‘Bouw zelf een kerststal’
In de jaren na de oorlog werden in Utrecht allerlei advents- en kerstevenementen georganiseerd. Van een intieme viering bij de burgemeester thuis tot de Volkskerstzang in de Margriethal. Op het Vredenburg stond een levensgrote kerststal van Het Portaal vlak bij een pot van het Leger des Heils. De kerken zaten vol, en ook thuis was het feest. Lees hier een artikel uit 2018 van Ton van Schaik, historicus, publicist en oud-redacteur van Tijdschrift Oud-Utrecht.
Jonkheer mr. Coen de Ranitz was van eind 1948 tot voorjaar 1970, liefst 22 jaar lang, een populaire burgemeester van Utrecht. Hij was een deftige Haagse heer met een geaffecteerd accent, partijloos, remonstrants en met nauwe banden met het koningshuis. In zijn ambtsperiode werd Utrecht de vierde stad van het land en onderdeel van de Randstad. Twee trefwoorden illustreren deze transformatie: singeldemping en Hoog Catharijne. Van beide projecten, intussen gedeeltelijk ongedaan gemaakt respectievelijk grondig vernieuwd, was De Ranitz een pleitbezorger.
Burgemeester jhr mr CJA de Ranitz en zijn vrouw jkvr AM de Ranitz de Brauw in de woonkamer van hun huis Maliesingel 18 (HUA)
Het burgemeestersechtpaar had de gewoonte om op een avond tegen Kerstmis in hun herenhuis Maliesingel 18 tegenover het Lepelenburg een besloten ontvangst te regelen voor naaste medewerkers thuis en op het stadhuis. Dat waren de boden, de chauffeur en de huismeester van het stadhuis, het Kabinet van de burgemeester, de tuinman en de huishoudster juffrouw Dina Westerink en nog een paar andere personeelsleden. Allemaal met hun echtgenoten of hun ‘serieuze aanstaanden’ zoals het werd uitgedrukt.
Het draaiboek was afgekeken van dat van paleis Soestdijk, niet verwonderlijk, want de burgemeestersvrouw, jonkvrouw Ariane Margaretha de Brauw, was een studievriendin geweest van prinses Juliana en daarna, van 1934 tot 1940, haar hofdame. Bovendien gaf het echtpaar De Ranitz meer dan eens zijn muzikale medewerking aan deze jaarlijks terugkerende happening voor het hofpersoneel, hij aan de piano, zij als violiste. De chocolademelk hoorde dus ook bij de Utrechtse setting, net als Lucas 2, 1-14, voorgelezen door de burgemeester en een kerstverhaal gepresenteerd door mevrouw. Zij was het ook die de chocoladeverstrekking, door haarzelf verricht onder het toeziend oog van juffrouw Dina, voor geëindigd verklaarde en tot ieders opluchting aankondigde dat er op ‘iets anders’ werd overgegaan. Daarna was het de bedoeling dat er een algemene wisseling van plaatsen op gang zou komen, een operatie die altijd weer stroef verliep. Aan het eind sprak de chef Kabinet een dankwoordje en was de afwas voor de dames van zijn afdeling. Al met al een feodale bedoening, die met deze eenmalige rituele doorbreking van de gezagsverhoudingen die verhoudingen alleen maar bevestigde.
Muziek in de Margriethal
Begin jaren vijftig kwam er voor de burgemeester een kerstverplichting bij, buiten de deur en grootschaliger. De Utrechtse zakenman H.J. van Loon, buitenkerkelijk maar wel gelovig, had de Stadszending van de Nederlandse Hervormde Kerk het idee aan de hand gedaan van een massale Volkskerstzang. Niet in een kerk, maar in een neutraal gebouw. Een afzonderlijk comité nam de organisatie voor zijn rekening. Op 23 december 1953 gebeurde het voor het eerst in de oude Beatrix- en Irenehal, gratis beschikbaar gesteld door de Jaarbeurs. Er waren 6.500 deelnemers, terwijl honderden mensen moesten worden teleurgesteld. ‘Pers, radio, bioscoopdirecties, zangers, padvinders en stedelijke overheid droegen het hunne bij’, meldt het Jaarverslag van de Stadszending. Een schot in de roos dus, het idee van een herhaling lag voor de hand. Het jaar erop werd het evenement gehouden in de Margriethal en was het bezoekersaantal opgelopen tot 7.500. De beide eerste keren hadden de gereformeerden het nog laten afweten, maar in 1955 waren ook zij van de partij. Weer een jaar later, in 1956, waren bovendien de rooms-katholieken officieel vertegenwoordigd. De burgemeester las het kerstevangelie voor, er volgde een korte overweging van een minuut of tien en er was een koor van meer dan 600 zangers. De muziekkorpsen van het Leger des Heils en van de Politie begeleidden de zang en Mees van Huis, de bekende organist van de Buurkerk, leidde het muzikale spektakel.
Volkskerstzang in de Margriethal van Jaarbeurs 1958 HUA
In 1956 waren ook koningin Juliana en prinses Marijke onder de deelnemers. Toen in 1957 de Volkskerstzang rechtstreeks op de televisie werd uitgezonden en er flitsen van op het NTS-journaal te zien waren, was dominee A. Dronkers, toen leider van de Stadszending en een optimistisch man, ervan overtuigd dat door dit moderne medium een nieuw, gunstig klimaat voor het evangelisatiewerk was geschapen. Op den duur werd de Volkskerstzang ook weer gewoon en de jaren zestig lieten een neergaande lijn zien in het aantal deelnemers. In 1960 waren het er nog meer dan 10.000, misschien omdat kardinaal Alfrink toen de overweging hield, daarna ging het van 8.000, 5.000 naar 3.000 tot 2.300 bij de twintigste keer in 1972. De Volkskerstzang had kennelijk zijn tijd gehad en werd kleinschaliger en dichter bij huis opgezet. Het was de jaren 50-manifestatie van een beginnende oecumene aan de basis. Tot dan toe was oecumenische toenadering iets geweest van kerkelijke bestuurders en redacties van theologische tijdschriften.
Erin of eruit?
Een origineel initiatief van katholieke kant in de naoorlogse periode was de oprichting van Het Portaal in het pand Oudegracht 38, schuin tegenover de Augustinuskerk en vlak bij de Weerdsluis, het ouderlijk huis van Augustina van Reijsen, medestichteres en priorin van de augustinessen van sint Monica. In 1964 verwierf Het Portaal bovendien de onder het pand gelegen werfkelder, die als kapel/bezinningscentrum werd ingericht. Elke zondag was er een mis, en in de loop der tijd werden er heel wat kerkelijke huwelijken gesloten. De augustijn Joep Zilkens (Boxtel 1914 - Utrecht 1989) was er de directeur van en zo’n dertig vrijwilligers, in de wandeling de Portiers, onder wie ook zusters augustinessen, bemanden het dagelijks. Het Portaal was bedoeld om ‘randkerkelijken’ binnen boord te houden, gemengd huwenden te begeleiden, en terugkeerders en belangstellenden een laagdrempelige inloopmogelijkheid te bieden. En er was altijd een kop koffie voor mensen die alleen maar even op verhaal wilden komen.
Bij de oprichting werd Het Portaal beschouwd als een vooruitgeschoven post tegen de ontkerkelijking die toen al volop gaande was. Het bestuur bestond uit een zogeheten ‘Lekencuratorium voor Bijzondere Zielzorg’, dat was geïnstalleerd door deken Wiegerink. Aartsbisschop Alfrink hoopte dat het in Het Portaal flink zou gaan tochten, immers: ‘Een Portaal is er niet om blijvend te vertoeven. Het intreden hierin is het binnengaan in het Huis des Heren.’ Het zou in de loop van zijn dertigjarige geschiedenis (1955-1985) anders uitpakken. Je kunt via een portaal inderdaad naar binnen, maar ook naar buiten. Het overgrote deel van de mensen in een portaalsituatie was in deze jaren op weg naar de uitgang. Anders gezegd: het proces van ontkerkelijking was niet te stoppen, ook niet door zulke voor die tijd gedurfde en creatieve initiatieven als Het Portaal. Want creatief was het zeker. In de etalage prijkte telkens een prikkelende spreuk in een bijpassende omlijsting, het geheel gratis ingericht door een etaleur van C&A, met de bedoeling de voorbijgangers aan het denken te zetten. Ooit verdrongen zich er rond de 25 kuikens onder een broedlamp, met de spreuk ‘Wat leeft warmt zich aan elkaar’. Een andere keer waren er een paar mattenkloppers opgehangen met de oneliner ‘Helpen is beter’. In 1964 stond er een microscoop op een standaard in de vitrine met als begeleidende tekst ‘Wie een vriend zoekt zonder gebreken blijft zonder’. De etalages van Het Portaal werden een begrip in de stad. Ze werkten ongeveer als de maandelijkse ‘Hefboomspreuken’ van de Bond zonder Naam van Henri de Greeve, waarvan pater Zilkens het kunstje had afgekeken. Het waren stuk voor stuk doordenkertjes, maar of ze ook iets uitrichtten is de vraag.
Nachtmis en kerststal
Een manifestatie waarmee Het Portaal naar buiten trad was vanaf 1968 de drukbezochte Nachtmis in het oude Tivoli aan het Lepelenburg. Aanvang 24.00 uur, zang verzorgd door de Utrechtse muziekschool. En er was natuurlijk de grote levensechte kerststal op het Vredenburg, die veel bekijks trok. Maria, Jozef en het Kind stonden er ’s avonds in de schijnwerpers en overdag tegen het decor van de massieve wand van het Jaarbeurscomplex en het administratiegebouw aan de noordkant van het plein. Een keer of vier in de Kersttijd werd er voor belangstellende passanten een toespraakje gehouden.
Kerststal Vredenburg 1960 Van der Werf HUA
Op 1 januari 1959 stortte de buizenconstructie van de stal door een krachtige Nieuwjaarsstorm in elkaar. Prompt stond er een spreuk bij van de Portaalleiding: ‘Bouw zelf een kerststal’. Maar ook voorbijgangers gaven hun eigen humoristische commentaar: ‘Heeft Jozef zitten slapen?’ en ‘Had Onze Lieve Heer de wind niet de andere kant op kunnen sturen?’ Ernstiger was dat de kerststal tot twee keer toe door brandstichting werd vernield, zodat hij op den duur niet meer werd neergezet. Eind 1984 moest Het Portaal zijn deuren sluiten. Dat had twee redenen: de (bescheiden) gemeentesubsidie, die vanaf 1978 was verstrekt, werd wegbezuinigd en pater Zilkens was dat jaar de 70 gepasseerd. Het Stiltecentrum op Hoog Catharijne, dat op 2 mei 1975 was geopend, had intussen Het Portaal voor een deel vervangen.
Strategisch geplaatste kerstpotten
Kerstbijeenkomsten waar iedereen welkom was, waren er in groten getale. Het Leger des Heils wachtte niet af wie er zouden komen, maar ging zelf op de mensen af. Het was met zijn muziek en opwekkingsliederen te vinden op strategische punten in de stad (Vredenburg, Lange Viestraat, Stationsplein, het Hoofdpostkantoor op de Neude) en later ook op het bordes bij de roltrappen van Hoog Catharijne. En de heilsoldaten trokken, zoals heel het jaar door, in de donkere dagen voor Kerstmis gewapend met hun Strijdkreet en hun onafscheidelijke collectebus, de kroegen en nachtclubs in om de boodschap te verkondigen.
Kerstpot van het Leger des Heils in de Lange Elisabethstraat 1964
Hun vaste bijdrage aan het stadsbeeld in de Adventsperiode waren de bekende kerstpotten, gesloten ketels opgehangen aan driepoten met het opschrift ‘Leger des Heils. Voor de Kerstviering’. De heilsoldaat die erbij stond hoefde niet te bedelen, niet met een bus te rammelen en niets toe te lichten. De term ‘potverteren’ ging hier letterlijk op want heel de opbrengst ging op aan kerstvieringen met een feestelijke maaltijd, bestemd voor bejaarden, zieken en eenzame mensen, en aan de kerstpakketten voor ‘vergeten groepen’. Die pakketten bevatten voor de oorlog eerste levensbehoeften zoals aardappelen, kool, bonen, spek en suiker. Later ging het steeds meer om luxe voedingsmiddelen. De rol van het Utrechtse Leger des Heils was overigens veel bescheidener en minder in het oog lopend dan die van Amsterdam, de eerste vestigingsplaats van het Leger (1887), waar ook het Hoofdkwartier in Nederland was gevestigd.
Kerstdiner voor ca 1100 bejaarden en invaliden georganiseerd door het Leger des Heils in de concertzaal Tivoli op Lepelenburg 1965
Thuis en in de kerken
De straatverlichting en de versierde etalages speelden al direct na de oorlog een voorname rol. Oudkerkhof, Zadelstraat, Lijnmarkt, Twijnstraat, Viestraat en Kanaalstraat, overal waar winkels te vinden waren, was jaarlijks de ‘decemberverlichting’ aangebracht. Pas vanaf 6 of 7 december waren de etalages in kerstsfeer. Een snelle en ingrijpende decorwisseling in de warenhuizen en winkels behoorde na het vertrek van de Sint tot de vaste gebruiken. Dat is nu allemaal min of meer geëgaliseerd tot één ononderbroken reeks decemberkoopdagen. Eenvoudig omdat rijkdom in Nederland voor grote groepen gewoon is geworden en ieders inkomen tussen 1948 en 2008 is verviervoudigd. De commercialisering en de reclame zijn inmiddels uitgedijd tot een omvang die mensen in 1948 zich nauwelijks konden voorstellen. Zo is december behalve familiemaand, wat het al veel langer was, ook gelijkgeschakeld tot ‘feestmaand’ zonder meer, cadeaumaand, maand van verlichting in de duisternis, van kerstmarkten en tuincentra, van eten en drinken vooral. Het religieuze en gelovige gehalte van Kerstmis leverde daarbij in en werd buitenshuis vrijwel onzichtbaar.
Choorstraat 1950 van der Werf HUA
Feestverlichting Zadelstraat 1968
Kerstbomenmarkt op het Janskerkhof jaren 50 FF vd Werff
Kerstbomenmarkt Janskerkhof 2009 Lansink HUA
In veel gezinnen en op scholen werden in de aanloop naar Kerstmis de adventshuisjes ingezet, waarvan elke dag een luikje met een bijbelse voorstelling werd geopend. En in katholieke huizen en parochiekerken hing een adventskrans met vier kaarsen, waarvan er op de zondagen voorafgaand aan 25 december telkens een méér werd aangestoken. Totdat de dag voor Kerstmis de kerststal (bij rooms-katholieken) en/of de kerstboom (bij protestants-christelijken en anderen) werd neergezet.
Op kerstavond werden in de diverse protestantse kerken in de stad kerstdiensten gehouden, terwijl in de twintig Utrechtse katholieke parochiekerken in de zeer vroege morgen van 25 december, rond 5.00 uur, de nachtmis werd gehouden. Die werd later, ongeveer vanaf 1960, verplaatst naar de vooravond van Kerstmis, tussen 21.00 en 23.00 uur, zodat de ‘Nachtmis’ feitelijk een late avondmis was geworden. De kerken puilden die nacht uit, ook als er meerdere diensten waren. De namiddag van 24 december was de drukste in het jaar geweest voor de pastoors en kapelaans in de stad. Van de biechtgelegenheid die op die dag in de katholieke kerken werd geboden werd intensief gebruik gemaakt. Hele rijen mensen wachtten bij de biechtstoelen op hun beurt om het feest met een zuiver geweten te kunnen vieren. Na 1965 was van die rijen niets meer te bekennen omdat de vroegere biechtpraktijk inmiddels was verdwenen.
Ook in het publieke domein zijn de tradities zich na de oorlog blijven vernieuwen. Toen de kerststal op het Vredenburg was verdwenen, deed de Napolitaanse kerststal in het Aartsbisschoppelijk Museum, later het Catharijneconvent, zijn intrede. En in 2017, verscheen, meeliftend op de wereldwijde populariteit van Nijntje, de Dick Bruna-stal in de Domkerk. De belangstelling voor massale Kerstvieringen is verflauwd, maar anno 2018 staat er nog steeds een kerstpot van het Leger des Heils op het nieuwe Hoog Catharijne. En de Domklokken met de Salvator die op Kerstavond 1945 van 21 uur tot 21.15 uur voor het eerst na de oorlog klonken, zijn sindsdien niet opgehouden de kerstboodschap over de stad te beieren.
Kerststal Dick Bruna in Domkerk
Kerststal Catharijneconvent 1996 HUA