Nieuws

De Bazel in Utrecht

Aan het Wilhelminapark wordt een grote renovatie uitgevoerd aan ‘een prettig-bewoonbaar, doch verder zeer eenvoudig huis’. Deze imposante villa staat er al meer dan een eeuw. Het is een ontwerp van een van de meest invloedrijke architecten van het eerste kwart van de 20e eeuw, Karel de Bazel. 
Een artikel van Rudo den Hartog in Tijdschrift Oud-Utrecht 2014.

Kenmerkende elementen voor De Bazels rationalistische stijl zijn de hoge en sterk overstekende dakopbouw met twee taps toelopende schoorstenen die het met leien gedekte dak op de nokeinden bekronen, de roedenverdeling in de raampartijen en het houten entreeportiek met baldakijnachtige huif. Ook spreekt De Bazels zin voor eenheid en samenhang uit details zoals de trekbel naast de deur en de doorlopende band van natuursteen die alle onderdelen van het gebouw bij elkaar lijkt te houden.

Karel de Bazel

Karel de Bazel

De architect
Karel Petrus Cornelis de Bazel (1869-1923) heeft aan het begin van de 20e eeuw met zijn rationalistische architectuuropvatting zijn sporen in de Nederlandse bouwkunst achtergelaten. Hij voltooide zijn architectenstudie (een avondopleiding!) aan de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten in 1889. Daarna werkte hij als tekenaar en later als chef de bureau bij architect Pierre Cuijpers in Amsterdam. In 1902 begon hij zijn eigen architectenbureau in Bussum.
De Bazel ontpopte zich als een veelzijdig talent. Zijn werkterrein beperkte zich niet tot de architectuur, hij ontwierp meubelen, glaswerk, postzegels, schilderijlijsten en boekomslagen. Zijn ontwerpen, om het even of het nu architectuur of toegepaste kunst betrof, weerspiegelden zijn persoonlijke levensovertuiging (hij hing anarchistische principes aan, was theosoof en vrijmetselaar) en gaven altijd blijk van een streven naar tijdloze vormgeving. Hoewel bekend was dat hij niet over een sterk gestel beschikte, overleed Karel de Bazel toch nog onverwacht op 28 november 1923 in de trein onderweg naar de begrafenis van collega-architect Michiel de Klerk.

Christine Boxman Winkler Jan Veth

Christine Boxman-Winkler, Jan Veth, Dordrechts Museum

De opdrachtgeefster
De Bazel werkte voornamelijk in het Gooi en Amsterdam. In Utrecht is maar één werk van hem bekend: de villa Oudwijkerlaan 47, ontworpen voor mevrouw Van Woensel Kooy-Hacke. Het was geen toeval dat mevrouw voor De Bazel als architect koos. Voor haar moeder, Christine Boxman-Winkler, had hij eerder een huis aan de Parklaan in Bussum ontworpen (1902), en voor haarzelf en wijlen haar man in 1903 de modelboerderij Oud-Bussem (thans zetel van uitgeverij Strengholt), volgens Berlage en Dudok het beste werk van De Bazel. Behalve het huis in Bussum bewoonde moeder Boxman in Utrecht Huize Oudwijck, nu verstopt achter de Heilig Hartkerk, maar destijds een grote vrijstaande buitenplaats, toegankelijk vanaf de Oudwijkerlaan. Moeder stelde dan ook de grond voor haar dochters villa beschikbaar, op de plek van een kleine tuinmanswoning die voor de bouw moest wijken.

Villa Oudwijck

Huize Oudwijck

Willemien van Woensel Kooy Hacke met haar kinderen Bam Jan Willem en Hans Joanna

Willemien van Woensel Kooy-Hacke met haar kinderen Jan Willem en Joanna

Davida Willemina van Woensel Kooy-Hacke (1881-1971) was net als haar moeder op jonge leeftijd alleen komen te staan. Haar man, Joannes van Woensel Kooy, een vermogende Gooise landeconoom met wie ze in 1901 trouwde, overleed op 2 september 1903 aan tbc, 25 jaar oud. Een maand later beviel Willemien van een dochter die naar de vader Joanna genoemd werd. Het echtpaar had al een zoon, Jan Willem. In brede kring werd het ontijdig overlijden van Joannes betreurd: ‘een nobele idealist, die zijn verantwoordelijkheid als bezitter van een groot fortuin diep gevoelde, die wilde leven en streven om de wereld bij zijn dood iets beter achter te laten dan hij haar vond.’
Eind 1914, vlak voor de oplevering van de villa aan de Oudwijkerlaan, trouwde Willemien opnieuw en wel met Jan Rudolph Diemont, kapitein der artillerie, met wie ze in 1915 een dochter kreeg. Het gezin heeft een jaar of vijf aan de Oudwijkerlaan gewoond en is daarna naar Gelderland vertrokken, naar het Puttense familielandgoed Huize Bijstein. Het huwelijk hield precies negen jaar stand. Nog geen twee maanden na haar scheiding trad Willemien begin 1924 in Londen opnieuw in het huwelijk, met Daniël André de la Porte, 19 jaar jonger dan zij en medewerker van William Müller Scheepsagenturen. In 1945 strandde ook dit huwelijk. Willemien keerde na haar scheiding nog wel terug naar het Gooi, maar overleed in 1971 in Arnhem.

De volgende bewoners
Vanaf 1919 werd Oudwijkerlaan 47 bewoond door de schoonzuster van Willemien, Jacoba Wilhelmina van Woensel Kooy, ongetrouwd particulier verpleegster. Na het overlijden in 1923 van de oude mevrouw Boxman werd het terrein van Huize Oudwijk in verschillende kavels opgesplitst en ging de villa enkele malen in andere handen over. In de jaren twintig en dertig woonde er Mr. G.P. van Tienhoven, directeur van de Rotterdamsche Bankvereeniging. Na hem kwam Prof. Dr. A.J. Boekelman, geneesheer-directeur van het St. Antoniusziekenhuis en curator van de Universiteit Utrecht. Hij verkocht het pand in 1955 aan de Vereniging van Tricot- en Kousenfabrikanten (Vertriko) die er haar kantoor in vestigde. Toen Vertriko in 1978 fuseerde met een andere textielbelangenvereniging, werd de villa een jaar later verkocht aan assurantiebedrijf Wuthrich, dat in de Nachtegaalstraat uit zijn jasje was gegroeid en tot op heden (2014) het pand aan de Oudwijkerlaan ‘bewoont’.

De Bazel ontving voor zijn ontwerp in 1919 de derde prijs (een eervolle vermelding) van de Bouwraad, ingesteld door het Utrechtsch Kunstverbond. De villa is sinds 1998 Rijksmonument.

Oudwijkerlaan 47

Comfortabel, maar niet overdreven
Het Nieuwe Instituut (voorheen Nederlands Architectuurinstituut) in Rotterdam beschikt over de originele tekeningen van Oudwijkerlaan 47 en de brieven die De Bazel van zijn cliënte ontving. De opdracht was een vrijstaande woning te ontwerpen: comfortabel, maar niet overdreven luxueus, voor een totaalbudget van ƒ 30.000,-. Ter vergelijking: de bouw van een eenvoudige arbeiderswoning kostte toen ongeveer ƒ 3.000,-. Mevrouw Van Woensel Kooy bemoeide zich intensief met interieur en indeling van haar toekomstige woning. Van een door De Bazel ontworpen buffet in de eetkamer ziet ze af, omdat ze zelf een oude kast meebrengt. ‘Ik wil die kamer echter niet wit laten schilderen, omdat er zooveel deuren in zijn, wat al te groote witte vlakken zou maken’, deelde ze op 16 januari 1913 aan De Bazel mee. Verder zou het haar ‘om familierelaties aangenaam zijn, wanneer de steenen voor het huis konden geleverd worden door de firma Munnicks van Cleef te Jutfaas’. Door allerlei tegenslagen - ziekte van De Bazel en gedoe met de gemeente – kwam de oorspronkelijke oplevering in het voorjaar van 1914 onder druk te staan, tot ongenoegen van de opdrachtgeefster die immers met haar kinderen zonder huis zat. Weliswaar bood haar moeder in Huize Oudwijk tijdelijk onderdak, maar toch. Willemien deed in juli 1913 nog een dringend beroep op De Bazel met constructieve voorstellen: ‘U weet mijne bedoeling van een huis, n.l. een prettig-bewoonbaar, doch verder zeer eenvoudig huis; zou daarvoor, wanneer u zelf de noodige eerste ontwerpen maakt, het verdere niet, onder uw toezicht, op uw kantoor kunnen worden uitgewerkt, waardoor er meer haast met den bouw zou gemaakt kunnen worden? U weet dat het terrein voor het huis wat opgehoogd zal moeten worden; wanneer nu b.v. een uwer teekenaars voor 11 Juli het terrein eens op zou kunnen nemen, zou er misschien reeds met het afbreken van het oude huisje en met het ophoogen van den grond kunnen worden begonnen, wat later het werk zou bespoedigen. Zou ook de permissie voor ’t bouwen niet reeds aangevraagd kunnen worden, zonder daarbij gedetailleerde teekeningen in te zenden?’

Schetsontwerp Villa Oudwijkerlaan 47 november 1913

Schetsontwerp Villa Oudwijkerlaan 47 november 1913

Onverwarmde dienstbodekamer
Om een indruk te krijgen van wat De Bazel voor ogen stond, bracht mevrouw Van Woensel Kooy een bezoek aan een vergelijkbare stadsvilla in Amsterdam van de familie Wertheim. Ze kwam daardoor op ideeën die ze ook aan de Oudwijkerlaan toegepast wilde zien, zoals ‘de breedere vorm van dak […] Wat mij verder boven getroffen heeft als zeer praktisch en gezellig was de indeeling der dienstbodekamer. In dat geval zou in mijn huis waarschijnlijk de dienstbodenkamer wat grooter moeten zijn dan op uw ontwerp is aangegeven; [...] Ook had ik op de zolder graag een kleine donkerekamer voor photographeeren.’
In november 1913 gaf Willemien vanuit Parijs nog enkele kostenbesparende details door: ‘Op de dienstbodenkamer is geen verwarming noodig, ook niet in de donkere kamer; de waterleiding daar kan bij strenge vorst altijd afgesloten worden.’ Na persoonlijke interventie van moeder Boxman kwam er uiteindelijk schot in de zaak. De gemeente gaf een principeverklaring af, maar het zou B&W wenselijk voorkomen: ‘dat de straatgevel van het ontworpen woonhuis in een enigszins andere lijn wordt gesteld dan op de teekening is aangegeven. Het huis toch zou er o.i. , met het oog op de omgeving en het uitzicht op het Hoogelandsche Park, slechts door winnen, indien, met handhaving van den noordelijken hoek op de aangegeven plaats, de oostelijke hoek van het huis meer achterwaarts (naar het Westen) wordt gedraaid en de lengteas derhalve meer evenwijdig aan de as der Emmalaan kwam te liggen’.
De Bazel paste het plan aan. B&W gingen vervolgens eind 1913 akkoord ‘mits het geheele gebouw tevens iets meer achterwaarts worde geplaatst’. Willemien koos op 20 januari 1914 voor een alternatief van De Bazel met een (nog steeds aanwezige) open haard in de hoek van de huiskamer. ‘Het vervallen van de porte-brisée en in plaats daarvan een kleine deur, zou de kamer voor mij veel minder bruikbaar maken, daar ik beide kamers dikwijls samen, met open deuren zal gebruiken, wat met een kleine schuifdeur niet mogelijk zou zijn. Maar het plan met den haard in den hoek, wat dan in de andere zitkamer ook zou kunnen, lijkt mij heel geschikt.’

Villa Oudwijkerlaan 47 kort na de voltooiing in 1914 HUA

Villa Oudwijkerlaan 47 kort na de voltooiing in 1914 HUA

Oorlog uit zicht
In februari 1914 ontving mevrouw Van Woensel Kooy een aangepaste begroting, niet tot haar genoegen overigens, want ze ‘schrok van het eindcijfer dat zoo hoog is; de Heer Wittop Koning (assistent van De Bazel; RdH) had mij dit nooit genoemd, maar gezegd: ’t is ongeveer ƒ 30.000,-. Nu echter de hierin genoemde betimmering van de eetkamer vervalt en er misschien zooals ik u vroeg, nog andere bezuinigingen gemaakt zijn, vertrouw ik wel dat de nieuwe begrooting minder hoog zal zijn, want u zult zich wel herinneren dat ik ƒ 30.000 als uiterste limite genoemd had en dit zou nu toch al iets meer worden door de centrale verwarming.’ Even later, in mei 1914, raakte ze bij De Bazel een teer punt aan met het voorstel ‘de eetkamer zonder lambriseering te maken, dus alle vlakken tusschen kasten en deuren geheel te behangen; ik vind die hooge lambriseering niet heel mooi voor ’t plaatsen van meubels en voor ’t hangen van schilderijen e.a. Bovendien zou ik die kamer donkerbruin geschilderd willen hebben en dan worden ’t teveel donkere vlakken’. De Bazel was juist dol op lambriseringen, maar Willemien onderbouwde haar keuze met praktische argumenten.
Vervolgens brak de Eerste Wereldoorlog uit. Moeder Boxman, die de financiën voor haar buitenslands verblijvende dochter behartigde, schreef op 6 augustus 1914 aan De Bazel over een paar betalingen en merkte terloops op: ‘Wat verschrikkelijk is de tijd waarin wij nu leven, en dit is nog pas een begin. Mijne dochter is in Noorwegen en ik blijf natuurlijk nu in Holland.’ Omdat het zicht vanuit haar woning op een half afgebouwd huis haar iets teveel aan de puinhopen van het oorlogsgeweld elders deed denken, liet moeder een schutting om de bouwplaats zetten. ‘En hoe vreeselijk moet het zijn, de vernieling van huizen en bosschen al in werkelijkheid te moeten aanzien, en te weten dat dit nog maar een begin in vredestijd is.

Trekbel haardpartij huiskamer en trappenhuis Rudo den Hartog

Trekbel, haardpartij huiskamer en trappenhuis, Rudo den Hartog

Verspilling van brandstof
In december 1914 konden Willemien en haar kersverse echtgenoot eindelijk de villa betrekken. De Bazel stuurde bloemen, maar in haar bedankbriefje liet Willemien blijken dat het huis nog wel gebreken vertoonde: ‘Mag ik u, ook namens mijn man, hartelijk danken voor de mooie mand met bloemen, die ons gisteren in ’t nieuwe huis welkom heetten; ze staan prachtig in de huiskamer, die nu werkelijk een beetje opgeruimd eruit gaat zien! [...] Gaarne sprak ik u nog over enkele dingen, vooral de vele lekken op den zolder die met dit regenweer erg lastig zijn; ook komt er bij vele ramen water naar binnen.’ Na een half jaar wonen bleek de voor die tijd ultramoderne centrale verwarming problematisch. Verder liep het terras niet goed af, kon de schoorsteen niet geveegd worden door het ontbreken van luikjes op zolder en deden de rolluiken het niet goed. De Bazel had nog het een en ander op te lossen. Zijn opdrachtgeefster schrijft: ‘Zoo was de groote huiskamer eigenlijk nooit aangenaam om te zitten omdat ’t er te koud was. Daarbij verstookt de kachel enorm veel; en veel meer dan bij anderen met een ongeveer even groot huis, waar ik informeerde [...]’t is vervelend dat de kachel altijd geheel open moet staan, dat is natuurlijk ook een groot verspillen van brandstoffen.’

Profiellijsten als geen ander
In de loop der jaren werden ten opzichte van het oorspronkelijk ontwerp verschillende veranderingen aangebracht. Zo is de rechte uitbouw aan de voorzijde van later datum en zijn door Wuthrich aan de achterzijde in fasen vanaf 1985 uitbreidingen gerealiseerd, waarvan een deel om welstandsredenen ondergronds. Van het interieur waar De Bazel zijn stempel op drukte, is niet heel erg veel meer over, enkele lambriseringen en deuromlijstingen daargelaten. En uiteraard de profiellijsten waar De Bazel patent op had en ‘die alle een diepe gleuf hadden, waarin men zijn duim kon leggen. De Bazel kon van zijn tekenaars eisen dat een profiel zo door een hal, het trappenhuis, de gang op de verdieping en weer terug moest doorlopen, dat men, met zijn duim de gleuf volgend, op hetzelfde uitgangspunt kon terugkomen.’ Wie zich in het donker door het huis begaf, raakte nooit de weg kwijt.

Oudwijkerlaan 47 renovatie

Oudwijkerlaan 47 tijdens renovatie in 2024

-----------------------------------------------------

Karel Petrus Cornelis de Bazel (Den Helder, 14 februari 1869 – Amsterdam, 28 november 1923) was een Nederlands architect, graveur, tekenaar, meubelontwerper, tapijtontwerper, glaskunstenaar en boekbandontwerper.

In 1904 richtte hij met zijn zwager Kees Oosschot en Klaas van Leeuwen het beroemd geworden Amsterdamse meubelatelier De Ploeg op. Later was hij, samen met Hendrik Petrus Berlage, voorman van een bouwstijl die kenmerkend zou worden voor de tijd in en na de Eerste Wereldoorlog: het Rationalisme. De bouwkundige ontwerpen van De Bazel worden gekenmerkt door oosterse invloeden.

De Bazel ontwierp onder andere een kantoorgebouw voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij, gebouwd 1919-1926, aan de Vijzelstraat 32 in Amsterdam, waarin ook veel van de elementen in het interieur door hem zijn ontworpen. De interieurs werden uitgevoerd door de firma J.B. Hillen waar ook Oosschot het houtsnijwerk uitvoerde. Het voormalige kantoorgebouw wordt inmiddels naar hem De Bazel genoemd, en huisvest sinds 2007 het stadsarchief van Amsterdam.

Ontwerp Glasservies Glasfabriek Leerdam door KPC de Bazel

Ontwerp Glasservies Glasfabriek Leerdam door KPC de Bazel

Tijdschrift Wendingen ontwerp Karel de Bazel

Tijdschrift Wendingen ontwerp Karel de Bazel

lebeau rouwkaart kpc de bazel vank

Rouwkaart KPC de Bazel