Utrecht weer omsingeld
De Utrechtse singel is weer rond. Je kunt dus weer een rondje varen en dat is prachtig. De Stadsbuitengracht zit vol water, net als eeuwen geleden, maar de functie ervan is gewijzigd. En Utrecht heeft er een long en een stuk leefbaarheid bij gekregen. Omsingeld. Niet om de vijand buiten te houden, maar om de leefbaarheid binnen te halen.
Ooit een vesting
Utrecht was eeuwenlang een vestingstad. Vanaf het jaar dat Utrecht stadsrechten kreeg in 1122, tot na de Tachtigjarige Oorlog (1648) zijn rondom de stad vestingwerken aangelegd. Dit was een eeuwenlang proces. Door de veranderende (oorlogs)technieken werden de vestingen door de eeuwen heen uitgebreid, vernieuwd, omringd met water (bijvoorbeeld de Stadsbuitengracht) en met steeds grotere bolwerken aangepast. Een muur met toegangspoorten, bolwerken en rondelen hielden de vijanden buiten. Het moet er robuust hebben uitgezien, voor wie de stad naderde; een brede gracht en metershoge muren. Een reiziger kon de stad alleen binnenkomen via een van de poorten. Op een oude kaart uit 1838 staan er zes: de Weerdpoort, de Wittevrouwenpoort, de Maliepoort, de Tolsteegpoort, de Sinte Maria waterpoort (met een pontje en een galg) en tenslotte de Catharijnepoort. Tussen de bolwerken lagen kleine ronde versterkingen, rondelen, met kanonnen in de aanslag. Op een oude kaart uit 1629 zijn die in de stadsmuur goed te zien. Hoge bomen, riet en ander hoog groen waren er aan de Stadsbuitengracht niet te vinden, die belemmerden het schootsveld.
In de negentiende eeuw werden de vestingwerken gesloopt. In de grond liggen de resten er nog. Ongeveer ter hoogte van het Lucasbolwerk staat nog een stuk stadsmuur overeind. De rand van Utrecht werd omgetoverd tot een romantisch wandelpark. Jan David Zocher (1791-1870) kreeg de opdracht en zijn zoon Louis Paul Zocher (1820-1915) zou het karwei in 1870 afmaken. Bakstenen bolwerken verdwenen om plaats te maken voor een groene oase, die toen nog wandeling werd genoemd.
Singels zijn lastig
Het uiterlijk van bakstenen en aarden wallen rondom Utrecht was veranderd in een strook groen. De grachten en Singel fungeerden echter ook als riool. (De centrale riolering was hier pas in de jaren vijftig klaar) en het water heeft lange tijd ook gefunctioneerd als transportader en voor afwatering. In de tweede helft van de twintigste eeuw vond men al dat water maar lastig. Het onderhoud ervan kostte geld en hoe mooi zou het zijn, zo dachten ze vroeger, om de Stadsbuitengracht te dempen en er een autoweg aan te leggen?
Wegen, verkeerspleinen en verkeer werden steeds belangrijker factoren in de stadsontwikkeling. Er werd niet gekeken naar leefbaarheid en groen. Aan het begin van de jaren zeventig werd met de demping van de Stadsbuitengracht ongeveer ter hoogte van Pijlsweerd begonnen. Jarenlang lag hier een parkeerplaatsje. Het was via deze plek makkelijk doorsteken voor wie naar de stad wilde.
Leefbaarheid binnen
Al snel begonnen mensen zich af te vragen of dat nou wel een goed idee was, die demping. Het plan om de gehele Stadsbuitengracht dicht te gooien en de historische stadsgezichten om te vormen tot een autoweg, strandde onder meer vanwege veel weerstand bij de Utrechtse bevolking. Uiteindelijk werd niet het gehele plan uitgevoerd, maar gingen alleen de westelijke en noordwestelijke deel van de Stadsbuitengracht dicht. Actiegroepen zoals ‘Stichting Binnenstad 030’ en ‘Actiegroep Binnenstad 030’ (de stichting steunt de actiegroep) signaleerden terecht dat het erg snel achteruit ging met de leefbaarheid. Ze kregen het voor elkaar. De strijd heeft dertig jaar geduurd. Daarmee was de tijd dat de Singel gedempt was korter dan de tijd die nodig was om deze weer open te krijgen. In ongeveer 2000 begonnen ze met het herstel van de Weerdsingel. Pakweg twintig jaar later is het water terug. Een goed waterbeheer, met waterbuffer is in steden tegenwoordig onontbeerlijk. De Stadsbuitengracht zit vol water, net als eeuwen geleden, maar de functie ervan is gewijzigd. En Utrecht heeft er een long en een stuk leefbaarheid bij gekregen. Omsingeld. Niet om de vijand buiten te houden, maar om de leefbaarheid binnen te halen.