Tuinpoortje wordt geheime doorgang
Michiel Plomp verkent in zijn negentiende bijdrage over groen erfgoed in Utrecht opnieuw de Mariaplaats, maar nu de minder bekende, zuidelijke kant.
Het verdiepte plein voor het conservatorium kennen we als Utrechters allemaal. Maar hoe vaak loop je daar naar het einde van het plein, tot bij de achterkant van de Sint-Gertrudiskathedraal? Het is een fascinerend stukje Utrecht, vól met geschiedenis, waar een tuinpoortje van grote betekenis was.
1. Mariaplaats met de achterkant van de Gertrudiskathedraal, ca. 2020 (fotograaf Dick de Jong)
Kanunnikenhuizen
Rond de voormalige Mariakerk – ongeveer waar nu het K&W Gebouw staat – bevonden zich in de 15de en 16de eeuw verschillende grote, vrij liggende huizen met ruime tuinen. Sommige waren zo groot dat je ze bijna buitenplaatsen in de stad zou kunnen noemen. Het waren de huizen van de kanunniken, een soort wereldse monniken behorend bij de Mariakerk. In de tussenliggende eeuwen zijn deze huizen grotendeels ingebouwd geraakt of zelfs compleet afgebroken. Zo ook rond het pleintje achter het Utrechts Conservatorium, waar ooit zeven van dergelijke huizen stonden. Via opgravingen is het stadsarcheologen gelukt de ligging en onderlinge positie van deze zogenaamde ‘claustrale huizen’, te achterhalen.
2. A.F.E. Kipp, De immuniteit van Sint Marie in 1400 met de kerk en de claustrale percelen, I t/m XIX
Juist op het pleintje achter het conservatorium is recentelijk geprobeerd iets van die sfeer en bouwvolumes van de kanunnikenhuizen te recreëren. Aan de zuidkant van het plein staan sinds 1997 enkele moderne woonblokken, ontworpen door de Belgische architect Bob van Reeth van AWG Architecten. Hij nam de opgravingen als uitgangspunt bij zijn ontwerp, waarmee hij dus bijna letterlijk voortbouwde op de historie van de plek.
3. Gezicht op de voorgevels van de panden Mariaplaats 38-hoger, 1999-2001 (fotograaf K. Visser), Het Utrechts Archief (24177)
Bob van Reeth van AWG Architecten is de architect van deze huizen die in vorm, materiaal en bouwvolume verwijzen naar de oude kanunnikenhuizen.
Als je de weg weet, zijn er nog twee intrigerende zaken aanwezig van de monumentale kanunnikenhuizen. Zo is een zeldzame 14de-eeuwse tegelvloer van 3 bij 7 meter, die bij de opgravingen tevoorschijn kwam, opnieuw aangelegd; deze is in een aparte ruimte te bekijken. De andere bijzonderheid betreft een tuinpoortje, dat later een geheime doorgang is geworden.
4. De toegang tot de Mariahoek, ca. 2020 (fotograaf Dick de Jong)
Op deze plek stond ooit een fraai, van beeldhouwwerk voorzien poortje dat toegang gaf tot een tuin bij een kanunnikenhuis. In de loop der tijd is het een (geheime) doorgang geworden naar een schuilkerk en naar de Mariahoek.
Bijzonder tuinpoortje
Tegenover de woonblokken van Bob van Reeth en een beetje verstopt achter twee uitgegroeide vuurdoornstruiken bevindt zich een kleine doorgang, die wonderbaarlijk genoeg nog resteert uit die lang vervlogen tijd van de kanunniken. Het bood toen toegang tot de tuin van claustraal huis VI. Op afbeelding 2 is te zien hoe het poortje direct aansloot op de tuinmuur van huis VII aan de Mariaplaats. Heeft het poortje nu een fraaie houten omlijsting, in de vroege 17de eeuw was het nog mooier: toen stond er bovenop een, waarschijnlijk uit steen gehouwen, figuur van Vrouwe Fortuna, herkenbaar aan haar door de wind volgeblazen zeil. Andere tuinpoortjes met Fortuna ken ik niet, maar op gevels, bijvoorbeeld op gevelstenen, kwam deze vrouwenfiguur regelmatig voor.
5. Anonieme kunstenaar, De Mariaplaats met de Mariakerk, ca. 1617; pen en bruine inkt, incidenteel penseel en waterverf, 170 x 271 mm, Het Utrechts Archief (35583)
Omdat het tekenvel aan de linker- en rechterkant niet groot genoeg was, heeft de tekenaar de verhoudingen van de gebouwen die hij in beeld bracht niet goed weergegeven. Zo was bijvoorbeeld de tuinmuur veel langer (vergelijk met afb. 7, waarop de reconstructie van de werkelijke situatie te zien is).
Het bijzondere poortje is linksonder afgebeeld op een anonieme tekening van dit stukje van de Mariaplaats uit ca. 1617. We herkennen er de Mariakerk met de lange, vierkante toren en, in het midden, de lagere vieringtoren. De vieringtoren steekt uit boven het dak van claustraal huis VII. Dat grote huis sluit aan de rechterkant af met een trapgevel en weer rechts daarvan (het lijkt alsof de daken doorlopen) zie je het dak van het koor van de Mariakerk. Claustraal huis VI, waar het poortje bij hoorde, is niet te zien op de tekening, maar stond ter linkerzijde.
Terwijl rechts de bedrijvigheid van een markt is uitgebeeld, is het links bij de tuinmuur veel rustiger. Vanuit ons tuinpoortje ziet een rijk geklede dame het straatgewoel aan. In de tuinen achter haar staan verschillende bomen, waarvan de toppen boven de muur uitkomen. Precies boven de hoogste en grootste kruin is een achtkantige toren te zien met een uivormige bekroning. Een dergelijke traptoren bij een particulier stadshuis is nogal uitzonderlijk. Daarvan waren er in Utrecht destijds maar een beperkt aantal.
Claustraal huis VII
6. Johannes Jelgerhuis, Binnenplaats met zicht op claustraal Huis VII, 1818; zwart krijt, penseel en waterverf, 396 x 322 mm, Teylers Museum, Haarlem
Het is dan ook mede door deze toren dat ditzelfde plekje te herkennen is op een aquarel van de Amsterdamse kunstenaar Johannes Jelgerhuis van bijna precies tweehonderd jaar later. Ondanks het opschrift ‘bij de Marie kerk’ op de achterkant van de tekening, bleef de exacte locatie lang onbekend. Frans Kipp, de Utrechtse bouwhistoricus, vond uit dat het om claustraal huis VII ging. De toren heeft in de tussenliggende twee eeuwen zijn fraaie uivormige bekroning verloren, maar heeft nog steeds zijn achtkantige vorm. Ook de onderlinge positie van de huizen links en rechts is hetzelfde.
Dat het linker huis op de aquarel van 1818 een trapgevel heeft, terwijl hij die ontbeert op de tekening uit ca. 1617 zou kunnen bevreemden. Maar waarschijnlijk is dat een van de vrijheden die de vroeg-17de-eeuwse tekenaar zich veroorloofde. Zijn tekening is plezant en waardevol – het is een van de vroegste, goed herkenbare voorstellingen van de binnenstad –, maar het is niet wat je noemt een compleet betrouwbare topografische tekening. Dezelfde Frans Kipp heeft zich zelfs verstout om de tekening wat betreft de topografie te corrigeren!
7. Anonieme kunstenaar (ca. 1617) en Frans Kipp (2004), De Mariaplaats met de Mariakerk, fotokopie en potlood, 170 x 410 mm, particulier bezit (A.F.E. Kipp)
Met de aquarel van Jelgerhuis zijn we claustraal huis VII ineens dicht genaderd, althans het oostelijke deel ervan. Het grote huis is op een onbekend moment gesplitst en de andere, westelijke helft ligt achter de muur met het houten hekwerk erop. Ook al is het huis dan niet meer één geheel, een dergelijk getrouwe weergave van een kanunnikenhuis dat nog grotendeels zijn oorspronkelijke vorm heeft, is uiterst zeldzaam.
Tegelijkertijd zijn we via de aquarel getuige van een huiselijk tafereel van de propere huisvrouw (of haar werkvrouw) die net de was heeft opgehangen en uitgelegd, en nu de boel gaat aanvegen. Een klein kind in de deuropening loopt haar achterna. Verder komt de traptoren nu geheel in beeld. De opvallende gevelsteen met afgevlakt wapen geeft zijn geheimen niet meer prijs. De drie stokken die bovenin uit de ramen steken, zijn vermoedelijk aanvliegstokken voor vogels. Bij de bovenste verdiepingen van stadstorens creëerde men nog wel eens duiventillen voor de consumptie. Ook Saenredam laat zo’n constructie zien bij de toren van de Mariakerk op zijn bekende schilderij van de Mariaplaats uit 1662 in Museum Boijmans Van Beuningen.
De tuin komt er bekaaid vanaf, met het kleine grasveld en de niet te determineren klimplanten tegen de gevel van het huis en de toren. De duidelijk aanwezige scheidingsmuur geeft al aan dat deze aan die zijde aanzienlijk verkleind was, en dat geldt ook voor de andere kant. De benaming ‘tuin’ is hier zelfs amper meer van toepassing; eerder gaat het om een binnenplaats. Langs de rooilijn aan de Mariaplaats waren inmiddels diverse huizen vóór de kanunnikenhuizen gebouwd. Terwijl je in de 17de eeuw op die plek slechts tuinmuren zag, met af en toe tussen de bomen een glimp van een vrijstaand huis, stonden er in de 19de eeuw huizen keurig in het gelid naast elkaar. De kanunnikenhuizen waren afgebroken of gesplitst en als achterhuizen aan het zicht onttrokken.
8. Anthony Grolman, Gezicht op de voorgevels van de huizen aan de westzijde van de Mariaplaats te Utrecht, uit het zuidoosten, kort voor hun afbraak, 1894; potlood, penseel en waterverf, 250 x 351 mm, Het Utrechts Archief (30727)
Deze huizen aan de Mariaplaats zijn afgebroken in 1894/95 ten behoeve van de bouw van het St.-Joannes de Deo ziekenhuis. Helemaal rechts is een stukje te zien van een huis met een strakke puntgevel. Dit huis (en de huizen er rechts van) zijn in 1928 afgebroken voor de bouw van de rechtervleugel van het ziekenhuis. Op afb. 11 is het huis met de puntgevel nog te zien.
De totale verandering die hier heeft plaatsgevonden wordt duidelijk als je de linkerhelft van de anonieme tekening uit 1617 vergelijkt met Anthony Grolmans aquarel uit 1894. Het betreft hetzelfde huizenblok, maar de anonieme kunstenaar kijkt naar de zuidkant van het blok, terwijl Grolman meer de zuidoosthoek in het vizier had. Het voert te ver om beide tekeningen huis voor huis met elkaar te gaan vergelijken, maar als je de bleek en traptoren van het Jelgerhuis had willen zien, moest je aanbellen bij het meest rechts gelegen huis op het werk van Grolman. En voor het tuinpoortje annex de geheime doorgang – ja, die komt nu eindelijk aan de beurt – moest je juist helemaal links zijn op zijn aquarel.
Sluipweg
Helemaal links op Grolmans voorstelling zie je een donkere, hoge, raamloze gevel. Dat was (en is nog steeds) de zijkant van de Gertrudiskapel. Deze kapel werd na de Reformatie gevestigd in claustraal huis VI (afb. 2). Na de Reformatie mochten de katholieken hun geloof niet meer in het openbaar belijden en om die reden bouwden ze schuilkerken in al bestaande, grote huizen. Uiteraard kon zo’n schuilkerk geen voorname of zelfs maar een herkenbare ingangspartij hebben. Dat moest allemaal zo low key mogelijk. Het tuinpoortje, dat bij het grote huis hoorde, was dus ideaal: zonder op te vallen, konden de gelovigen zo de St. Gertrudis-kapel bereiken, toen nog ‘St. Geerte in de hoek’ geheten. Op de door Frans Kipp gecorrigeerde tekening uit 1617 is goed te zien dat het poortje op steenworpafstand van claustraal huis VI lag (afb. 7).
9. Johannes Jelgerhuis, Een doorgang in de Mariahoek(?), 1813; penseel en water- en dekverf, 273 x 214 mm, Het Utrechts Archief (35580)
In de loop van de 17de eeuw is de tuiningang uitgebreid tot een overbouwde doorgang en is de sluipweg meer een sluipgang geworden. Van die bijzondere doorgang heeft Johannes Jelgerhuis vermoedelijk eveneens een aquarel vervaardigd, maar dan wel een beetje veranderd en mooier gemaakt. Wellicht heeft hij er zelfs een van de laatste ‘klopjes’ in weergegeven: de in het zwart geklede vrouw tussen de twee groene deuren. ‘Klopjes’, waren ongehuwde katholieke vrouwen die een kuisheidsgelofte hadden afgelegd. In de vlakbij gelegen Mariahoek woonden in de 17de en 18de eeuw verschillende klopjes. De sluipweg ging (en gaat) namelijk niet alleen naar de kerk, maar ook naar enkele aangrenzende huizen die samen een soort pleintje vormen, de Mariahoek genoemd. De veelal 17de-eeuwse huizen hebben er vanouds bijna allemaal voortuinen. Het is mede daardoor een heel bijzonder plekje in de binnenstad; je waant je er in een heus begijnhof.
10. De Mariahoek, 2001 (fotograaf D.C. Goosen), Het Utrechts Archief (817991)
De Gertrudiskapel was tot 1914 in gebruik als godshuis. Sinds 1723 overigens niet meer van de katholieken maar van de oudkatholieken. De kapel werd verlaten door de ingebruikneming van de nabijgelegen nieuwe kathedrale kerk, eveneens gewijd aan Gertrudis. Inmiddels is de kapel gerestaureerd en maakt ze deel uit van het vergader- en congrescentrum ‘In de Driehoek’ aan het Willemsplantsoen (daar zit tegenwoordig ook de ingang). Met haar prachtige, gave 17de-eeuwse uitmonstering is het een Utrechtse bezienswaardigheid van allure.
Ziekenhuis en conservatorium
De schuilkerk, de sluipgang en de Mariahoek bestaan allemaal nog, maar dat kan niet gezegd worden van claustraal huis VII en zelfs niet van de huizen die er later omheen zijn gebouwd, zoals die te zien zijn op Grolmans aquarel. De percelen zijn eind 19de eeuw aangekocht door de hospitaalbroeders van Sint Johannes de Deo, een rooms-katholieke burgerlijke orde van verplegers, om er hun ziekenhuis te bouwen. Grolman schreef er zelf al bij dat de afbraak van de huizen op 15 november 1894 was begonnen. Door geldgebrek konden de broeders aanvankelijk alleen het gedeelte links van de hoofdingang bouwen. De rechtervleugel volgde zo’n dertig jaar later. Dit St. Johannes de Deo-ziekenhuis bestond tot 1971 en verhuisde toen naar het nieuwe ziekenhuis Overvecht. Het pand op de Mariaplaats is in dat jaar in gebruik genomen door HKU Utrechts Conservatorium.
11. Gezicht op de Mariaplaats met het ziekenhuis St.-Joannes de Deo, ca. 1898, Het Utrechts Archief (963). De huizen rechts zijn in 1928 gesloopt voor de bouw van de rest van het ziekenhuis (vgl. met afb. 8). Op de achtergrond links ziet men de St.-Dominicuskerk.
Nu u dit alles weet, houdt niets u meer tegen om het pleintje daar achter het conservatorium toch echt eens te gaan onderzoeken. Oude en moderne architectuur, een geheimzinnig overkluisde sluipweg en een verstild begijnhof vechten om uw aandacht. En er zijn in de buurt kroegen genoeg om weer bij te komen van zoveel geschiedenis.