Nieuws

Adel en Ridderschap in de provincie Utrecht

Op 13 mei is in de Andrieskerk van Amerongen het boek Adel en Ridderschap in de provincie Utrecht gepresenteerd. Het eerste exemplaar werd uitgereikt aan de Commissaris van de Koning in de provincie Utrecht, de heer H. Oosters. Het boek is geschreven door Renger de Bruin, senior-onderzoeker bij de Universiteit Utrecht. Een interview van Mario Gibbels.

Renger de Bruin met zijn boek

Renger de Bruin is er zes jaar geleden mee begonnen, vertelt hij in zijn werkkamer in Utrecht. 'Er was al een boek over de adel in Gelderland, dat in 2013 is verschenen en dat liep heel goed. De Ridderschap van Utrecht gaf toen aan dat zij ook zoiets wilde. Het moest een substantieel werk worden waarin het de bedoeling was om een complete geschiedenis over vele eeuwen te schrijven. Ik werd toen benaderd door Coen Schimmelpenninck van der Oije, die betrokken was bij het Gelderse project, met het verzoek om een geschiedenis van de adel in de provincie Utrecht te schrijven. Ik had namelijk al een omvangrijk boek geschreven over de Duitse Orde. Op dat moment was ik nog conservator stadsgeschiedenis bij het Centraal Museum. Ik ben toen in dienst gekomen bij de Universiteit van Utrecht om me zes jaar lang volledig te wijden aan de studie naar de adel in de provincie Utrecht en de Ridderlijke Duitsche Orde, Balije van Utrecht.'

De belangstelling voor de elite van Renger de Bruin is al van heel lang terug, vertelt hij. 'Tijdens mijn kandidaatsonderzoek in de jaren zeventig hield ik me bezig met de verkiezingen in 1840-1848, voor Thorbecke. En mijn afstudeerscriptie en later mijn proefschrift gingen over de politieke structuur en de politieke elite in Utrecht, waaronder adel en patriciaat, maar ook nieuwkomers. De titel van mijn proefschrift is 'Burgers op het kussen'. Bij het Centraal Museum hield ik me bezig met de Romeinen en de Vikingen en Utrecht tijdens de Tweede Wereldoorlog maar toen ik door de Duitse Orde werd gevraagd om een boek te schrijven over de Duitse Orde, 'Bedreigd door Napoleon. De Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht, 1753-1838', ben ik weer teruggekeerd bij het adelsonderzoek.'

Het gaat primair om een literatuuronderzoek, vertelt De Bruin. 'En dat is aardig wat.' Hij pakt het boek erbij en wijst op de uitgebreide literatuurlijst. 'Het boek wil een synthese geven van alle deelonderzoeken naar de Utrechtse adel. Ik heb ook wat aanvullend archiefonderzoek gedaan naar de Ridderschap van Utrecht vanaf 1880, want daar was nog nauwelijks onderzoek naar gedaan. Het is een doorlopend verhaal over de Utrechtse adel vanaf de vijfde eeuw tot 2023.'

Een belangrijke rode draad in het boek is de afwisseling van adellijke families. 'Je hebt adellijke families die een tijdlang dominant zijn en dan weer verdwijnen.' Ook besteedt De Bruin uitgebreid aandacht aan de economische macht van de adel in zijn boek. En die economische macht is sterk verbonden met de bloei en neergang van de landbouw. Want het is volgens De Bruin de landbouw die de machtsbasis vormde van de adel. 'Pakweg de helft van het inkomen van de adel werd gevormd door pachten van boeren en andere landbouwopbrengsten. En als het bijvoorbeeld slecht ging met de landbouw, door bijvoorbeeld de pestepidemieën in de veertiende eeuw, dan ging het ook slecht met de adel. En als de landbouwprijzen stegen, door bijvoorbeeld de groeiende vraag naar boter, kaas en eieren tijdens de Industriële Revolutie, dan ging het goed met de adel.'

Tijdens de Bataafse Revolutie in 1795 verliest de adel al zijn inkomsten uit ambten. En dat is ongeveer een kwart van de inkomsten van de adel, aldus De Bruin. 'Maar dat weet de adel weer te compenseren door stijgende pachtinkomsten. En die pachtinkomsten blijven stijgen zodat de adel er land bij kan kopen. Dat duurt tot de landbouwcrisis in 1880 doordat de graanmarkt instort door de import van Amerikaans en Russisch graan en vlees uit Argentinië dat met de nieuwe koelschepen ingevoerd kon worden.'

Bovendien gaan de belastingen omhoog voor de adel. De Bruin: 'Tot 1880 betaalde de adel alleen grondbelasting. Daarna moet de adel ook vermogensbelasting gaan betalen. En na 1920 stijgen ook de lonen van de dienstbodes en tuinmannen. Terwijl de landbouwgrond steeds minder oplevert waardoor de adel gedwongen wordt om hun grond en kastelen te verkopen. Na de Tweede Wereldoorlog zet deze ontwikkeling zich verder door. Veel adelijke families houden het niet vol en verkopen hun kastelen. Alleen enkele families weten het vol te houden. Zoals bijvoorbeeld de familie op Maarsbergen die op hun landgoed ruiterconcours organiseren, hun koetshuis verhuren voor manifestaties en Heel Holland Bakt op hun landgoed laat plaatsvinden.'

Sinds 1980 is het adelijk bewustzijn volgens De Bruin weer groeiende. 'Het grote wegkruipen is voorbij.' Ook het idee dat de adel aan het uitsterven is, is volgens De Bruin een misvatting. Hoewel er sinds de Tweede Wereldoorlog niemand meer in de adelstand is verheven en de adel sinds 1983 uit de Grondwet is verdwenen. Er sterven voortdurend adelijke families uit maar anderzijds heb je binnen de adel relatief grote gezinnen en het aantal adelijke personen in Nederland blijft dan ook constant op circa 10.000 personen. Wij gaan het dus echt niet meemaken dat de adel in Nederland uitsterft.'

Nu het boek klaar is houdt Renger de Bruin zich inmiddels weer bezig met de Duitse Orde in de 17e tot en met de vroeg 20e eeuw. 'Dat wordt het volgende boek. Een deel van het onderzoek is al gedaan en ik heb ook al wat deelstudies gepubliceerd.'

Tot slot wil De Bruin benadrukken dat zijn boek over de Utrechtse adel vooral bedoeld is voor een breed publiek van geïnteresseerden. 'Mensen die geïnteresseerd zijn in regionale geschiedenis en natuurlijk ook mensen van adel.'

Adel en Ridderschap omslag