Nieuws

Utrechts stadhuis en Stadhuisbrug, Jan van der Heyden

In de hoge hal van Utrechts stadhuis hangt bijna bovenaan een schilderij dat de gevel van datzelfde complex laat zien vóór het in 1824-1826 werd verbouwd. Om het beter te bekijken kun je naar de raadzaal op de eerste verdieping. Het hangt dan nog steeds wat ver weg, terwijl er veel over is te vertellen. Het schilderij werd in 2001 door het K.F. Heinfonds aangekocht voor stad Utrecht en hangt in langdurig bruikleen in het stadhuis.
Een artikel door Jos de Meyere, kunsthistoricus en voormalig conservator oude kunst Centraal Museum.

Stadhuisbrug en stadhuis Utrecht Jan van der Heyden 1700 Het Utrechts Archief

Stadhuisbrug en stadhuis Utrecht Jan van der Heyden 1700 Het Utrechts Archief.

Op 6 november 2001 werd bij Sotheby’s te Amsterdam onder nummer 76 een schilderij geveild met de voorstelling van het Utrechtse stadhuis zoals het er rond 1700 uitzag. Het schilderij werd gepresenteerd als werk van Abraham Storck. In de toelichting in de veilingcatalogus werd echter vermeld dat rechtsonder op het doek het monogram ‘VDH’ voorkomt. Dat monogram is inderdaad duidelijk zichtbaar en bovendien ook origineel. Het authentieke monogram is onmiskenbaar dat van de schilder Jan van der Heyden. Zijn stijl verschilt nogal van die van Storck en al in 1959 noemt Van Luttervelt Van der Heyden ‘de veel begaafdere stadsgenoot’ van Johannes en Abraham Storck. Het bewuste doek kwam op de veiling van 28-29 mei 1969 in het Palais des Congres te Versailles onder de hamer onder de correcte naam van de schilder Jan van der Heyden.

Jan van der Heyden stadsarchief Amsterdam

Jan van der Heyden stadsarchief Amsterdam.

Deftige Amsterdamse burger
Jan van der Heyden werd op 5 maart 1637 te Gorinchem geboren als derde kind van Jan Goris Claesz en Neeltje Jansdr. Munster. De familie, die doopsgezind was, gebruikte toen nog niet de achternaam Van der Heyden. Het huwelijk tussen Jan Goris Claesz. en Neeltje Jansdr. Munster vond te Utrecht plaats op 3 september 1631. De eerste twee van hun acht kinderen werden ook in de Domstad geboren. Vijf -onder wie Jan van der Heyden- zagen het levenslicht in Gorinchem, een in Amsterdam.
In 1646 liet Jans vader zich te Amsterdam inschrijven als graanhandelaar. Voorheen bezat hij een oliemolen en later was hij actief als makelaar. Hij overleed in 1651. Vijf jaar later huurde Jan van der Heyden met zijn moeder en oudste broer een huis aan de Dam. Vanaf 1 mei 1657 waren ze daar waarschijnlijk apart actief met handel of bedrijf. Goris maakte en verkocht er in ieder geval spiegels. Op 26 juni huwde Jan van der Heyden te Amsterdam met de zes jaar oudere, uit Utrecht afkomstige Sara ter Hiel. Twee broers van Jan trouwden in 1660 en 1664 met zusters van Sara. Vanaf 1681 woonde Jan van der Heyden in de Amsterdamse Koestraat. Hij had daar in 1679 grond gekocht en liet er een woonhuis en een brandspuitenfabriek bouwen. Jan van der Heyden stierf in zijn woning op 28 maart 1712. Zijn vrouw overleed kort daarna, op 16 april 1712. Het echtpaar behoorde tot de deftige Amsterdamse burgerij.

Dwarsdoorsnede brandend huis met spuitgasten Jan van der Heyden 1690 stadsarchief Amsterdam

Dwarsdoorsnede brandend huis met spuitgasten Jan van der Heyden 1690 stadsarchief Amsterdam.

Uitvinder van de brandspuit
Bij zijn huwelijk in 1661 gaf Jan op dat hij schilder was. Zijn vroegst gedateerde schilderij stamt echter, voor zover dat althans is na te gaan, uit 1664. Ondanks het feit dat Jan van der Heyden zich officieel als schilder liet registreren, beoefende hij dat vak toch kennelijk niet als hoofdvak. Bij zijn overlijden bevonden zich nog meer dan zeventig door hem vervaardigde schilderijen in zijn woning. Het lijkt er op dat hij niet veel werk verkocht. Om den brode hoefde hij dat in elk geval niet te doen. Bij wie hij het schildersvak leerde is onbekend. 
Jan van der Heyden geniet meer bekendheid als uitvinder van de brandspuit dan als schilder, ondanks dat hij in die laatste hoedanigheid een niet onbelangrijke plaats inneemt in de geschiedenis van de Nederlandse schilderkunst. In zijn dagelijkse werkzaamheden werkte Jan van der Heyden nauw samen met zijn broer Nicolaes. Samen ontwikkelden ze in 1668 een scheprad om vlot grote partijen water te transporteren. Drie jaar later kregen ze octrooi op hun scheprad en ook op de pomp die brandspuiten voorzag van water. In 1673 werden ze door het Amsterdamse stadsbestuur benoemd tot opzichters van het materiaal van de brandweer, inclusief de brandspuiten. Zij reorganiseerden dat bedrijf en gingen daar, wat nogal voor de hand ligt, gebruik maken van de apparaten die ze zelf ontwikkeld hadden. In 1677 verwierven ze octrooi op de slangenbrandspuit die ze gefabriceerd hadden.
Na het overlijden van Nicolaes van der Heyden werd hij in zijn functies opgevolgd door de oudste zoon van Jan van der Heyden, Jan van der Heyden de Jonge. Vader en zoon werkten nauw samen en in 1690 gaven ze een imposant brandspuitenboek uit: ‘Beschryving der nieuwlijks uitgevonden en geoctrojeerde slang-brand-spuiten, en haar wyze van brand-blussen’. 

Jan van der Heyden and Adriaen van de Velde View of Düsseldorf with the church of St. Andrew in the centre

St. Andreaskerk Düsseldorf, Jan van der Heyden 1667, Mauritshuis

Topografisch werk
Als schilder hield Jan van der Heyden zich voornamelijk bezig met topografie. Van zijn bewaard gebleven werk vallen er ongeveer 120 onder die categorie, terwijl de overige ongeveer 90 schilderijen vooral landschappen en stillevens tonen. Toen Van der Heyden de 70 gepasseerd was, legde hij zich voornamelijk toe op interieurs met stillevens. Ook in zijn tekeningen komt topografie aan bod, maar ook andere genres, zoals portretten.
Een kwart van zijn topografische schilderijen zijn voorstellingen van Amsterdam. Voor het overige zijn het taferelen van Haarlem, Delft, Veere, Den Haag, langs de Vecht, en, zoals het hier gepresenteerde schilderij duidelijk maakt, Utrecht. Daarnaast bestaat ook een aantal schilderijen van buitenlandse locaties. Behalve naar Brussel ging zijn aandacht uit naar Duitsland: Xanten, Emmerich, Kleve, Düsseldorf en Keulen. De echtgenote van Jan had verwanten in die contreien waar het echtpaar Van der Heyden regelmatig op bezoek ging.

Het stadhuis geschilderd
Zowel de familie van Jan als die van zijn vrouw hadden banden met Utrecht. In zijn schilderkunstig oeuvre heeft de Domstad, voor zover nu bekend, geen rol gespeeld, met uitzondering van het schilderij met de voorstelling van het stadhuis. Wat de aanleiding was om dit tafereel te schilderen, wie de eventuele opdrachtgever was, voor wie of wat het bestemd was, blijven open vragen.
Vanaf de 12e eeuw kwam de Utrechtse raad (die uit en door burgers werd gekozen) met de oudermannen (de gekozen leiders van de gilden) samen in het zogenaamde Schoonhuis. Dat eigenlijke raadhuis lag aan de Massegast, een steeg tussen de Steenweg en de Oudegracht. Het Utrechtse stadsbestuur bestond echter niet alleen uit de raad. Naast de raad waren er ook schepenen, die door de landsheer werden aangesteld. Zij kozen één van de twee burgemeesters; de raad koos de andere. Vanaf 1178 zetelden de schepenen in  het ‘Stadsrechthuys’, dat aan het Buurkerkhof lag, ten westen van de Buurkerk. In 1343 verhuisden de schepenen naar het huis Hasenberch aan de Oudegracht. In diezelfde periode werd het pleintje vóór het nieuwe onderkomen de ‘Plaetse’ genoemd. In werkelijkheid gaat het om een brug over de Oudegracht, of beter gezegd, twee bruggen (Broodbrug en Huydenbrug) die tot één brug (Stadhuisbrug) werden verbonden.
De raad bleef nog geruime tijd vergaderen in ‘der stad raedthuys’, in de Massegast. Karel V besloot in 1528 dat de Utrechtse raad en schepenen in één gebouw zouden worden ondergebracht. Om die reden werden in 1537 de naast het huis Hasenberch gelegen huizen Groot- en Klein Lichtenberch aangekocht. In 1546 werden de drie panden door stadsarchitect Willem van Noort verbouwd. De gevel van Hasenberch werd geheel in Renaissance-stijl uitgevoerd, maar aan de gevels van Groot- en Klein Lichtenberch veranderde weinig. Slechts de toegang werd verbouwd en er werd een balkon aangebouwd. Het torentje op Hasenberch, met uurwerk en carillon, werd in 1582 geplaatst. In deze toestand werd het Utrechtse stadhuis omstreeks 1700 geschilderd door Jan van der Heyden.
Centraal op het schilderij staat het huis Hasenberch, met rechts daarvan een doorkijk op het Oudkerkhof. Geheel rechts is nog een gedeelte van het hoekhuis Oudkerkhof-Vismarkt weergegeven. Links van Hasenberch de huizen Groot- en Klein Lichtenberch. Aan de linkerrand van het schilderij is nog net iets te zien van het huis De Gulden Arend. Op het plein voor het stadhuiscomplex, ‘die Plaetse’, is de windroos te zien die daar in sierstenen in het plaveisel is gelegd.

detail schilderij Jan van der Heyden

Sfeervolle entourage
Opvallend in de schilderijen is de gedetailleerde uitwerking, op het priegelige af. Dat betekent overigens niet dat die minutieus geschilderde details een exacte weergave zijn van de bestaande situatie. Fantasie en idealisering, maar ook het creëren van een sfeervolle entourage spelen een rol. In dit verband is het interessant om te lezen wat de schilder en kunstenaarsbiograaf Arnoldus Houbraken schrijft in diens De Groote Schouwburg ( Den Haag, 1753, 80-82); ‘want hy gewoon was, alles naar ’t leven af te teekenen, om het naderhand op paneel te brengen, ’t welk hy dan zoodanig uitvoerig bewerkte, dat zyns gelyk in uitvoerig schilderen, maar zelden gezien is: want hy schilderde ider steentje in de gebouwen, zoo wel die op den voorgrond stonden, als die hy in afstand vertoonde, zelfs zoo, dat men de kalk tusschen de groeven der zelve duidelyk kon zien; en wel zoo dat het geen hinder aan het werk deed, of eenige hardigheid veroorzaakte, wanneer men de stukken met een generaal oog in wat afstant beschoude. Daar by nam hy ook de vermindering der steenen, naar mate van de verkleining der gebouwen  in agt. Waar omtrent men nu nog gelooft, dat hy een byzondere konstgreep, of middel heeft uitgevonden gehad, om dat het aan allen die het gebruik van ’t penceel kennen, onmogelyk schynt dat het op de gewone wyze van schilderen geschieden kan. Dog het zy daar mee zoo ’t wil, ’t is pryslyk en verwonderlyk.’

Adriaen Honich Stadhuis en stadhuisbrug 1663 Centraal Museum

Stadhuis en stadhuisbrug 1663 Adriaen Honich, Centraal Museum

Een ander stadhuis-schilderij
Het is interessant om het schilderij van Jan van der Heyden te vergelijken met een verwante voorstelling die door de Utrechtse kunstenaar Adriaen Honich werd geschilderd. Honich werd blijkens de stadsrekeningen van 1662-1663 betaald voor zijn schilderij dat bestemd was voor de Raadkamer van het stadhuis. De kunstenaar was toen ongeveer 19 jaar.
Adriaen Honich is, ondanks de matige artistieke kwaliteit van zijn werk, gedetailleerder te werk gegaan dan de veel vlotter, maar minder precies schilderende Jan van der Heyden. Waar Van der Heyden het in elk geval wint van Honich, is in de weergave van verhoudingen, ruimte en perspectief. Waar Van der Heyden ook sterker in is, is de wijze waarop hij op geraffineerde manier hier en daar een kleurrijk accent weet te leggen. Mede daardoor laat hij het statige en statische van de architectuur contrasteren met de mensen rondom het stadhuis die levendigheid en dynamiek in het schilderij brengen. Overigens is in deze context ook het lichtspel boeiend. Te oordelen naar de schaduwvlakken op het schilderij zit de zon in het westen. Dat draagt er in hoge mate toe bij om de voorgevel in het volle licht en daarmee in zijn volle glorie weer te geven. De bewolkte hemel en de schaduwstrook op de voorgrond dragen op hun beurt bij aan het theatrale effect.

Schilderij in stadhuis
De huidige directie van het Centraal Museum geeft geen prioriteit aan het verwerven van topografische schilderijen. Daardoor was het aankopen van Jan van der Heydens ‘De Stadhuisbrug met het Stadhuis te Utrecht’ voor de historische collectie van de stad Utrecht niet aan de orde.
Enkele Utrechtse (kunst) historici wierpen zich in de ring om desondanks het schilderij voor Utrecht te verwerven. Dat is gelukt: de Stichting K.F. Hein Fonds kocht het schilderij aan. Bovendien liet deze stichting het schilderij op deskundige wijze restaureren door een expert op dat gebied, Peter Dik te Laren. Daarmee was de kous nog niet af. De Stichting K.F. Hein Fonds gaf het schilderij in langdurig bruikleen aan het stadhuis: een grootse geste. Daar hangt het nu in de hal, waar iedereen die dat wil deze aanwinst van het Utrechts kunstpatrimonium kan bekijken en bestuderen.

Tips
Het stadhuis op Stadhuisbrug 1 is op werkdagen vrij toegankelijk van 08.30 tot 17.00 uur en op donderdag tot 21.00 uur.

3D model stadhuis Utrecht 1648 Daan Claessen

3D model stadhuis Utrecht 1648 Daan Claessen.

In het themanummer Tijdschrift Oud-Utrecht van juni 2022 staat een artikel over Utrechts verleden in 3D, over historische reconstructies. Voor de bouwgeschiedenis van het stadhuis heeft de afdeling erfgoed van gemeente Utrecht 3D beelden gemaakt van het stadhuis.

Stadsarchief Amsterdam over Jan van der Heyden  

Bronnen: 
Pryslyk en Wonderlyk, Jos de Meyere, Tijdschrift Oud-Utrecht 2003
Utrecht op schilderijen, Jos de Meyere, 1988

Pomp en brandspuit met slangen van Jan van der Heyden voor stad Utrecht Nationaal Brandweermuseum Hellevoetsluis

Pomp en brandspuit met slangen van Jan van der Heyden voor stad Utrecht Nationaal Brandweermuseum Hellevoetsluis.