Vijf eeuwen groen bij Paushuize
Paushuize, een van de fraaiste monumenten van de Utrechtse binnenstad, werd in 1517 gebouwd in opdracht van Adriaan Florisz Boeyens (1459-1523), de latere – en enige Nederlandse – paus Adrianus VI. Boeyens heeft uiteindelijk zelf nooit in het huis gewoond, maar wel tal van andere interessante mensen. Paushuize en zijn geschiedenis zijn al uitvoerig bestudeerd, maar de tuin niet, terwijl het zo’n grote, openbaar toegankelijke groene plek is. Uiteraard heeft ook daar zich in de afgelopen eeuwen van alles afgespeeld. Dit is de elfde bijdrage van Michiel Plomp over groen erfgoed in Utrecht.
Gezicht op Paushuize vanaf de Pausdam, 2022, Het Utrechts Archief [900818]
Louis Philippus Serrurier, Gezicht op Paushuize vanuit het zuidwesten, Het Utrechts Archief [35107]
De 18de-eeuwse tekenaar Serrurier kopieerde oudere tekeningen en fantaseerde daar soms dingen bij, zoals hier de twee toegangen (een met een stoep en een met een brug). Maar de ‘bastionachtige’ sfeer van de achterkant van het huis heeft hij goed getroffen.
Afgesloten tuin
Paushuize vormde als bouwblok de zuidwesthoek van het kapittelterrein van de Pieterskerk. De fraaie gevel op de hoek van de Pausdam en de Kromme Nieuwegracht is eigenlijk de achtergevel van het huis. Tot 1633 was de hoofdingang te benaderen via een (nu niet meer bestaande) straat tussen de Pieterskerk en de Kromme Nieuwegracht. De huizen op de Utrechtse kapittelterreinen hadden vaak grote afgesloten tuinen, die deels voor de sier waren en deels voor gebruik. De tuin van Paushuize zal daarop geen uitzondering zijn geweest. De sterk versimpelde plattegrond van Frans Hogenberg uit circa 1570 toont slechts drie bomen in een weitje maar dat zullen er stellig meer zijn geweest: de tuin was vermoedelijk een geometrisch aangelegd geheel met strakke bloem- en groentebedden en verschillende soorten fruitbomen.
Paushuize omstreeks 1570, detailvergroting van de stadsplattegrond van ca. 1570, Het Utrechts Archief [214001]. Deze plattegrond, vervaardigd door Frans Hogenberg, is afkomstig uit Georg Braun, Civitates orbis terrarum, 1572.
De toegangsbrug en de ingang van Paushuize (Kromme Nieuwegracht 49), 1977, Het Utrechts Archief [115120]. Daniel d’Ablaing liet in 1633 – het jaartal staat in de boog van de brug – deze brug en ingang tot zijn huis aanleggen. Hiermee vermeed hij de langere weg over het Pieterskerkhof.
Een nieuwe entree
Na de Reformatie kwam het huis in particuliere handen, onder wie jonkheer Daniel d’Ablaing. Hij liet in 1633 een doorgang maken door het kleine huisje aan de Kromme Nieuwegracht en daarvoor een brug over het water metselen. Deze toegang bracht hem veel gemakkelijker en directer naar de voordeur van zijn grote huis. Het terrein direct voor het huis zal hierdoor in een pleintje zijn veranderd; de koets moest immers niet alleen tot de voordeur kunnen rijden, maar daar ook kunnen draaien. Aan de binnenkant van de nieuwe poort, dus aan de tuinkant, liet d’Ablaing een beeldje aanbrengen van een Romeinse soldaat die op het punt staat een steen te werpen met daaronder een Latijnse spreuk van Horatius, Non omne quod minatur ferit, ‘Niet alles wat dreigt treft’. Hiermee tartte hij waarschijnlijk de overheid die hem wegens incestueuze verhoudingen met twee nichtjes al twee keer voor het gerecht had gedaagd. D’Ablaing, die nota bene jurist was en een hoog rechtsambt bekleedde, was er beide keren mee weggekomen, maar werd uiteindelijk veroordeeld, waarna hij halsoverkop uit de stad vluchtte.
Het gevelteken boven de poortingang naar de tuin van Paushuize, 2012, Het Utrechts Archief [833290]
Nadat in 1672 Utrecht was ingenomen door de Fransen, werd Paushuize het kwartier van François-Henri de Montmorency, hertog van Luxemburg. Deze voerde een waar schrikbewind uit over het bezette deel van de Republiek. Veertig jaar later, in 1712, zetelde Philipp Ludwig graaf van Sintzendorf, afgezant van de Duitse keizer, aan de Pausdam tijdens de onderhandelingen die tot de Vrede van Utrecht zouden leiden. Dit maakte een einde aan de zogeheten Successieoorlogen die een aantal Europese landen voerden om te voorkomen dat Lodewijk XIV de alleenheerschappij over Frankrijk en Spanje kreeg. Beide heerschappen hebben – voor zover we weten – in de tuin geen grote veranderingen aangebracht, maar ze zullen zich er regelmatig vertreden hebben en het kan bijna niet anders of sommige van hun maaltijden of feestelijkheden hebben daar plaatsgevonden.
Vrijgevochten
Kort na het vertrek van Sintzendorff in april 1713 ging Paushuize in eigendom over aan Hester Ranst, weduwe van de in 1698 overleden Jacob Jacobsz. Hinlopen, schepen van Amsterdam. Deze hoofdstedelijke grand dame had toen enkele wilde jaren achter de rug. In 1707 kocht ze de buitenplaats Herteveld aan de Vecht bij Breukelen en trouwde met ‘Achilles Antoine Bachelien, Heere van Dailly’, zoals hij vermeld staat in de Breukelse archieven. Een prachtige naam en een klinkende titel, maar volgens een gerechtelijk document van vader Ranst waarin hij Hester onterfde, betrof het hier slechts ‘zangmeester d’Ailly’. Een muziekmeester was veel te min voor een regentendochter! Kennelijk had de vrijgevochten Hester genoeg geld van Hinlopen geërfd om Herteveld en Paushuize te kunnen kopen. Overigens is het huwelijk met de zangmeester slecht afgelopen; met forse scheldpartijen zijn ze uit elkaar gegaan. Begrijpelijk dus dat ze daar niet meer aan herinnerd wilde worden en Paushuize aankocht als ‘weduwe Hinlopen’. Op 19 juni 1714 kreeg Hester Ranst permissie van de vroedschap om ‘in de straat (…) te maken een grote deur met een balcon daer boven, straatwaarts uitstekende 3 à 4½ voeten’. Hierdoor werd de hoofdingang van het huis naar de Pausdam verplaatst.
Links: Jan de Beyer, Paushuize, 1736, Het Utrechts Archief [35458]. Op deze tekening is de nieuwe ingang met bordes en balkon boven de deur aan het Pausdam goed te zien. De nieuwe ingang was aangelegd in 1714 op verzoek van eigenaresse Hester Ranst.
Rechts: Jan de Beyer, Paushuize, 1736. Links van de boom (boven de brug) is een uitstekend stuk van de zeskantige koepel net zichtbaar.
In 1720 liet Hester in de tuin aan de rand bij de Kromme Nieuwegracht een zeskantige koepel bouwen, die gedeeltelijk over de gracht uitstak zodat je aan twee kanten uitzicht had. Uit de verkoopadvertentie na haar dood in 1750 blijkt bovendien dat ze een fontein had laten aanleggen: ‘grooten Hof, Fonteyn en Speelhuys, en verdere commoditeyten’. Een fontein in een stadstuin was destijds uitzonderlijk. Het idee daarvoor zal ze ongetwijfeld tijdens haar jaren in Herteveld in de Vechtstreek hebben opgedaan, waar fonteinen in tuinen vaker voorkwamen.
Tuinfeesten
Rond 1800, ten tijde van de Bataafse Republiek, was Paushuize eigendom van ‘kok en pasteibakker’ Willem Gravelaar en hij maakte intensief gebruik van de tuin. Deze Gravelaar was een ambitieuze cateraar en nam zijn kans waar om in Paushuize een chic logement te creëren. Verschillende jaren achtereen adverteerde hij zomers, ten tijde van de Utrechtse kermis, in de Utrechtsche Courant met openluchtfeesten in zijn tuin, genaamd ‘Vauxhal en redoute’, deels vernoemd naar de bekende pleziertuinen in Londen, Vauxhall Gardens. De feesten begonnen ’s avonds om tien uur, ‘de extra aangenaame Thuyn’ was ‘op het cierlykst (…) Geïllumineert’, er speelde een orkest, gedirigeerd door de ‘Musykmeester Guyardt’ en het dansen werd begeleid door ‘Burger Le Large’. De entree bedroeg één gulden en tien stuivers; er werden allerhande lekkernijen geserveerd, maar die moesten de bezoekers apart afrekenen.
Nadat in 1806 de Bataafse Republiek plaats moest maken voor het Koninkrijk Holland, een vazalstaat van Frankrijk met aan het hoofd koning Lodewijk Napoleon, logeerden diverse Franse legeraanvoerders in Gravelaars Hotel. Naar aanleiding van een bezoek van koningin Hortense, de vrouw van Lodewijk Napoleon, mocht het zelfs ‘Hotel van de koningin van Holland’ heten. Lodewijk Napoleon kocht niet lang daarna het complete hotel op als tijdelijk verblijf, in afwachting van de voltooiing van zijn paleis aan de Wittevrouwenstraat. Uiteindelijk heeft de overheersing niet lang geduurd. De Fransen verlieten ons land in 1813 na Napoleons nederlaag bij Leipzig. De zoon van stadhouder Willem V werd koning Willem I.
Ambtswoning
Kort na het vertrek van de Fransen kocht het rijk Paushuize aan als ambtswoning voor de gouverneurs – later commissarissen – van de koning. Door deze ambtswoningfunctie, die tot 1957 zou aanhouden, werd Paushuize steeds meer het middelpunt van het bestuurlijke centrum van de provincie. Het gebouwencomplex op de hoek van Pausdam en Kromme Nieuwegracht werd door aankopen van omliggende panden en door uitbreidingen op het terrein zelf steeds groter. Zo bouwde architect Christiaan Kramm tussen 1830 en 1833 direct tegen het huis aan een vergaderzaal voor de Staten van Utrecht (ook in gebruik als feestzaal), en langs de Kromme Nieuwegracht – waar Hester Ransts zeskantige koepel had gestaan – liet hij een enorm griffiegebouw verrijzen van vijftien traveeën breed en drie verdiepingen hoog.
Gezicht op de Kromme Nieuwegracht te Utrecht met links Paushuize met griffiegebouw, ca. 1895, Het Utrechts Archief [639].
De voordeur aan de Pausdam werd weer dichtgemaakt en de voordeur aan de tuinkant kreeg een portiek. Op een ontwerptekening van Kramm is ook te zien hoe diep en groot de tuin was: hij liep ver door achter de huizen gelegen aan Achter St.-Pieter.
Christiaan Kramm, Plattegrond van Paushuize met een ontwerp voor de aanbouw van een nieuwe vleugel (griffiegebouw), ca. 1830, Het Utrechts Archief [217043].
Deze plattegrond betreft een eerste ontwerp voor het griffiegebouw langs de Kromme Nieuwegracht en voor het stallengebouw in de ‘Tuin van Paushuyzen’.
In 1853 kreeg Willem III in de tuin van Paushuize een smeekschrift aangeboden van de Utrechtse burgerij tegen het herstel van de katholieke hiërarchie. Het was een nutteloze actie want de koning had in de parlementaire democratie die ons land vanaf 1848 kende hierover niets te zeggen. Op het schilderij dat Nicolaas Pieneman van deze gebeurtenis maakte, is niet veel groen te zien, maar het binnenterrein was in de 19de en vroege 20ste eeuw een fraaie groene plek met veel bomen.
Nicolaas Pieneman, Aanbieding van een adres aan koning Willem III in de tuin van Paushuize in 1853, 1856, Centraal Museum Utrecht [inv.nr. 28527].
Twee foto’s uit circa 1900-1910 van de binnenkant van het hoge griffiegebouw laten zien dat er alles aan gedaan werd om de muren te laten begroeien en dat naast het pad direct bomen en struiken waren geplant.
Links: Noordgevel van het griffiegebouw in de richting van Paushuize, ca. 1900
Rechts: Noordgevel van het griffiegebouw in de richting van de stallen, ca. 1900
Foto’s overgenomen uit: W.F.J. den Uyl, Paushuize en zijn naaste omgeving, Alphen aan de Rijn, 1959
Zijn dit winterfoto’s met kale bomen, een derde foto uit dezelfde tijd toont een zomers tafereel met bomen volop in verhullend blad. Bij een met riet gedekt tuinhuisje zit de commissaris van de koning Alexander baron Schimmelpenninck van der Oye en naast hem staat zijn echtgenote jonkvrouw Sophie Frederique Mathilde van Bronkhorst. De foto is vermoedelijk gemaakt bij Schimmelpennincks afscheid van Paushuize in 1905.
Alexander baron Schimmelpenninck van der Oye (1839-1918) en zijn echtgenote jonkvrouw Sophie Frederique Mathilde van Bronkhorst (1841-1916), ca. 1905, Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag. Volgens het opschrift bij deze foto, gemaakt door de Utrechter Francis Kramer (1878-1965), zien we hier de tuin van Paushuize.
Schimmelpenninck was in 1888 in Paushuize ingetrokken en had enkele wijzigingen doorgevoerd. Zo werden de muren van de balzaal tussen 1888 en 1890 van boven tot onder beschilderd in warmrode terracotta kleuren met motieven in de zogenoemde Pompejaanse stijl. Opvallend daarin is de grote aandacht voor bloemen en planten.
Beschildering van de lambrisering met bloemen en planten in Pompejaanse stijl in de balzaal van Paushuize, 1888-1890. De beschildering is gemaakt door de Rotterdamse decoratieschilder Willem Adrianus Fabri (1853-1925).
Was dit de uitdrukkelijke wens van de commissaris? Het zal toevallig zijn, maar precies in de tijd dat deze decoratie werd aangebracht, in 1889, ontving hij het erelidmaatschap van het Genootschap voor Landbouw en Kruidkunde. Dit Utrechtse Genootschap zette zich intensief in voor het bevorderen van de ‘vaderlandse landbouw en kruidkunde’. En onder ‘kruidkunde’ vielen zeker de bloemen- en plantenteelt voor tuinen en parken.
Gezicht in de tuin van Paushuize tijdens bouwwerkzaamheden, op de achtergrond de Pieterskerk, 1914, Het Utrechts Archief [86770]. Vermoedelijk gaat het hier om de bouw van de nieuwe vleugel achter Achter St.-Pieter 200, dat deel uitmaakte van het Provinciehuis.
In 1914 werd het buurpand Achter St.-Pieter 200, een 17de-eeuwse patriciërswoning, bij de burelen getrokken. Ook al is daar aan de achterkant veel aangebouwd, toch is het binnenterrein van het gehele complex hierdoor nog weer groter geworden. En nog eens twee jaar later werd Kramms griffiegebouw aan de Kromme Nieuwegracht afgebroken en vervangen door een veel kleinere en vooral lagere portierswoning, incluis koetshuis en stallen. Opmerkelijk genoeg heeft de architect (Dirk Kruijf?) op dezelfde plek waar Hester Ranst haar koepel had weer opnieuw een erkerachtige uitbouw bedacht.
Gezicht op de in 1916 gebouwde portierswoning van Paushuize aan de Kromme Nieuwegracht, ca. 1916-1930, Het Utrechts Archief [835018]
Gezicht op de toegang van de tuin van Paushuize (Kromme Nieuwegracht 49) te Utrecht, 1933, Het Utrechts Archief [24865]
Parkeerplaatsen
Het is niet bekend hoe de tuin er in de eerste decennia van de 20ste eeuw uitzag, maar er stonden in ieder geval wel enkele forse bomen in. Volgens Utrecht in woord en beeld uit 1933 ging het om ‘eeuwenoude bomen met ontzaglijk dikke knoestige stammen’, die zelfs ‘de stichting van het huis’ meegemaakt zouden hebben. Bomen uit 1517, dat is te mooi om waar te zijn, maar mogelijk waren ze dus wel een paar honderd jaar oud. De meeste bomen zijn sindsdien gekapt, waarschijnlijk om plaats te maken voor parkeerruimte. De Tijd De Maasbode meldde in 1959 tenminste dat bij een grote restauratie van Paushuize ‘een 2 à 3 honderd jaar oude acacia’ om die reden was geveld. Het autoverkeer nam in die jaren enorm toe en parkeren in de binnenstad was (en is nog steeds) vaak lastig.
Links: De tuin van Paushuize tijdens een ontvangst in 1941 (links: commissaris van de provincie Utrecht Frederik E. Müller en rechts Reichsleiter en Korpsführer van de NSKK Adolf Hühnlein), Het Utrechts Archief [97870]
Rechts: Idem (v.l.n.r. Flieger Wimmer, NSB-leider Anton A. Mussert en Adolf Hühnlein), Het Utrechts Archief [97865]
In de jaren veertig, toen Paushuize door de bezetter werd gebruikt om gasten te ontvangen, zag de tuin er bijna geometrisch uit: brede, rechte grindpaden, een strak gazon en een rechthoekig vijvertje. De nog kleine, groenblijvende dennen, sparren en coniferen langs de gevelrij op foto’s uit die tijd wekken de indruk dat de tuin recentelijk onder handen was genomen. Een nieuwe aanleg voltrok zich zeker in 1959. Toen werd het nu nog steeds bestaande terras gebouwd voor de feestzaal. De destijds bekende tuinarchitect Wim Sluiter (1894-1973) uit Amersfoort leverde het ontwerp. Volgens alweer De Tijd De Maasbode deelde hij de tuin opnieuw in, en creëerde hij vóór het terras een plein met bestrating in sierverband en parkeerruimte. Hoe het geheel eruitzag is niet bekend want er lijken geen tekeningen bewaard te zijn gebleven en in de daaropvolgende decennia is bijna de gehele tuin tot parkeerterrein verworden, zoals foto’s van rond 1990 duidelijk maken.
Luchtfoto van het kantorencomplex van het Provinciehuis aan Achter St.-Pieter (links) en de Kromme Nieuwegracht, 1988, Het Utrechts Archief [842350]
Fietstocht met hindernissen voor provincieambtenaren in de tuin/op het parkeerterrein van het Provinciehuis, 1990-1995, Het Utrechts Archief [842360]. Op de achtergrond staande de commissaris van de koningin jhr. mr. Pieter Beelaerts van Blokland.
Ingrijpende restauratie
In 1978 verhuisde het Provinciehuis vanuit het stadscentrum naar Pijlsweerd. De voormalige provinciegebouwen zijn nu grotendeels in handen van de universiteit. Alleen Paushuize is nog eigendom van de provincie. In 2010-2011 is het volledig gerestaureerd en tegenwoordig wordt het commercieel geëxploiteerd als vergader-/conferentiecentrum en trouwlocatie. Eens in de maand is er een rondleiding door de fraaie vertrekken. Zo’n tien jaar daarvoor zal de tuin zijn aangepakt: stenen en asfalt eruit en wederom een nieuwe groenaanleg erin; een zomerse foto van 7 juli 2000 laat het mooi zien. Wie de ontwerper is wordt nog nagezocht…
Gezicht in het binnenterrein van Paushuize, 2000, Het Utrechts Archief [117335].
Twee wachthuisjes in de tuin van Paushuize, 2022. Beide huisjes stonden oorspronkelijk op de brug van Paushuize. Of ze ooit bemand waren is onbekend.
De tuin is momenteel (winter 2023) niet goed te beoordelen vanwege verbouwingswerkzaamheden in de aangrenzende universitaire panden. Maar de in 2000 geplante jonge boompjes zijn goed aangeslagen en er is nog steeds veel ruimte voor gras. De wachthuisjes die vroeger op de brug aan de Kromme Nieuwegracht stonden, zijn onlangs teruggevonden in het depot van het Nationaal Militair Museum in Soest en hebben nu een plek gekregen in de tuin. Na de afronding van de omliggende verbouwingen komt er hopelijk iets meer gerichte aandacht voor deze bijzondere groene plek, want het is fantastisch dat hij er nog steeds is na die vijf tumultueuze eeuwen, waarin het huis zo vaak van eigenaar is gewisseld en de grond zo vaak overhoopgehaald is!
Met dank aan Froukje van der Meulen, kunsthistoricus en conservator Paushuize
Literatuur: G.A. Evers, ‘Paushuize te Utrecht’, in: Het Huis oud en nieuw … 13 (1915), pp. 257-281; W.F.J. den Uyl, Paushuize en zijn naaste omgeving, Alphen aan den Rijn, 1959; Fred Gaasbeek, ‘Paushuize’, in: Corjan van der Peet (red.), Utrechtse Paleizen, Utrecht 1986, pp. 49-62; Froukje van der Meulen, ‘Terug naar Pompeii. Ontstaan, verdwijning en herstel van een Pompeiiaans interieur in Paushuize’, Tijdschrift Oud-Utrecht, augustus 2020, pp. 4-9; idem, ‘Een balzaal zonder danseressen. De verdwenen muurschilderingen van Paushuize’, Jaarboek Oud-Utrecht 2021, pp. 34-53.
Meer lezen:
De notaris en de erehandel (Hester Rants en D'Ailly)
Portret van Alexander baron Schimmelpenninck van der Oye
Paushuize als plek van vertier (bezoek Juliana)
Tien overgebleven tuinarchitecten (Sluiter)
Romeinen in de kelder van de paus
Paushuize introductie (princevanderaa)