Nieuwe informatie over foto bewakers Kamp Rhijnauwen
Over de omslagfoto van het aprilnummer van Tijdschrift Oud-Utrecht met personeel van het NSB-kamp Rhijnauwen (1945-1948) is nieuwe informatie binnengekomen. De foto kwam in 2019 in handen van de auteur van het artikel over het kamp, Jim Terlingen. Hij vernam toen alleen de naam van een van de bewakers. Door de publiciteit rond het artikel in Tijdschrift Oud-Utrecht zag Marcel Reurink de foto en hij herkende daarop zijn nog levende vader Marinus Reurink (96).
Terlingen sprak aan de telefoon met de kwieke negentiger, die in Borculo woont: 'Je ziet me op de foto midden vooraan, naast de man met de pet. Ik was een van de jongste personeelsleden met mijn 23 jaar. Ik woonde nog thuis bij mijn ouders in Harmelen.' In het kamp aan de Weg naar Rhijnauwen werden NSB'ers en anderen die in de oorlog de kant van de bezetter kozen geïnterneerd.
Wat weet Marinus nog van deze foto? 'Hij is in 1947 gemaakt door een straatfotograaf tijdens een mars, een wandeltocht waaraan we met de personeelsvereniging van Kamp Rhijnauwen aan meededen. Ik heb hem zelf ook in mijn bezit. Ik weet helaas niet meer waar hij genomen is en wie de anderen zijn.' (Oud-Utrecht-lid Jan Spoolder heeft inmiddels ontdekt dat de foto genomen is bij een ingang naar landgoed Beerschoten aan de Holle Bilt tegenover ‘De Biltse Hoek’.)
Hoorde de dame achteraan op de foto ook bij de kampbewakers? 'Nee, maar ik ken haar wel. Zij liep bij dit soort marsen graag bij ons in de buurt. Ik vond haar heel aardig. Ik ben haar nog eens gaan opzoeken in haar woonplaats Zoetermeer en we hebben daarna zelfs eventjes verkering gehad.'
Herkent Marinus het chaotische beeld van het kamp dat wordt geschetst in het artikel? 'Nou, om eerlijk te zijn niet echt. Natuurlijk gebeurde er weleens wat, maar ik herinner me eigenlijk maar één ontsnapping. Wat wellicht meespeelt, is het feit dat ik eerst bewaarder was in Nieuwersluis en dat ik pas later in Rhijnauwen ging werken. Ik bewaar er goede herinneringen aan. Ik had goed contact met de delinquenten. Ik vroeg ze nooit waarom ze er zaten en behandelde ze gewoon menselijk.'