uit te voeren bij Oud-Leusden in het tracé van de geplande Rijksweg A28. Bij de aanleg zou in een strook van 100 meter breedte ten zuiden van de oude kerktoren niet alleen het bos geruimd worden maar ook de bodem drastisch worden verstoord. De opgraving werd uitgevoerd tussen 9 oktober 1982 en januari 1983, rond de plaats waar de bouwput zou komen voor het viaduct dat de Dodeweg over de nieuwe Rijksweg zou leiden. In deze opgraving werden niet allen bewoningssporen aangetroffen en vondsten gedaan uit de vroege en late middeleeuwen, maar ook uit de Romeinse tijd. De vondsten vormden de aanleiding tot een grotere opgraving, uitgevoerd door de ROB. Deze begon in maart 1983 en eindigde datzelfde jaar in augustus. Tijdens het onderzoek van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN) en de opgravingscampagne van 1983 werden een paar vroegmiddeleeuwse vondsten gedaan, maar verder werden er nauwelijks sporen gevonden. Hierop volgde een tweede campagne in maart 1984 die pas werd afgerond in april 1985. Deze opgraving zou het beeld van de eerdere opgravingen doen veranderen. Enkele maanden na de aanvang van de graafwerkzaamheden werd een proefsleuf gegraven waarin verscheidene graven aan het licht kwamen. Uiteindelijk werd hier een Merovingisch grafveld met ongeveer 160 graven blootgelegd. Het grafveld was aangelegd op een zandrug, die enkele meters boven de omgeving uitstak.
In de afgelopen eeuw is veel onderzoek gedaan naar Merovingische grafvelden binnen de provincie Utrecht. Dit heeft zowel interessante vondsten als interpretaties over deze tijd opgeleverd. Daartegen is veel archeologisch materiaal nog niet of slechts gedeeltelijk gepubliceerd en kunnen enkele vondstlocaties aangewezen worden als mogelijke Merovingische grafvelden. Onderzoek naar zowel nieuwe als oude opgravingen kan leiden tot nieuwe interpretaties van deze rijke elite van de vroege middeleeuwen.
Het lege graf
Rond 700 AD voltrokken zich verschillende sociale, religieuze en politieke ontwikkelingen die onder andere hun weerslag hadden in het grafritueel. Het belangrijkst was de opkomst van het christendom vanuit het Frankische gebied ten zuiden van de Rijn. De grote Merovingische rijengrafvelden die sinds het einde van de Romeinse tijd in gebruik waren, werden in de eerste helft van de achtste eeuw opgegeven. Daarvoor in de plaats kwamen begraafplaatsen nabij de nieuwe kerken en kloosters. Binnen de christelijke traditie waarin soberheid centraal stond en werd geloofd dat in de hemel alles al aanwezig is, werd het ongebruikelijk om grafgiften mee te geven. Bij deze ontwikkeling kan tevens opgemerkt worden dat begravingen in oost-west oriëntatie maar zonder bijgiften niet per se te betekenen dat de navolgers van deze nieuwe graftraditie (pas bekeerde) christenen waren.’
Tips
Op een Polygoon journaal van 1951 zijn de werkzaamheden en vondsten getoond. Zie verder.
Archeoloog Annemarieke Willemsen van het Rijksmuseum van Oudheden vertelde in een Youtube over het onderzoek van het Odyssee project naar de vindplaatsen op de Utrechtse Heuvelrug, waaronder die van het grote grafveld met de rijke vondsten van vier eeuwen en 20 generaties op de Donderberg in Rhenen.
YouTube
Verder lezen
In december 1951 gaf dr. P. Glazema van de ROB een lezing in het Bartholomeus Gasthuis voor de leden van Oud-Utrecht. In 1952 verscheen een bijbehorend verslag in Maandblad Oud-Utrecht. Zie bijlage
Archeoloog Alexander van de Bunt schreef in Jaarboek Oud-Utrecht 2015 over De Wapengraven van Utrecht. Zie bladzijden 13 tot 29.
Brochure tentoonstelling Gouden Vrouwen. Zie bijlage
De Wapengraven van Utrecht, in Jaarboek Oud-Utrecht
Beugelfibula's Rhenen, Rijksmuseum van Oudheden
Potten uit het grafveld, Rijksmuseum van Oudheden
Schijffibula's met almandijn rozetten, Rijksmuseum van Oudheden
Halssnoeren Rhenen, Rijksmuseum van Oudheden
Locatie Frankisch Grafveld op de Donderberg in Rhenen, Wikipedia
Gezicht op Rhenen, Jan van Goyen, 1649
Gezicht op de Rijn met Rhenen en omgeving, Jan de Beijer, 1750
Rhenen met Cuneratoren en Cunerakerk
Gouden Vrouwen. Frankische Schatten thuisgebracht.
Bijlage(n)
Dr. P. Glazema over opgravingen in Rhenen 1951
Archeologische vondsten te Rhenen 1952
Brochure Gouden Vrouwen
Activiteiten en lezingen bij de tentoonstelling