Nieuws

'Ik wilde me wel meer bezig houden met de geschiedenis van de stad'

Het Jaarboek van Oud-Utrecht heeft het afgelopen jaar drie nieuwe redactieleden gekregen. Een van de nieuwe redactieleden is Lieke Wijnia, conservator bij Museum Catharijneconvent en docent aan het University College Utrecht. 'Het leek me erg leuk om met een groep redactieleden bezig te zijn met de geschiedenis van Utrecht.'

Lieke Wijnia vertelt dat ze een uitnodiging kreeg van René de Kam, conservator Stadsgeschiedenis bij het Centraal Museum en redactielid van het Jaarboek, om lid te worden van de redactie van het Jaarboek. 'Dat leek me erg leuk, om met een groep redactieleden bezig te zijn met de geschiedenis van Utrecht. Ik woon hier al een hele tijd en wilde me wel meer bezig gaan houden met de geschiedenis van de stad. Ik was lid geworden van Oud-Utrecht, ik weet niet meer precies wanneer, omdat ik mijn kennis van de geschiedenis van mijn woonplaats wat wilde bijspijkeren.'

Wijnia komt uit Harlingen en is in 2003 naar Utrecht gekomen. 'Ik heb kunstgeschiedenis en museumstudies gestudeerd aan de University College Utrecht, het Liberal Arts & Sciences college van de Universiteit Utrecht. Daarna heb ik een master cultureel erfgoed gedaan aan de Universiteit Utrecht en een tweede master kunstgeschiedenis aan het Courtauld Institute of Art in Londen. Vervolgens heb ik promotieonderzoek gedaan op het gebied van religie, erfgoed en muziek. Sinds drie jaar werk ik bij Museum Catharijneconvent en sinds een jaar geef ik college bij University College Utrecht.'

De redactieraad, waar Wijnia nu een jaar deel van uitmaakt, komt om de twee, drie maanden bij elkaar, vertelt ze. 'We bespreken uitstaande artikelen, toegezegde stukken en de aankomende editie van het Jaarboek.' Elk artikel wordt door twee redactieleden geredigeerd. Wijnia: 'Na lezing van het artikel bespreken we met elkaar onze bevindingen en doen we aanbevelingen aan de auteur. Bijvoorbeeld over de leesbaarheid van het artikel. Een artikel moet iets nieuws te bieden hebben, een nieuw inzicht geven. Dat geven we terug aan de auteur en die gaat er vervolgens weer mee aan de slag.'

Het aantal artikelen dat aangeboden wordt fluctueert, aldus Wijnia, maar uiteindelijk zijn er altijd genoeg artikelen. 'Er wordt best wel veel onderzoek gedaan naar de Utrechtse geschiedenis maar er wordt niet altijd gedacht aan het Jaarboek als mogelijkheid voor publicatie. Terwijl het toch gaat om een lezerspubliek dat duidelijk geïnteresseerd is in de Utrechtse geschiedenis.'

Naast aangeboden artikelen worden er ook gericht auteurs gevraagd om een artikel over een bepaald onderwerp te schrijven, vertelt Wijnia. 'Om het jaar hebben we een themanummer en dan gaan we actief op zoek naar auteurs. Komend jaar komt er een jubileumnummer over de omgang met geschiedenis en erfgoed van de stad Utrecht. Een aantal redactieleden zal dan ook zelf een bijdrage leveren. Zo zal ik samen met een collega van Museum Catharijneconvent een artikel schrijven over de receptiegeschiedenis van de Utrechtse Paus Adrianus VI. Onze eerste indruk is dat Adrianus VI steeds meer als Utrechts wordt gezien. In het verleden werd hij nog meer gezien als een paus uit Leuven, waar hij hoogleraar en rector aan de universiteit was, of zelfs als een Duitse paus. Dit gaan we verder uitdiepen in het artikel voor het Jaarboek.'

Wijnia ziet zelf graag artikelen verschijnen in het Jaarboek die gaan over een bepaalde plek in de stad die daardoor meer tot leven wordt gebracht. 'Ik heb een tijd geleden een artikel gelezen over de Maliebaan en daarna fiets je toch anders door die straat. En in het komend jaarboek staat een artikel over de verschillende muurschilderingen in een huis aan de Nieuwegracht. Na het lezen van zulke artikelen wordt er een betekenislaag aan de ervaring van de plaatsen toegevoegd, dat vind ik erg bijzonder. '

Lieke Wijnia