Joost van Bleiswijk en Dick van Luijn
In het Centraal Museum is van 3 juli tot 20 oktober een fraaie tentoonstelling van ontwerper Joost van Bleiswijk (1967) met de titel Reconnect. Hij scheurt, snijbrandt, last, schetst en schuift onderdelen in en uit elkaar. Alles op een fysieke en intense manier, waarbij subtiliteit en voorzichtigheid ver te zoeken zijn. Het oeuvre van Joost wordt getoond aan de hand van vier thema’s in zijn werk: No Screw No Glue, Sketch, Ripped and Teared en Proto-Punk. Zijn werk wordt gecombineerd met moderne en hedendaagse kunst die hij zelf uit de collectie van het Centraal Museum selecteerde, waaronder werk van Charley Toorop, Theo van Doesburg, Dick Bruna, Jan Schoonhoven en Dick van Luijn. In de ruimtes treedt je in de wereld van Joost, met kunst, iconische objecten als klokken en muziek.
Joost van Bleiswijk Reconnected Centraal Museum
Klok Joost van Bleiswijk
Een van de ruimtes is ingericht als Protopunk met een schilderij van Charley Toorop, Armando en twee werken van Dick van Luijn, een schoorsteen en een arbeider.
Joost van Bleiswijk Protopunk met Charley Toorop
Schoorsteen Dick van Luijn 1930
Arbeider Dick van Luijn 1929
De Utrechtse schilder en graficus Dick van Luijn (1986-1981) is wat vergeten, maar heel bijzonder. Heel mooi dat hij hier met Joost van Bleiswijk voor het licht treedt. Jos de Meyere, oud conservator bij het Centraal Museum schreef voor Oud-Utrecht:
“Dirk Govert van Luijn-zo luidde officieel zijn naam-werd op 29 september 1896 te Utrecht geboren. Zijn vader was daar kleermaker. In de familie Van Luijn was ‘kunst’ een vreemd woord. Toch presteerde Van Luijn het om als jongen van acht jaar tekenles te volgen bij de Toynbee-vereniging. Overigens zou ook zijn broer Jan de artistieke weg opgaan.
In 1916 -hij is dan twintig- ging Dick van Luijn naar de Kunstnijverheidsschool. Een jaar later werd hij lid van Genootschap Kunstliefde. In het begin van de twintiger jaren komt Van Luijn onder invloed van De Stijl. Van Luijn gaat geabstraheerd figuratief werken. Hij was niet de enige die in die jaren te Utrecht in deze stijl werkte: ook Willem van Leusden, bij wie Van Luijn tekenlessen volgde, werkte toen op dezelfde wijze. Van Luijn was, net als Van Leusden, via Gerrit Rietveld in kontakt gekomen met de ideeën van De Stijl. Wat Van Luijn vooral aantrok in deze kunstbeweging was de doelstelling om te zoeken naar een universele beeldtaal, die individuele tegenstellingen zou doen vervallen.
Na de Eerste Wereldoorlog was Dick van Luijn in de ban geraakt van de idealen die moesten leiden tot maatschappelijke veranderingen. Van Luijn stelde zich ten doel om door middel van zijn kunst bij te dragen aan die sociale bewustwording. Van Luijn voelde zich zeer verwant met Bart van der Leck, die in 1918 weigerde om het manifest van De Stijl te ondertekenen. Net als Van der Leck gaat Van Luijn in zijn werk steeds meer abstracte beeldprincipes combineren met sociale thema’s.
Expositie Dick van Luijn 1931 Centraal Museum
Van Luijn 1931 vanaf het Wed HUA
Van Luijn 1953 HUA
In de dertiger jaren distantieert Van Luijn zich van wat men zou kunnen noemen de figuratief-konstruktieve richting, die hij in de twintiger jaren was ingeslagen. De uiteindelijke stoot hiertoe gaf Piet Mondriaan, hoe paradoksaal dat ook moge klinken. Van Luijn leerde Mondriaan in 1935 kennen en ontmoette hem daarna regelmatig in Parijs. De twijfel en onzekerheid die Van Luijn steeds weer bemerkte bij Mondriaan ten aanzien van diens werk, overtuigde hem ervan niet langer abstrakt of abstraherend te werken. Van Luijn ging zich toen vooral toeleggen op het maken van grafiek en boekillustraties. In 1933 illustreerde hij ‘Een Maanreis’, een vertaling van het in 1649 uitgegeven boek ‘L’autre monde au les états et empires de la lune’ van Cyrano de Bergerac. Het was het eerste boek dat Van Luijn illustreerde.
C.C.S. Crone, Muziek over het Water 1940, cover Dick van Luijn
Regelmatig leverde Van Luijn illustraties voor uitgaven van de Wereldbibliotheek en hij illustreerde ook het werk van de Utrechtse schrijver C.C.S. Crone. Jaren lang gaf Dick van Luijn onderricht in tekenen en grafiek aan de avond cursussen voor Kunst Industrieel Onderwijs. In Utrecht sprak men gewoonweg van de Teekenschool aan het Janskerkhof. Van Luijn had daar zelf tekenles gevolgd bij Van Leusden die er enkele jaren directeur was.
De Lek, Dick van Luijn 1960 HUA
Vele Utrechtse grafici-onder andere leden van Grafisch Gezelschap De Luis-zijn zeer veel verschuldigd aan Dick van Luijn die een ongeëvenaarde kennis van de grafische technieken en een benijdenswaardig technisch vakmanschap bezat.
Het is jammer dat Dick van Luijn met het exposeren van zijn werk in Utrecht nooit verder is gekomen dan de ruimten van kleine galerieën. De hechte waardering die hij in beperkte kring genoot, was hem meer waard dan vals trompetgeschal vanaf de tinnen van kunsttempels. Het is aardig te lezen wat hij in 1937 ter gelegenheid van vijfentwintigjarig bestaan van de Amsterdamse kunstenaarsvereniging De Onafhankelijken, waarvan hij lid was, op nuchtere wijze schreef: ‘In het rumoer van het eigen tijdsbestek is het moeilijk te beoordelen wat groote of minder grootse kunstuitingen zijn. Groote kunstuitingen zijn echter niet als de schlagers, men moet ze dikwijls speurend zoeken. Altijd weer is gebleken dat de kritiek en de publieke opinie door mode of tijdsomstandigheden misleid zich vergisten. Alleen het zich met aandacht en liefde openstellen voor de kunstuitingen van zijn tijd, zijn veelal de beste waarborgen voor de ontdekking van het ware kunstwerk.’
Van Luyn achteraan en Clare Lennart rechts, F F van der Werf 1955 HUA
In de bundel ‘Herinneringen aan Clare Lennart’ schreef Dick van Luijn in 1975: ‘Utrecht is de stad die Clare Lennart na aan het hart lag, maar haar ook veel teleurstelling en ergernis bezorgde. Evenals ondergetekende zag zij met verontwaardiging de laatste resten van deze, eens zo schone, middeleeuwse stad te gronde gaan.’ Van Luijn besluit zijn bijdrage als volgt: ‘Met het heengaan van Clare Lennart is het leven weer een stuk armer geworden. Alleen haar werk is gebleven.’ Een citaat dat het parafraseren waard is.”