Nieuws

De gouden eeuw van de Utrechtse beeldhouwkunst

Vanaf het jaar 1000 ontwikkelt Utrecht zich tot een bruisend handelscentrum en is de stad het religieus centrum van de Noordelijke Nederlanden, met een bisschop als landsheer. Kerken, kapellen en kloosters verrijzen, met als hoogtepunt de Dom. Utrecht wordt een stad van betekenis met eigen stadsrechten, drukbezochte markten en veel kunstnijverheid. Tussen 1430 en 1530 bloeide de Utrechtse beeldhouwkunst als nooit tevoren. Adriaen van Wesel, Jan van Schayk en de ‘Meester van de Utrechtse Stenen Vrouwenkop’ hadden in heel Europa invloed. Hieronder een artikel over een tentoonstelling in het Museum Catharijneconvent in 2012 over beelden die de strijd overleefden. Een artikel van kunsthistoricus en mediëvist Marieke van Vlierden in Tijdschrift Oud-Utrecht 2012

Over elk verhaal van de Noord Nederlandse, middeleeuwse beeldhouwkunst valt de schaduw van de beeldenstormen die in de periode 1566-1580 driemaal over ons land raasden. Bovendien werd in de Noordelijke Nederlanden vanaf 1580 alleen nog de uitoefening van de gereformeerde godsdienst toegestaan. De tot dan toe kostbaar ingerichte kerken werden vanaf dat moment geschikt gemaakt voor de nieuwe eredienst en van hun luister ontdaan. Van de rijke laatmiddeleeuwse sculptuurproductie bleef zo, ook in Utrecht, vrijwel niets bewaard. Het is daarom heel bijzonder dat in de tentoonstelling Ontsnapt aan de Beeldenstorm (in 2012) een glimp van deze oude glans zichtbaar is. Het is slechts een ‘echo of what was’, maar wel een hoogst indrukwekkende echo. Deze is niet alleen zichtbaar in de ruim 90 topstukken uit binnen- en buitenland, maar zelfs nog in enkele zwaar gehavende, rijk beschilderde fragmenten die in de tentoonstelling zijn opgenomen, zoals de reliëfs uit de Maartenskerk te Doorn (ca. 1525), die tijdens de 16e-eeuwse troebelen ten onder gingen. 

Relif met de Judaskus Sint Maartenskerk te Doorn 1500 1550 RCE

Relief met de Judaskus Sint Maartenskerk te Doorn 1500-1550 RCE

Utrechtse beeldhouwkunst
Vanaf het midden van de 14e eeuw zijn de eerste beeldhouwersnamen bekend uit archiefbronnen. Maar natuurlijk was er al eerder beeldhouwwerk in Utrecht, dat immers als enige bisschopszetel de belangrijkste stad was in de Noordelijke Nederlanden. Na omvangrijke romaanse bouwcampagnes waarin rondom de oude Domkerk de Janskerk, de Pieterskerk, de Mariakerk en de Paulusabdij werden opgetrokken, werd in 1254 de eerste steen gelegd voor de huidige, gotische Dom. Terwijl voorheen reizende bouwploegen de werkzaamheden uitvoerden en beeldhouwwerk spaarzaam van elders werd geïmporteerd, werd er nu een permanente bouwloods ingericht. Hier vervaardigden de steenhouwers de gecompliceerde gotische bouwstenen en sculpturen en van daaruit ontwikkelde zich de Utrechtse beeldhouwkunst. Pas in de loop van de 15e eeuw lijkt deze tot volle bloei te komen. Tot de vroegste overgeleverde werken behoren fragmenten van tufstenen apostelen, die waarschijnlijk deel uitmaakten van een reeks beelden van het doksaal (stenen koorafscheiding) in de voormalige Salvator- of Oudmunsterkerk. Dombouwmeester Willem Boelre voerde deze opdracht uit in het eerste kwart van de 15e eeuw. Het buitengewoon verfijnde doksaal in de Joriskerk te Amersfoort werd echter nog vervaardigd door meesters van elders. Het is in fasen ontstaan tussen 1420 en 1450 en toont stilistisch Keulse invloeden. 

Doksaal Sint Joriskerk Amersfoort detail

Doksaal Joriskerk Amersfoort

In het laatmiddeleeuwse Utrecht stonden maar liefst vijf kapittelkerken en tientallen kloosters, parochiekerken en kapellen. De bouwactiviteiten die hiermee samengingen en de rijke geestelijkheid die hieraan was verbonden, maar ook de vele burgerinstellingen zoals de gilden, vormden een goede voedingsbodem voor een rijke culturele productie. Minstens zestig beeldhouwers ofwel beeldsnijders waren in de periode 1430-1530 actief. Het hoogtepunt lag aan het begin van de 16e eeuw, toen maar liefst 29 beeldhouwers tegelijkertijd in Utrecht werkten. 

Materialen en meesters
De Utrechtse beeldhouwers maakten beelden van hout en van steen. Velen waren gevestigd aan het zuidelijk deel van de Oudegracht. Uit hun ateliers klonken de geluiden van zagen en raspen en van hamers waarmee gutsen en beitels werden aangeslagen. De meesters bewerkten vooral eikenhout, zowel inlands als ingevoerd vanuit het Baltische gebied. Als steensoort werd het Duitse Baumberger zandsteen veel gebruikt, maar voor zeer verfijnd beeldhouwwerk werd vanaf ca. 1500 uit het huidige België Avendersteen ingevoerd. In 1501-1502 leverde de beroemde Zuid-Nederlandse steenhouwer Mattheus Keldermans 602,5 voet aan de Domfabriek. De gewelfschotels uit de Librije van de Utrechtse Domkerk en de reliëfs uit de Maartenskerk te Doorn zijn uit deze steensoort gehouwen. Deze sculpturen zijn gepolychromeerd: veelkleurig beschilderd en verguld. Dit was in de Middeleeuwen gebruikelijk. In een Utrechts raadsbesluit uit 1410 wordt dan ook gesproken van ‘gewrochte beelden vergult off onvergult’. Deze kostbare afwerking, die meestal werd uitgevoerd door een schilder, kon soms echter nog jaren op zich laten wachten. Zo is bijvoorbeeld van het voormalige Mariaretabel (altaarstuk), gemaakt voor de kapel van de Illustre-Onze-Lieve-Vrouwebroederschap in de St. Jan in ’s-Hertogenbosch, bekend dat dit pas in 1508-1510 werd beschilderd. En dat terwijl het al in 1475-77 door de Utrechtse meester Adriaen van Wesel (ca. 1417-ca. 1490) was gesneden. Hij is één van de weinige Utrechtse beeldsnijders die niet alleen in de archieven wordt genoemd, maar waaraan ook overgeleverde beeldhouwwerken kunnen worden toegeschreven. Tot die werken behoort het aandoenlijke groepje van het Christuskind dat zijn vader Jozef in de timmermanswerkplaats helpt met het uitmeten van een balk. Moeder Maria zit op de achtergrond te lezen. Een dergelijk ingetogen, levensecht tafereel is karakteristiek voor zijn oeuvre. Het is mogelijk uit de omlijsting van bovengenoemd Mariaretabel afkomstig. 

Adriaen van Wesel 1480 Heilige Familie Maria Jozef en het Christuskind De kleine Jezus helpt zijn vader bij het opmeten van een balk Museum Catharijneconvent

Adriaen van Wesel 1480 Heilige Familie Maria Jozef en het Christuskind De kleine Jezus helpt zijn vader bij het opmeten van een balk Museum Catharijneconvent

Jan van Schayk is een tweede Utrechtse beeldhouwer waaraan werk toe te schrijven is. Hij was tussen 1494 en 1523 actief en maakte onder meer in 1497 de consoles en bovengenoemde gewelfschotels in de librije van de Utrechtse Domkerk. De engelconsoles bevinden zich nog ter plaatse, maar de gewelfschotels (vier evangelistensymbolen en vier kerkvaders rondom God de Vader) raakten verspreid. Acht bleven er bewaard. 

Gewelfschotels Librije Domkerk Jan van Schayk 1497 Victoria Albert Museum

Gewelfschotels Librije Domkerk Jan van Schayk 1497 Victoria and Albert Museum

Multifunctionele beelden
Net als veel andere religieuze afbeeldingen dienden middeleeuwse sculpturen als illustratie van het Bijbelverhaal. Ze wekten de gelovigen bovendien op om de deugden van de afgebeelden na te volgen en werden gebruikt als ondersteuning bij meditatie en gebed. Daarnaast konden ze een functie hebben in de liturgie. Zo ontstonden monumentale uitbeeldingen van de Graflegging van Christus uit het gebruik om tijdens de Avondmis op Goede Vrijdag een kruisbeeld of gewijde hostie (het lichaam van Christus) op symbolische wijze te begraven in het ‘heilig graf’, om deze op Paasmorgen weer ceremonieel te verheffen. In de Domkerk bleef het Heilig Graf deels bewaard en ook uit het Vrouwenklooster te Oostbroek bij De Bilt zijn fragmenten van een indrukwekkende Heilig Grafgroep overgeleverd. 

Heilig Graf Domkerk

Heilig Graf Domkerk

Heilig Grafkapel Vrouwenklooster Oostbroek Museum Catharijneconvent

Heilig Grafkapel Vrouwenklooster Oostbroek Museum Catharijneconvent

Een niet bewaard gebleven beeld van de Heilige Jacobus kwam op een heel bijzondere manier in de Mariakerk terecht, namelijk als boetedoening. De Utrechtse burger Jan Dirksz. was op 24 april 1475 veroordeeld omdat hij Petrus Ramp, kanunnik van St. Marie, in een gevecht levensgevaarlijk had verwond. Jan Dirksz. werd veroordeeld tot het betalen van de dokterskosten, het vragen van vergiffenis én het schenken van een beeld. Ramp koos voor een uitbeelding van de Heilige Jacobus, die waarschijnlijk gemaakt werd in het atelier van Adriaen van Wesel. De kanunnik overleed in 1488 en werd bij zijn beeld begraven. Uiteindelijk viel het ten prooi aan de Beeldenstorm en bleef alleen de console met zijn wapen bewaard. Opdrachtgevers voor sculpturen konden individuen zijn, geestelijken of leken, maar ook broederschappen of gilden. Beelden hadden een belangrijke rol in de middeleeuwse dodengedachtenis ofwel memoriacultuur. Deze kwam voort uit het geloof in het vagevuur, waar de gewone mens na zijn overlijden zijn zonden moest uitboeten, voordat hij naar de hemel ging. De tijd in het vagevuur kon worden bekort door het verrichten van goede werken, waartoe ook het schenken van beelden aan religieuze instellingen werd gerekend. In ruil daarvoor ontving de schenker gebeden, missen en andere memoriediensten voor het zielenheil. Op zogenaamde memorietafels bevinden zich naast de religieuze hoofdvoorstelling gebedsportretten van diegenen die werden herdacht. In een bijbehorende tekst werden de naam en sterfdatum van de geportretteerde vermeld evenals een oproep tot gebed.

Utrechtse specialiteiten
Typisch Utrechtse memorietafels zijn steenreliëfs met halffiguren, zoals dat voor een onbekende kanunnik uit de collectie van het Centraal Museum. Onderaan in het midden is de overledene afgebeeld, als kanunnik herkenbaar aan de almuis: het bontmanteltje dat over zijn arm hangt. Door zijn beschermheiligen Jacobus de Meerdere en Barbara wordt hij aanbevolen bij Maria die het Christuskind de borst geeft. Deze memorietafel uit de voormalige Mariakerk werd rond 1510-1520 gehouwen in het atelier van de zogenaamde Meester van de Utrechtse Stenen Vrouwenkop (werkzaam ca. 1490-1525). 

Epitaaf met Maria met Kind Maria lactans Sint Jacobus major Sint Barbara en een kanunnik 1510 1520 Centraal Museum

Epitaaf met Maria met Kind Maria lactans Sint Jacobus major Sint Barbara en een kanunnik 1510-1520 Centraal Museum

Stenen Vrouwenkop in Museum Catharijneconvent Utrecht

Schouderstuk van een vrouw Meester van de stenen vrouwenkop Museum Catharijneconvent

Natuurlijk voerden de beeldhouwers niet alleen kerkelijke opdrachten uit. Een Utrechtse specialiteit waren ook de stenen schoorsteenfriezen die de haard van menig rijk burgerhuis sierden. Maar kostbaar gepolychromeerde en vergulde houten en stenen beelden waren voor de gewone man uiteraard veel te duur. De ‘beeldenbackers’ of ‘heyligendruckers’ die in serie goedkope pijpaarden beeldjes maakten, voorzagen in zijn behoefte. Tientallen beeldjes van Christus, Maria en heiligen zijn in Utrecht bij opgravingen aan het licht gekomen. Maar ook pijpaarden beelden konden in groot formaat worden vervaardigd en kostbaar beschilderd. Een zeldzaam voorbeeld hiervan is een 90 cm hoge Maria met kind uit het Stedelijk Museum te Zwolle, uit het derde kwart van de 15e eeuw.

Plaque Catharijne 1480 Victoria and Albert Museum

Plaque Catharijne 1480 Victoria and Albert Museum

Teloorgang Utrechtse beeldhouwkunst
Aan het eind van de 15e eeuw was het werk van de Utrechtse beeldhouwers tot ver over de stadsgrenzen bekend. Behalve het bovengenoemde Mariaretabel voor de Janskerk te ’s-Hertogenbosch leverde Adriaen van Wesel ook retabels en beelden voor kerken en kloosters in Delft en Zwolle. Een stenen grafmonument voor de aartsbisschop van Trier werd rond 1475 besteld bij de Utrechtse beeldhouwer Claes Myert en als een bouwpakket via de Rijn en de Moezel van Utrecht naar Trier vervoerd. Altaarstukken uit het atelier van de Meester van de Utrechtse Stenen Vrouwenkop belandden via de handel zelfs helemaal in Noorwegen. In de 16e eeuw voltrokken zich in Utrecht (en elders) echter grote veranderingen. Zo ging het vanaf ca. 1520 economisch slechter, waardoor beeldhouwers zich genoodzaakt zagen om naar andere inkomstenbronnen te zoeken. Tielman Tap, die in 1549 het grafmonument maakte van de Utrechtse Domproost Philibert Naturelli had een bijbaan als waard in de herberg van zijn schoonouders. 

Bisschop Hendrik van Beieren droeg in 1528 zijn wereldlijke macht over aan Karel V. Utrecht werd vanaf toen bestuurd door het Habsburgse huis. Cultureel deed de Renaissance zijn intrede in de stad, met beroemde kunstenaars als de Zuid-Nederlandse beeldhouwer Colijn de Nole (†1558) en de Utrechtse schilder Jan van Scorel (1495-1562), die zoals velen met hem in Italië kennis maakte met de kunst van de Klassieke Oudheid. Op religieus gebied raakten de verhoudingen steeds meer gespannen. Theologen van de reformatie waren fel gekant tegen het gebruik van afbeeldingen. Zij hechtten geen geloof meer aan de vele wonderen in de heiligenlevens en interpreteerden de tekst van het Oude Testament letterlijk, inclusief het verbod op het maken en vereren van beelden, genoemd in het Tweede Gebod. Deze spanningen ontlaadden zich in de beeldenstormen en toen in 1580 de Noordelijke Nederlanden de band met hun katholieke Habsburgse landsheer verbraken, werd de gereformeerde godsdienst als enige officieel erkend. De kerken werden ontruimd en heringericht voor de protestantse eredienst. Onnoemelijk veel sculpturen gingen hierdoor verloren.

Dirck van Delen Beeldenstorm in een kerk Rijksmuseum

Dirck van Delen Beeldenstorm in een kerk Rijksmuseum

Herwaardering
In de loop van de 18e, maar vooral in de 19e eeuw kregen ‘oudheidkundigen’ en andere kunstliefhebbers belangstelling voor de Middeleeuwen en begonnen ook middeleeuwse beeldhouwkunst te verzamelen. Zo werden de fragmenten van de Heilig Grafgroep van Oostbroek in 1898 door baron Van Boetzelaer aan het Centraal Museum geschonken. Hij had de resten gevonden tijdens werkzaamheden aan zijn landhuis op het voormalige kloosterterrein. Volgens de 16e-eeuwse Kroniek van abdis Henrica van Erp werd dit Heilig Graf in het klooster geplaatst in 1494 in opdracht van abdis Maria Gruyters. Op 14 mei 1528 kwamen echter de Hollanders onder aanvoering van Jan van Belresum, die het raam bij het Heilig Graf eruit sloegen en het Graf in tweeën braken. Nu resten nog slechts de omstanders: Maria Magdalena, Maria Salome en Maria Jakobe, en de hoofden van Johannes en Jozef van Arimathea of Nicodemus. Of de groep in 1528, later tijdens de beeldenstormen of pas na de reformatie in 1580 of de successievelijke sloop van het klooster in 1585 volledig is verwoest, is niet meer na te gaan. 

Dombeelden Jan Nude 1450 Centraal Museum

Dombeelden Jan Nude 1450 Centraal Museum 

De bij uitzondering bekende lotgevallen van deze sculpturen zijn illustratief voor het lot van zo vele Utrechtse middeleeuwse beelden. We mogen het wel als een wonder beschouwen dat zo veel kostbare stukken er nog zijn. In de Domkerk zijn er zwaar beschadigde maar indrukwekkende restanten van Utrechts beeldhouwwerk. Het Heilig Graf bijvoorbeeld, of het prachtige ‘Retabel van Pot’ door de Meester van de Utrechtse Stenen Vrouwenkop, beide van rond 1500, of de eikenhouten deur van de sacristie, zo kunstig in 1497 door Jan van Schayck gesneden, waarvan de omlijsting werd gemaakt door zijn collega Hendrick Bontmaker († 1526).

Sacristiedeur Domkerk Jan van Schayk

Eikenhouten deur Sacristie Domkerk, Jan van Schayck

Dit artikel is grotendeels gebaseerd op: M. Leeflang, C.J.F. van Schooten (red.), Middeleeuwse beelden uit Utrecht, 1430-1530 (Antwerpen/Amsterdam/Utrecht 2012). Deze publicatie verscheen bij de tentoonstelling Ontsnapt aan de Beeldenstorm. Middeleeuwse beelden uit Utrecht, in Museum Catharijneconvent.

TIPS
Bezoek de beelden in Collectie Centraal in het Centraal Museum

en de beelden in de Utrecht collectie van het Museum Catharijneconvent

In de ban van de middeleeuwen
Van 18 okt 2024 - 26 jan 2025 is er een tentoonstelling in Museum Catharijneconvent met middeleeuwse kunstwerken uit kasteel De Haar, kasteel Huis Bergh en Museum Catharijneconvent. Hun topcollecties ontstonden vanaf het eind van de negentiende eeuw vanuit een diep verlangen naar vervlogen tijden. Wat dreef de mensen die al deze prachtige kunst zo driftig verzamelden? En wat vonden zij in de middeleeuwen wat ze in hun eigen tijd niet vonden?

God de Vader Jan van Schayk 1497 Museum Catharijneconvent

God de Vader Jan van Schayk 1497 Museum Catharijneconvent

Jezus op de ezel 1490 Utrechts atelier Museum Catharijneconvent

Jezus op de ezel 1490 Utrechts atelier Museum Catharijneconvent

Panorama Utrecht beeldhouwkunst en stadsgezichten in Centraal Museum

Panorama Utrecht beeldhouwkunst en stadsgezichten in Centraal Museum

Schoorsteenfriezen Museum Catharijneconvent

Schoorsteenfriezen Museum Catharijneconvent

Sint Maarten en de bedelaar atelier Adriaen van Wesel Centraal Museum

Sint Maarten en de bedelaar atelier Adriaen van Wesel 1480-1490 Centraal Museum