De gouden jaren van wijnhandel Finjé aan de Oudegracht
Tot in de jaren zeventig was Finjé Stadskelder voor Utrechtse wijnliefhebbers een begrip. Begonnen eind 18e eeuw zouden leden van de families Finjé, Huinck en Staffhorst tot 1974 op en rond de Oudegracht een bloeiende wijnhandel leiden. Terugblik met de laatste directeur, Wim Huinck.
Een artikel van Mariëlla Beukers, historicus en vinoloog, uit Tijdschrift Oud-Utrecht 2013.
De Stadskelder, de opslagruimte voor wijnhandel Finjé en Co onder huize Keiserrijk, E.A. van Blitz & Zn, 1910
De oudste vermeldingen van een wijnhandel Finjé stammen uit 1784. In dat jaar vestigde Bernardus Finjé (1769- 1841) zich aan de Oudegracht, met een handel in inlandse korenwijn, jenever, gedistilleerde dranken, fijne likeuren en wijnen. In 1812 kwamen Bernardus en twee compagnons bovendien in bezit van een andere wijnhandel, van de in december 1811 overleden Gijsbertus Koopman. Deze had zijn opslag in een kelder onder de toenmalige stadswaag in het huis Keyserrijck, nu onderdeel van het stadhuis. De huur van deze kelder werd betaald aan de stad, en de naam van de firma was geboren: Finjé en Compagnons, Stadskelder. Bernardus Finjé stierf in 1841 zonder verdere erfgenamen. De firma werd vervolgens door anderen voortgezet. De naam Finjé en Co. Stadskelder, later Finjé Stadskelder, bleef echter gehandhaafd tot 1974! In 1915 moest de firma de karakteristieke stadskelders ontruimen. Vanwege de voorgenomen aanscherpingen van de Drankwet besloot de gemeente Utrecht de huur aan firma’s die sterke drank verkochten op te zeggen en andere bestemmingen te geven aan dergelijke ruimtes. De firma Finjé zocht en vond een nieuw pand aan de Oudegracht 226, het huis ‘In de Vijgenton’, bij de Hamburgerbrug. Trots handhaafde ze ‘Stadskelder’ in de naam, zelfs bij de tweede vestiging in Lombok, op Damstraat 33.
Aan het eind van de 19e eeuw bezat de familie Huinck een warenhuis aan de Oudegracht.
Ondernemende zwagers Huinck en Staffhorst
De rol van de familie Huinck in de firma Finjé begint in 1923 en is nauw verweven met het reilen en zeilen van de familie en firma Staffhorst. Marietje Staffhorst (1878-1946) trouwde in 1901 met Henricus (Henri) Huinck (1880-1963), telg uit een bekende Utrechtse ondernemersfamilie. De Huincks waren rond 1790 uit Anholt, net over de grens bij Gendringen, naar Utrecht gekomen. Tussen 1850 en 1900 bezat P.J. Huinck onder andere een warenhuis op de Oudegracht bij de Bezembrug, De Bazar. Wim Huinck: ‘Mijn grootvader, Henri, kocht een café op Wittevrouwenstraat 32, maar sloot het op de tweede dag al. Dat was niets voor hem. Hij begon vervolgens een slijterij en later een distilleerderij in het straatje naast de Universiteitsbibliotheek (hoek Keizerstraat / Kloksteeg). De broer van zijn vrouw Marietje, Hein Staffhorst, had ook een slijterij en al snel werkten de beide zwagers samen.’ In 1923 namen Henri Huinck en zijn zwager van een heer Heijmans voor ƒ 90.000,- de firma Finjé over, op dat moment een deftige en gesloten wijnhandel. Volgens Wim Huinck werd veel geleverd aan de bewoners van de kasteeltjes aan de Langbroekerwetering en de Vecht. Vooral wijnen uit Bordeaux en Bourgogne waren de specialiteit. De compagnons Huinck en Staffhorst werden ieder voor de helft eigenaar; die eigendomsverdeling tussen de beide families zou tot het einde blijven bestaan. Finjé groeide gestaag in jaren dertig, mede dankzij de afzet aan de vele slijterijen in handen van de families Huinck en Staffhorst.
In de Oudegracht lag een pontje, waarmee kleine voorraden van de ene naar de andere werf vervoerd konden worden. In sommige winters was het vervoer echter nog makkelijker. Foto uit vermoedelijk eind jaren vijftig.
Eigen wijnpontje
De kelders van Finjé Stadskelder waren gevestigd aan twee zijden van de Oudegracht: zowel onder het huis ‘In de Vijgenton’ als aan de overkant. Via een pontje tussen de beide werven konden grote vaten en voorraden flessen vervoerd worden. De ingang van het kantoor, een oude onderwijzerswoning, was aan de Lange Nieuwstraat. De kelders omvatten ruimtes die ooit aan het klooster van Sint Ursula toebehoorden. In totaal besloeg het complex zo’n 3000 m2. Harrie Huinck nam in 1945 de rol van zijn vader in de firma over. Met zijn gezin, waaronder kleine Wim, woonde hij tot in de jaren zestig boven de wijnwinkel op Oudegracht 226. Over de tijd in de Tweede Wereldoorlog weet Wim smakelijk te vertellen. ‘In de oorlog lag er veel wijn in de kelders. Die kelders had mijn vader echter laten dichtmetselen ter hoogte van de voorgevels van de huizen. Als je geen besef had van de Utrechtse geschiedenis, had je geen idee dat zich daarachter een netwerk van verbonden kelders uitstrekte. Ze stonden ook niet in het kadaster vermeld, alleen de percelen aan de straat! De Duitsers zijn er nooit achter gekomen. Alleen de kelders rechtstreeks onder ons eigen huis waren open gelaten, en daar lagen wat vaten wijn, voor de show. Mijn ouders hadden ook onderduikers, die in de afgesloten kelders kropen als er een razzia was. Toegang was door een gat in één van de gemetselde muren, achter een kast.
In 1950 haalde de firma Finjé de Compagnons du Beaujolais naar Utrecht. Het gezelschap zong wijnliederen, ter promotie van de Beaujolais-wijnen. Foto: Het Franse gezelschap Compagnons du Beaujolais bij de Stadskelder van wijnhandel Finjé, FF van der Werf 1950
Eigenaar van wijngaarden
In 1953 werd een droom van Harrie Huinck werkelijkheid: hij kocht 3,5 hectare wijngaard in Savigny-les- Beaune in de Bourgogne. De familie reisde er vaak naartoe, en de wijn uit die wijngaard vond uiteraard zijn weg in de wijnhandel. De prijscouranten van de firma vermelden vanaf die tijd trots: ‘Eigenaar van wijngaarden in de Frankrijk.’ Een ander gevolg van de contacten met Frankrijk was een wijnpromotie-actie die Utrecht nog lang zou heugen. Samen met een aantal andere wijnhandelaren haalde Finjé de Compagnons du Beaujolais, een gezelschap dat wijnliederen zong, naar Utrecht. Dat gebeurde tijdens de Jaarbeursdagen, in september. Het gezelschap begaf zich op 1 september 1950 op het eerder genoemde pontje over de gracht, maar dat was niet gemaakt voor zoveel mensen. Het vaartuig sloeg om en diverse genodigden belanden in het water, inclusief de fotograaf. Gelukkig kon de fotograaf zijn camera drooghouden, en voor de genodigden was er de stomerij, waar ze met een taxi naar toe gebracht werden. In hun ondergoed kregen ze cognac en wijn om warm te blijven. De Compagnons namen het allemaal prima op: eind december 1950 ontving Harrie Huinck nog een hartelijke bedankbrief van het gezelschap.
Reclamefoto voor een wijnfeest in het café restaurant De Dietsche Taveerne in samenwerking met wijnhandel Finjé en Amersfoorts Dierenpark, FF van der Werf 1955
Toekomst in de wijnhandel
Wim zelf was er al vroeg van overtuigd dat zijn toekomst in de wijnhandel lag. Iets mooiers kon hij zich eigenlijk niet voorstellen. ‘Ik deed de HBS, maar wilde vanaf het begin in de wijnhandel. Toen mijn vader dat hoorde, vond hij dat ik eerst maar eens een jaar in de kelder moest komen werken. Als ik het dan nog leuk vond, mocht ik naar Bordeaux, voor een wijnopleiding. In 1958 heb ik eerst een maand of vier in de distilleerderij bij Staffhorst gewerkt; het hele jaar 1959 bracht ik in de kelders aan de Oudegracht door. Daar heb ik aan alles meegedaan: vaten rollen, vaten vullen, flessen spoelen, wijn bereiden. Die wijn kwam toen nog op rijnaken aan, via Rotterdam.’ ‘In januari 1960 mocht ik naar Bordeaux, voor een cours oenologique, over wijnbehandeling. De beroemde professor Emile Peynaud gaf daar college, een paar keer per week. Ik werkte verder bij diverse handelsfirma’s en ging op stap met een makelaar, al die châteaux af. Ook verbleef ik een tijdje op Château Palmer, gedeeltelijk eigendom van de firma Mähler-Besse. Ik heb daar heel veel geleerd. In het najaar ging ik naar de Weinbauschule in Bad Kreuznach en reisde na drie maanden naar Porto, op een vrachtschip. Via Setubal ben ik daarna doorgegaan naar het Spaanse Cadiz. Daar leerde ik veel over sherry én het goede leven. Na nog een korte tijd in de Bourgogne ben ik definitief in het bedrijf gekomen.’
In de kelders
‘De wijn kwam hier “brut”, dat wil zeggen “vuil”, op vat binnen, en moest dan bezinken. Als al de droesem naar de bodem van het vat gezonken was, staken we een kraan in het vat en lieten de schone wijn aflopen in een nieuw vat. Het depot bleef achter in het oude. Dat deden we zo een paar keer per jaar. Dan moest de wijn met gelatine “bereid” worden, om te klaren. We hadden ook een klein laboratorium, om bijvoorbeeld het ijzergehalte in vooral witte wijnen te meten. Als er teveel ijzer in de wijn zat, kreeg je een soort bezinksel en bleef hij niet helder. Met dat klaren kon je het ijzer er ook uithalen.’ ‘Filtreren deden we ook zelf. Daarvoor gebruikten we een op een gegeven moment asbestpoeder, dat kun je je nu niet meer voorstellen! Je moest een pakje asbestpoeder in een emmer wijn gooien; daar maakte je dan een papje van, en dat smeerde je op de platen van de filtreermachine, die kwam van Zeiss. En daar werd de wijn dan doorheen geleid.’ ‘We bottelden alles zelf; er kwam bij ons zo goed als niets kant-en-klaar op fles binnen. De flessen waren statiegeldflessen: Van Gend en Loos bracht iedere dag een lading lege retourflessen. We hadden iemand in dienst die dat de hele dag stond te sorteren. Onder aan de straat, op de werf, stond ook een spoelmachine. Dan hadden we nog een kurkmachine, je deed 500 tot 600 flessen per uur.’ ‘In onze kelders hadden we nog die grote Duitse houten vaten liggen, foeders. Dat gaf problemen, want er was in Utrecht in de jaren zestig nog maar één kuiper werkzaam. Kapotte vaten konden nauwelijks gerepareerd worden. Ik ben toen begonnen met tanks van metaal, met aan de binnenkant een coating van plastic. Mijn vader was heel druk met het concern, aangezien zijn compagnon Jan Staffhorst vroeg was overleden, in 1956. Ik had voor een groot deel vrij spel in die wijnhandel.’
Goedkopere wijnen
Finjé introduceerde begin jaren zestig de landwijnen, goedkopere wijnen voor een groter publiek. Het was de tijd dat steeds meer Nederlanders op vakantie naar het buitenland gingen en er wijn leerden drinken. ‘In de jaren zeventig kwam de wijn steeds vaker met tankauto’s aan’, vertelt Wim. ‘Dat was een ontzettend gedoe, want dan moesten de slangen via het kantoor in de Lange Nieuwstraat de kelders in. We haalden ook als eersten goedkope wijn uit Zuid-Afrika. Die werd geleverd in kleine whiskyvaten van ongeveer 180 liter; per liter kostte de wijn slechts ƒ 0,50, inclusief vervoer tot Rotterdam. Na botteling werden de lege vaatjes voor ongeveer een tientje verkocht aan de zuurinleggers (bedrijven die tafelzuur produceerden). Soms gooiden jongeren de vaten die bij ons op de werf lagen in de gracht. Bij het sluisje aan de Weerd werden ze er dan weer uitgevist door de sluiswachter. Om ze terug te krijgen moesten we wel een rijksdaalder betalen, maar dan nog maakten we dikke winst!’
Een excursie van de Vereniging Oud-Utrecht naar Wijnhandel Finjé en Co 1970
Overname door Henkes
Door opvolgingsproblemen aan de kant van de familie Staffhorst werd de gehele firma in 1974 overgenomen door distilleerderij Henkes. Voor Henkes waren vooral de slijterijen belangrijk, voor de afzet van het gedistilleerd. Met wijn had Henkes nauwelijks ervaring, en Wim Huinck werd door de nieuwe eigenaar om zijn grote kennis van de wijnhandel graag in dienst genomen. Directeur worden kon niet onmiddellijk, vertelt Wim met een lach. ‘We sloten een deal: ik zou een jaar in dienst blijven, en als ik me dan nog niet waargemaakt had en geen directeur was, zou ik vertrekken, met een jaarsalaris mee. Zo geschiedde, maar na drie maanden belde Henkes al op om te vragen of ik inderdaad directeur wilde worden. Ik ben toen tot 1981 gebleven. Het bedrijf verhuisde na 1974 van de binnenstad van Utrecht naar de Veiling in Nieuwegein, en ik kreeg de vrije hand. De kelders verkochten we langzaam leeg. We hebben de wijnhandel toen nog goed kunnen uitbouwen binnen Henkes. Na een reorganisatie voorgesteld door McKinsey is het echter misgegaan en ben ik vertrokken.’ Wim Huincks verdere carrière in de wijn voltrok zich buiten Utrecht, maar de banden met de stad zijn altijd gebleven. In zijn huis in Maarn koestert hij de vele aandenkens aan de tijd van Finjé Stadskelder, waaronder de fraaie stukken glas-in-lood raam die eens de deuren van de winkels sierden. En in zijn wijnproefkamer liggen nog steeds een aantal fraaie flessen Bourgogne, ‘uit eigen voorraden’.
Bronnen
Dit artikel kwam tot stand dankzij twee gesprekken met Wim Huinck in 2012. Daarnaast gaat veel dank uit naar Raymond van Oudshoorn (www.wijnfreak.nl) die naast basisinformatie voor dit artikel ook de foto uit ca. 1900 beschikbaar stelde. In Het Utrechts Archief bevindt zich het archief van de familie Finjé. Van de inleiding op de inventaris is gebruik gemaakt. In het Tijdschrift Oud-Utrecht 85 (2012) nr.6 besteedde Bettina van Santen aandacht aan de Wijnhandel Wed. en Gebr. Staffhorst. Meer over wijnhandels in Utrecht is onder andere te lezen in het artikel dat Mariëlla Beukers in het Tijdschrift Oud-Utrecht 77 (2004) nr.5 publiceerde: ‘ “Goede zuivere wijnen tot redelijke prijzen”. De geschiedenis van de Utrechtse wijnkoperij Van Wageningen en De Lange.’
Zie ook de beschrijving van het Finjé archief bij Het Utrechts Archief.
Nota van De Stadskelder Fa Finjé & Co, 1949
Op de werf opgeslagen tonnen bestemd voor Wijnhandel Finjé & Co Stadskelder, 1966
Het overladen van wijnvaten van wijnhandel Finjé en Co in opslagkelder onder het huis Keyserrijk, 1906
Entree van de Stadskelder waarin gevestigd Wijnhandel Finjé en Co, EA Blitz Zn 1910