Clare Lennart in 'Utrecht. Stad en Provincie'
‘Het is zeer wel mogelijk dat je Utrecht pas werkelijk kent, als je er verdwaald bent geweest.’ Dat schreef Clare Lennart in 1962 in haar overzichtswerk Utrecht. Stad en provincie. Dit informatieve boek over Utrecht staat 60 jaar later nog steeds bij veel Utrechters in de kast. Aan de hand van de prachtige foto’s van Wim Steffen en de teksten van Clare Lennart krijg je een uniek tijdsbeeld van de jaren zestig, toen Utrecht nog een provinciestad was waarin je kon verdwalen.
Petra Teunissen-Nijsse is journalist, eindredacteur en biografisch onderzoeker. Zij promoveerde op het proefschrift: ‘Voor ‘t gewone leven ongeschikt. Een biografie’. Onderstaand artikel verscheen in 2018 in De Oud-Utrechter.
De schrijfster Clare Lennart.
Clare Lennart in ‘Utrecht. Stad en Provincie’
Toen Clare Lennart (1899-1972) Utrecht. Stad en provincie schreef, stond ze op het toppunt van haar literaire carrière. Na haar romandebuut Avontuur (1935) had ze een goede naam opgebouwd als auteur van psychologisch proza. Het Boekenweek-geschenk Twee negerpopjes (1949) bracht haar landelijke bekendheid. De jaren vijftig waren voor Lennart een periode van bloei. Ze publiceerde drie goed ontvangen romans, Serenade uit de verte (1951), Stad met rose huizen (1954) en De ogen van Roosje (1957) en speelde een rol in literair Nederland als recensente en jurylid. Clare Lennart was precies de juiste auteur voor een boek over Utrecht. Ze had veel ervaring met journalistiek werk en had in 1955 het Boekenweek-geschenk Op schrijversvoeten door Nederland (1955) geschreven, een zwerftocht langs Nederlandse auteurs, met foto’s van Nico Jesse uit Ameide. Lennart was weliswaar geen geboren Utrechtse, maar kende de stad uitstekend. In 1926 was ze als onderwijzeres naar de Domstad gekomen en direct verliefd geworden op de middeleeuwse binnenstad en de bolwerken. Ze vereeuwigde de Steenweg bijvoorbeeld in haar roman Huisjes van kaarten(1938). Haar man, de militaire kok Wim van den Boogaard, was wel een echte Utrechter, die plat Utrechts sprak. In 1941 huurde het paar het bovenhuis Zuilenstraat 10bis, waar ze tot haar dood bleef wonen. Op de vlucht voor de drukte in de Zuilenstraat brachten ze vanaf 1957 hun vakanties door in hun eenvoudige weekendhuisje op vakantiepark de Maarnse Berg. Tijdens een van hun vele fietstochten in ’t Sticht dronken ze wat op een terras van een hotel in Maarn. Clare Lennart dacht na over het Utrecht-boek dat ze misschien wilde schrijven: “Plotseling zag ik tot mijn verbazing een ree, die aan de voor het terras staande auto’s snuffelde. Dit voorval bracht mij tot de conclusie dat er in Utrecht en provincie nog veel meer wonderlijke dingen te beleven moesten zijn.
Boekomslag van Utrecht. Stad en Provincie waarvoor Clare Lennart de tekst verzorgde.
Utrecht. Stad en provincie was een omvangrijk project: alle plaatsen en bezienswaardigheden in de stad en het gewest moesten beschreven worden en in een historisch kader geplaatst. Lennart deed veel literatuuronderzoek. Met het veldwerk begon ze in het voorjaar van 1959. Voor de tekst over de stad mocht ze doen wat ze het allerliefste deed: ronddwalen over grachten en door steegjes van het middeleeuwse Utrecht. Dat nam ze vrij letterlijk. Ze was ervan overtuigd dat je Utrecht pas werkelijk kent, als je er verdwaald bent geweest. Dan was een eeuwenoude stad als Utrecht meer dan de som van alle bezienswaardigheden: “Men moet onbekommerd in zo’n stad ronddolen, de sfeer als het ware opsnuiven, het architectonisch belangrijke en het gewoon dagelijkse zien als een eenheid. Wie zo door Utrecht dwaalt, zal evenzeer bekoord worden door de levendigheid van de Oudegracht als door de verdroomde stilte van de Nieuwegracht. U zult onverwachte overgangen vinden van deftig naar volks, van dwaas naar verheven, van C en A naar de middeleeuwen.”
Clare Lennart werd "evenzeer bekoord door de levendigheid van de Oudegracht als door de verdroomde stilte van de Nieuwegracht". Foto: W. Steffen
Kattenvriendin
Het speurwerk in de provincie deed ze samen met de bekende Utrechtse graficus Dick van Luijn, die chauffeerde. Een hele onderneming, herinnert Van Luijn zich: “Wij stelden samen een plan op om onnodig tijdverlies te voorkomen. Het hele geval liep evenwel volkomen anders dan ik mij had voorgesteld, ook al door Clare’s voorliefde voor poezen. De eerste dag namen we, zoals afgesproken, de linkerbovenhoek van de provincie. Na drie kwartier rijden kwamen we op een polderweg waar Clare letterlijk schreeuwde: “Stop, een poes!” Ik schrok en trapte op m’n remmen in de veronderstelling het dier niet gezien te hebben. Haar man, die zulke dingen gewend was, zat doodleuk te lachen en te kijken. In de berm van de weg zat een lapjeskat met vier jongen en Clare moest direct de auto uit om ze van dichtbij te bekijken. Wonder boven wonder gingen poes en jongen er niet vandoor. Clare ging in het gras zitten om ze te strelen en te knuffelen. Het geval zou daarmee afgelopen geweest zijn, was niet de eigenares, een boerin, erbij gekomen. Deze bleek ook een kattenvriendin en wij moesten en zouden mee naar de boerderij. Er werd koffie geschonken en een ellenlange babbel over poezen opgezet. Ik zag de tijd vorderen en aangezien we nog heel wat af te werken hadden, probeerde ik door zachtjes aandringen ons vertrek te bespoedigen, want de ervaring had mij geleerd dat Clare de tijd vergat als ze het over poezen had. Na een roerend afscheid van de poesjes stapten we tenslotte weer in de auto, ik in de stille hoop dat we geen poezen meer zouden tegenkomen.
Samen met graphicus Dick van Luijn deed Clare Lennart speurwerk in de provincie, zoals hier bij Kockengen.
In een kleine plaats aan de Vecht werd halt gehouden en gingen wij alles bekijken dat voor haar werk belangrijk zou kunnen zijn. Al wandelend troffen we in een van de vriendelijke oude straatjes een huis aan, met een leuk oud geveltje en een kleine uitbouw, waarin een bakkerswinkel gevestigd was. Clare kon er niet genoeg van krijgen en hoe wij ook ronddrentelden door het plaatsje, steeds kwam ze weer voor het winkeltje terecht. Eindelijk was het ver in de middag geworden en moesten wij naar huis terug. Ik vroeg haar onderweg of zij nu voldoende gegevens had van deze plaats. “Nee”, zei ze, “ik zal er nog een keer heen moeten, want ik heb eigenlijk naar allerlei dingen gekeken die ik niet nodig heb voor het boek.” Al mijmerend had zij lopen kijken en alleen de sfeer in zich opgenomen, die later het eigenlijke, praktische werk z’n kleur zou geven en ook haar overige werk zo aantrekkelijk maakt.
Zelfportret van Wim Steffen, die niet alleen kastelen en gebouwen vastlegde, maar ook prachtige natuuropnames maakte. Foto: W. Steffen
Indrukwekkend
Fotograaf Wim K. Steffen fotografeerde het liefst vogels en bloemen. Voor Utrecht. Stad en provincie legde hij de beschreven kastelen en grachten vast, maar koos ook natuuropnames van zwanen en waterlelies uit. Zo sloten zijn foto’s nauw aan bij Clare Lennarts tekst. Op 30 maart 1962 werd het boek gepresenteerd in boekhandel Bijleveld. Een indrukwekkende forse uitgave van 250 pagina’s, gevolgd door 96 paginagrote zwart-wit foto’s. Het boek kostte dan ook maar liefst ƒ35. Later verscheen een goedkopere (cadeau)editie met alleen de foto’s en bijschriften. Wie het boek nietsvermoedend openslaat, verwacht niet dat het zeer persoonlijke teksten bevat. Lennart bleef niet op de achtergrond, zoals de meeste auteurs van soortgelijke toeristische gidsen. Volgens de flaptekst ‘nodigt zij zonder enige opdringerigheid ons uit, met haar de schoonheden en eigenaardigheden van stad en gewest te gaan ontdekken.’ De schrijfster liep als het ware samen met de lezer door het oude Utrecht en attendeerde hierop de bloeiende muurleeuwenbek, daarop het woonhuis van schrijfster Ina Boudier-Bakker en vervolgens op de ‘groene tuin’ achter de Steenweg waar haar poes Rouska ooit speelde. Net als in haar romans was ze in Utrecht vooral sterk in sfeerbeschrijvingen. Een opgeknapt stuk Oudegracht deed haar denken aan ‘een verarmde freule, die een huwelijk met de sympathieke rijke koopmanszoon heeft aangedurfd en er wel bij is gevaren, al heeft ze aan stijl en deftigheid ingeboet’.
Het terras van het theehuis op Rhijnauwen, waar je je "luisterend naar kievieten, grutto’s, merels en verwijderd kikkergekwaak voor enige uren volkomen met het leven verzoend kunt voelen".
Vooral haar favoriete plekken beschreef ze uitvoerig, zoals het met linden omzoomde dorpsplein van Amerongen en het theehuis op Rhijnauwen: ‘U kent Utrecht niet, als u niet een bezoek hebt gebracht aan Rhijnauwen. (…) Een terras om eindeloos te zitten en niets te doen, een terras waar je je, luisterend naar kievieten, grutto’s, merels en verwijderd kikkergekwaak voor enige uren volkomen met het leven verzoend kunt voelen - en dus zo vaak mogelijk naartoe moet gaan.’ Lennart gruwde van nieuwbouw (de Neudeflat!) en het ‘razende verkeer’. Zij liet het niet bij het bezingen van natuurschoon en waardevol erfgoed. In de periode dat ze Utrecht schreef, zette de schrijfster zich als bestuurslid van het protestcomité ‘Binnenstad en Singels te Utrecht’ ook actief in voor behoud van de typische Utrechtse singels en plantsoenen op de bolwerken.
Haat en liefde
Wonderlijk genoeg opende ze het boek juist met sprekende voorbeelden van háát tegen Utrecht. Zij vond het ‘typisch Utrechts’ dat zelfs mensen, die wél van Utrecht houden, zelden spontaan hun liefde laten blijken. ‘Nooit is er sprake van onbewimpeld chauvinisme’, verzuchtte ze: ‘Als hij(de Utrechter) voor het hart van zijn stad geen goed woord over heeft, dan haat én vreest hij in die stad zichzelf. Nooit heeft hij de innerlijke zekerheid op kunnen brengen om zichzelf te accepteren zoals hij nu eenmaal is, met een aanzienlijk deel teruggetrokkenheid, beschouwelijkheid, verlegenheid, die op wie hem niet heel goed kent de indruk van stijfheid maakt.’ Ze deed zelfs een oproep tot een ‘cursus terras-en cafébezoek voor Utrechters’, want dat konden ze kennelijk niet. Uiteraard viel het boek, juist door de nostalgische toon, zeer in de smaak bij de liefhebbers van het oude Utrecht die gevoelig waren voor Clare’s ode aan de historische Domstad. Schrijver W.G. van de Hulst, die een hele collectie boeken over Utrecht had, vond de ‘kostelijke pelgrimage’ van Clare Lennart een ‘heerlijkheid’.
Artikel in het Utrechts Nieuwsblad over de presentatie van het boek met het advies om in Utrecht een cursus te houden in terras- en cafébezoek.
De vele trouwe fans van Lennart werden later opnieuw getrakteerd op mooie stukjes over de natuur of het Utrechtse stadsleven. Ze schreef namelijk tussen 1961 en 1972 ook de populaire tweewekelijkse column ‘Van tijd tot tijd’ in het Utrechts Nieuwsblad. Die columns werden gebundeld in pockets. Hoewel het boek eigenlijk te groot en te zwaar is om mee te nemen, zou je aan de hand van Clare Lennarts beschrijvingen ook nu nog aardige wandelingen of fietstochten kunnen maken. Er is weliswaar veel veranderd en verloren gegaan, zoals de bossen rond Amelisweerd, maar de meeste singels bleven behouden en sinds kort stroomt er zelfs weer water door de héle Catharijnesingel. Clare Lennart zou verrast zijn dat haar Zuilenstraat, in de jaren zestig nog een drukke doorgaande straat met veel geluidsoverlast, inmiddels een oase van rust is.
Verder lezen?
Over graficus (en chauffeur) Dick van Luyn: https://www.oud-utrecht.nl/nieuws/922-joost-van-bleiswijk-en-dick-van-luijn
Over fotograaf Wim K. Steffen: https://rkd.nl/nl/explore/artists/74897
Over Clare Lennart: Het themanummer van Tijdschrift Oud-Utrecht 2020 over Utrecht Boekenstad bevat een uitgebreid artikel van Petra Teunissen over het voor de zesde keer herdrukte Huisjes van kaarten; een Utrechtse roman van Clare Lennart.