Een speelhuisje aan de Drift
In zijn vierde bijdrage over groen erfgoed in Utrecht schrijft Michiel Plomp over een speelhuisje aan de Drift, dat hoorde bij Drift 8. Tuinhuisjes en theekoepels waren bijzonder populair in Nederland in de achttiende en negentiende eeuw. De schrijver Potgieter meldt in 1838 dat ze ‘er in Holland bij honderden’ waren. Deze kleine plezierhuisjes kennen we nu nog aan de Vecht, de Amstel, of in Broek in Waterland. We denken daarbij niet aan binnensteden. Maar daar waren ze ook, zelfs van de straat zichtbaar. Zo kon je ze in Utrecht vinden op het Domplein, aan het Janskerkhof, bij de Bemuurde Weerd en aan de Drift.
Johanna Alethea Oosterdijk, Huis Drift 8, ca. 1760-70, potlood en waterverf, Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, Amsterdam
Het speelhuisje aan de Drift hoorde bij Drift 8. Het stond er ook direct tegenaan. Op een tekening van Johanna Alethea Oosterdijk, vermoedelijk van ca. 1760-70 is te zien dat het iets uitstak vergeleken bij het grote huis. Het had aan de Driftkant een dubbelraam en aan de beide zijkanten smalle ramen. Men kon dus vanuit het huisje de hele gracht af kijken. Curieus is de kleine schoorsteen. Zou er binnen werkelijk een kachel hebben gestaan? Johanna kende het huisje heel goed. Ze was in 1736 in Drift 8 geboren en zal er in de zomer dus in en uit gelopen zijn. Haar ouders hadden het huis drie jaar eerder betrokken. Vader, Johannes Oosterdijk Schacht, was professor in de medicijnen aan de academie van Utrecht. Johanna had een zus Catharina Maria en twee broers: Herman, jurist en raadsheer in Utrecht en Nicolaas George, medicus en professor in Harderwijk en later in Leiden.
David Mulder, Portretreliëf van Johannes Oosterdijk Schacht, hoogleraar in de geneeskunde aan de academie van Utrecht, 1784, gips, Centraal Museum, Utrecht [Beeldbank UA 105962]
Terwijl de twee broers carrière maakten bleven de twee zussen, ongetrouwd, achter in het grote huis. Van Catharina Maria heb ik niets kunnen achterhalen, van Johanna wel. Op bescheiden wijze heeft ze enige naam gemaakt met twee tijdspasseringen die men toen voor jonge dochters passend vond: dichten en tekenen. Voor familieleden, zoals bij huwelijken en dopen, en voor een hogelijk gewaardeerde predikant Van Daverveld schreef ze lange gedichten. Van haar tekeningen en aquarellen is een hele groep bewaard gebleven bij het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap in Amsterdam. Behalve de weergave van haar geboortehuis zitten er bijvoorbeeld landschapjes bij die ze maakte bij logeerpartijen. Maar ook frivoler werk, zoals waaierblad-tekeningen, w.o. een met een cupidootje staande op twee ineengestrengelde handen die zo als een illustratie zou kunnen dienen bij haar huwelijksgedichten. Of dacht ze ondertussen aan haar welbespraakte dominee?
Johanna Alethea Oosterdijk, Ontwerp voor waaier met een Cupido staande op ineen gestrengelde handen, ‘Si la Foy manque, l’Amour perira’, Pen in zwarte inkt en waterverf, Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, Amsterdam
De zussen bleven tot op hoge leeftijd in het huis aan de Drift wonen. Johanna overleed er in 1813 en Catharina in 1820. Daarna is het huis verkocht aan Johan Gerard van Oldenbarneveld genaamd Witte Tullingh. Een hele mond vol, maar dat was inderdaad de achternaam! Johan Gerard was direct betrokken bij de machtswisseling aan het einde van de Napoleontische periode in 1813. In uniform met opgeheven arm staat hij afgebeeld op een schilderij van Jan Willem Pieneman met de heren Van Limburg Stirum, Van Hogendorp van Van der Duyn. Na zijn overlijden in 1852 werd het huis betrokken door zijn zoon die er met vrouw en kinderen tot 1894 woonden.
Jan Willem Pieneman, De aanvaarding van het Hoog Bewind door het Driemanschap in naam van de prins van Oranje op 21 november 1813 ten Huize van Gijsbert Karel van Hogendorp (geschilderd ca. 1828), Rijksmuseum, Amsterdam
Anthony Grolman, Het huis Drift 8 met tuinhuis en tuin, 1895, potlood en waterverf, Utrechts Archief [Beeldbank UA 30691]
Hoe het tuinhuisje er toen uitzag is goed bekend, van voren en van achteren. Anthony Grolman, dé topografische tekenaar in Utrecht in die tijd, heeft het voor de vergetelheid behoed met een fraaie aquarel, gedateerd, 24 april 1895. De vierkante plattegrond van het huisje is gebleven, net als het hoge dak. De raamindeling is naar negentiende-eeuwse mode opgerekt; smalle ramen aan de zijkant en een breder aan de voorkant. De schoorsteen is verdwenen. Via een foto van de tuin uit diezelfde tijd is bekend hoe het huisje aan de tuinkant eruitzag.
Fotograaf onbekend, Tuin van het huis Drift 8, ca. 1900, Utrechts Archief [Beeldbank UA 56407]
We hebben een grote sprong gemaakt over de gracht, over de tuinmuur en staan nu in de tuin zelf. Het huisje, sterk begroeid met klimop, is links van het midden te zien. Via twee hardstenen treden kwam je binnen. Ook al staat de deur wagenwijd open van het interieur is uiteraard niets te zien. Opmerkelijk is de (asymmetrisch geplaatste) dakkapel. Kennelijk had het huisje een zolder en dus ook een trap naar boven. Het metalen tuinmeubilair ervoor geeft aan dat de familie behalve in het tuinhuis ook wel echt in de tuin zelf zat.
Intrigerend is de kooi die Grolman rechts verbeeldt; ze wekt associaties met een voetbaldoel of een gekooide tennisbaan, maar die bestonden in 1895 nog niet. De tuinfoto biedt de oplossing van dit raadsel. Rechts van het midden zijn twee deurtjes te zien, vermoedelijk een werkkast en een wc voor het personeel. En wat loopt daar vlakbij? Een grote witte kip. We zien er maar een, maar stellig waren er meer. De kooi zal voor hen bestemd zijn geweest. Het houden van kippen in de grote stad was toentertijd niet vreemd voor mensen die er de ruimte voor hadden. Een charmant voorbeeld daarvan – helaas uit Amsterdam en niet uit Utrecht – is te zien in de getekende dagboekjes van Jacob de Vos uit de vroege negentiende eeuw.
Jacob de Vos Wzn, De jongens De Vos geven de kippen te eten, 16 nov. 1803, Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, Amsterdam
Twee zoontjes De Vos hebben zojuist eieren geraapt en een is nog bezig de kippen te voeren in hun ren in de tuin aan de Keizersgracht. Vaders schreef er een educatief rijmpje bij:
Wij geeven onze kipjes eeten
Want wierden die één dag vergeeten,
Wij vonden ze niet leevend weer,
En kreegen ook geen eitjes meer.
Heel begrijpelijk dat Grolman in april 1895 tuinhuis en tuin op papier zette. Een jaar later was dit charmante aanzicht aan de Drift verdwenen en was het huisje afgebroken en de tuin volgebouwd. Er verrezen twee aparte woonhuizen Drift 10 en Drift 12 met een gezamenlijke brug. Nu is het als geheel in eigendom van de universiteit. Wil je nog een tuinhuisje zien, echt in de stad, dan is Amersfoort het dichtstbij. Daar staat nog een fraai exemplaar aan de Weverssingel, behorend bij Muurhuizen 177.
Tuinhuis aan de Weverssingel, behorend bij Muurhuizen 177, Amersfoort
Verder lezen: I.H. van Eeghen, 'Een dichtende en tekenende Utrechtse professorsdochter, Johanna Alethea Oosterdijk (1736-1813)', Antiek 4 (1969-'70), pp. 97-102; Wim Meulenkamp, Theekoepels en tuinhuizen in de Vechtstreek, Weesp, s.a.; Sandra Siemers-den Dulk, Amersfoortse Muurhuizen. Dieventorencomplex en secretarishuisje, Bussum 2011; Eveline Koolhaas-Grosfeld, Vader en zoons. Jacob de Vos Wzn (1774-1844) en de getekende dagboekjes voor zijn kinderen, Hilversum 2001.
Kijk hier voor: Kinderspeelhuizen en Drift 8 op de site over huizen aan het Janskerkhof.