Nieuws

De geschiedenis van COC Utrecht 1950-1979

Vrijdag 15 september is het Historisch Café van Oud-Utrecht gewijd aan de Utrechtse Canon van de LHBTI+-geschiedenis. Hier alvast een kijkje in de wereld van het COC Utrecht, op basis van een artikel van Maurice van Lieshout onder de titel Cultuur, Ontspanning en Confrontatie, de eerste dertig jaar van het Utrechtse COC, in het Tijdschrift Oud-Utrecht 2019.

Utrecht is sinds 2008 een ‘regenboogstad’ waar lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender en intersekse personen (LHBTI’s) zich thuis moeten voelen. Dat is, zoals de eerste decennia in de geschiedenis van het Utrechtse COC ons leren, wel eens anders geweest.

Paneel uit de tentoonstelling 100 jaar Oud Utrecht door Brigida het COC wordt opgericht

Paneel uit de tentoonstelling 100 jaar (Oud-) Utrecht door Brigida, het COC wordt opgericht.

‘Deze eerste bijeenkomst van de kring Utrecht is ten zeerste geslaagd en er is een golf van enthousiasme en geestdrift over de Utrechtenaren gekomen die goede beloften inhoudt.’ Op woensdag 18 januari 1950 verzamelen 70 personen zich in het NV-Huis aan de Oudegracht. Het zijn Utrechtse leden van het vier jaar eerder in Amsterdam opgerichte Cultuur- en Ontspanningscentrum (COC), de oudste nog bestaande organisatie ter wereld voor homoseksuele mannen en lesbische vrouwen. 

Foto COC circa 1950

COC circa 1950

Programma COC 1951

Programma COC 1951

Dubbelleven 
Homo’s en lesbo’s hebben het in de jaren vijftig moeilijk. In navolging van kerk, wetenschap of overheid beschouwen de meeste Nederlanders homoseksualiteit als een zonde, ziekte of misdaad. Homoseksuele contacten met een minderjarige (jonger dan 21) zijn strafbaar en kunnen volgens artikel 248bis van het Wetboek van Strafrecht tot een gevangenisstraf van maximaal vier jaar leiden (voor heteroseksueel contact is de leeftijdsgrens 16 jaar). Naar schatting verschijnen er tussen 1911 (invoering) en 1971 (opheffing van het artikel) 5.000 mannen en 50 vrouwen wegens overtreding ervan voor de rechter. Ruim de helft van hen wordt veroordeeld. Het grootste aantal rechtszaken vindt plaats tussen 1945 en 1965. Het aan de Katholieke Volkspartij gelieerde Centrum voor Staatkundige Vorming stelt in 1950 nog voor álle homoseksuele contacten strafbaar te stellen en verschillende psychiaters proberen homoseksuele mannen te ‘genezen’ door middel van aversie-therapie of castratie. Jarenlang weert in Amsterdam een Commissie Beoordeling Zedelijk Gedrag Gemeentepersoneel homoseksuelen uit overheidsdiensten, staatsbedrijven en grote private ondernemingen. Homoseksuele mannen en lesbische vrouwen kunnen alleen in beperkte kring zichzelf zijn. De meesten leiden een dubbelleven waarin ze hun ‘geaardheid’ angstvallig verborgen houden voor collega’s, buren, hospita’s en familieleden (en niet zelden hun huwelijkspartner). Ze voelen zich eenzaam en gaan gebukt onder schuld- en schaamtegevoelens. Wie geluk heeft, is lid van een vrienden- of vriendinnenkring die regelmatig bijeenkomt in het huis van een welgestelde ‘gevoelsgenoot’. 

In de grote steden kunnen homoseksuele mannen terecht in een beperkt aantal kroegen en voor seksuele contacten op de ‘baan’ (urinoirs, parken). In Utrecht staan de White Horse Bar (Voorstraat) en de Ritzer-bar (Vredenburg) bekend als cafés waar homo’s komen, al moeten ze zich daar wel gedeisd houden. Wat toleranter is de sfeer in artiestencafé Musica (Loeff Berchmakerstraat), Café Kees en de Willemsbar (beide Willemsstraat) en Café de Lindenbar (Nieuwegracht). Mannen op zoek naar seks met andere mannen hangen rond bij verschillende waterplaatsen - waar de zedenpolitie hen frequent observeert en verbaliseert - en op de achterste rijen van bioscoop Cineac (Vredenburg) en de Spoorbio op het Centraal Station: ‘Met het perronkaartje, dat kostte een dubbeltje, ging je het urinoir op en als je dan iemand op de kop had getikt dan dook je daarmee de bioscoop in [...] In het donker kon je dan een beetje met elkaar rommelen.’ 

1950 COC Spoorbio interieur

Spoorbio interieur

Lesbische vrouwen zijn in deze periode vrijwel onzichtbaar. Om andere vrouwen te ontmoeten gaan de Utrechtse lesbiennes vooral naar De Schakel, de COC-sociëteit in Amsterdam. Of er in Utrecht vriendinnengroepen bestaan hebben, is onduidelijk. Uit begin jaren zestig is wel een lesbisch netwerk rond de Utrechtse Vrouwen Voetbalvereniging bekend.

Eigen huis
Onder zulke omstandigheden is de komst van een eigen centrum meer dan welkom. Naast het bieden van ontmoeting, cultuur en vermaak heeft het COC vier doelen: bevorderen van wetenschappelijk onderzoek en van een ‘humane beoordeling en behandeling van homophielen’, verlenen van psychische en juridische bijstand en ‘bestrijding van homophiele prostitutie’. Het COC distantieert zich van de subcultuur van pisbakken en nichtenkitten, wil bij zijn leden een gevoel van eigenwaarde ontwikkelen en pleit voor langdurige vriendschapsrelaties. Die behoedzame, opvoedende opstelling is zowel een strategie om te laten zien dat homo’s ook keurige, moreel hoogstaande burgers zijn als een voorwaarde om als vereniging te overleven. Louter het bestaan ervan is voor de autoriteiten een vorm van homoseksuele propaganda die kan leiden tot ‘seksuele pervertering’ van jeugdigen. Tegenover de opvatting dat homoseksualiteit ontstaat door verleiding benadrukt het COC in die jaren dat het om een aangeboren biologische eigenschap gaat. 

Vanaf de start houdt de Utrechtse zedenpolitie het COC nauwlettend in de gaten. In het jaarverslag 1951 schrijft ze: ‘Sinds het voorjaar van 1951 heeft de vereniging “Cultuur Ontspanningscentrum” [...] zijnde een gezelschap van meerderjarige homosexueelen zijn eigen clubhuis in de kelder, liggende onder perceel Oudegracht 333, waarvoor ook een verlof B van kracht is. In samenwerking met de Afdeling Bijzondere Wetten, werd het nodige toezicht uitgeoefend. Aanleiding tot politioneel optreden was er niet.’ Oudegracht 333 is het adres van de schrijfster Ina Boudier Bakker die er een kamer verhuurt aan de Utrechtse COC-voorzitter Joop Damen Sterck. Ze stemt ermee in dat COC-leden de kelder opknappen en als trefcentrum gebruiken. Leden kunnen er iedere avond terecht. Op woensdagen en in het weekend is er een programma met klassieke muziek, lezingen, films of toneel. Soms wordt er gedanst, maar het COC heeft geen dansvergunning en bovendien verbiedt de lokale politieverordening het samen dansen van mannen of vrouwen. 

Net als in Amsterdam en andere steden met een COC-afdeling komt de zedenpolitie regelmatig een kijkje nemen. In juli 1952 glippen twee agenten naar binnen als iemand de deur naar de werf niet goed gesloten heeft (om binnen te komen moeten leden eerst aanbellen). Ze zien dat er gedanst wordt en maken proces-verbaal op. Justitie roept voorzitter Chris de Rijke (opvolger van Damen Sterck) op en vraagt hem om de namen van de bestuursleden en de dansers. De Rijke zegt alleen voornamen te kennen en zelfs niet te weten of dat de echte namen zijn. Hij en andere leden die onder druk worden gezet houden dat vol en de zaak wordt uiteindelijk geseponeerd. Wel moeten nieuwe activiteiten voortaan tevoren ter goedkeuring voorgelegd worden aan de zedenpolitie. Het voorval schrikt de leden echter zo af dat de sociëteit eind dat jaar wegens teruglopende bezoekersaantallen opgeheven wordt. Tot de activiteiten die het COC organiseert horen uitvoeringen door de toneelgroep van de Amsterdamse afdeling. Naast leden worden daarvoor ook relevante buitenstaanders als artsen, psychiaters, de politie en de pers uitgenodigd. De uitvoering in 1955 van De gevangene - over een vrouw die vergeefs een huwelijk aangaat om zich aan haar homoseksuele gevoelens te ontworstelen - krijgt in het Utrechtsch Nieuwsblad een positieve ontvangst. 

Foto Jaques Drabbe

Jacques Drabbe

Een jaar later wordt opvoering van De Schaduw - over een gehuwde kweekschooldirecteur die verliefd wordt op een mannelijke leerling - door burgemeester De Ranitz persoonlijk verboden. Hij baseert zich op het advies van hoofdcommissaris Van Eijk die het manuscript heeft opgevraagd bij COC-voorzitter Jacques Drabbe en oordeelt dat de inhoud in strijd is met de openbare orde. Verder merkt hij op dat het ‘een feit is [dat] geen enkele zaalhouder dit soort lieden in hun zaak wil hebben en het lijkt mij dus ook niet juist wanneer de gemeente hiertoe wel een zaal ter beschikking stelt’. In de volgende jaren zwerft de afdeling van het ene naar het andere, meestal kale en ongezellige zaaltje. In 1957 besluit Drabbe met toestemming van zijn hospita huiskamerbijeenkomsten te organiseren. Er ontstaat een kring van een twintigtal mannen en enkele vrouwen. Dat gaat een paar jaar goed totdat Drabbes hospita op advies van haar huisarts een einde maakt aan de bijeenkomsten. Weer breekt een periode van wisselende locaties aan. Op 12 december 1964 opent de vereniging eindelijk een nieuw onderkomen in de werfkelder van het door Drabbe aangekochte pand Nieuwegracht 28. Met veel moeite wordt een drank- en een dansvergunning verkregen. Drank mag echter alleen geschonken en gedronken worden in het kelderdeel onder het huis. Dansen kan helemaal achterin op een iets hoger gelegen piepklein dansvloertje. Op hoogtijdagen is het met 100 à 140 mensen dringen in de krappe ruimte. Het COC zal er bijna vijftien jaar blijven zitten.

Werfkelder Nieuwegracht 28 COC trefcentrum van 1964 1979 foto 1975 HUA

Werfkelder Nieuwegracht 28 COC trefcentrum van 1964-1979 foto 1975 HUA

Omstreden koers
Als het Utrechtse COC zijn nieuwe onderkomen betrekt, zijn de tijden veranderd. Al in de loop van de jaren 50 spreken verschillende zielzorgers, psychologen en psychiaters zich uit voor een humanere behandeling van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen. Begin jaren zestig komt die ontwikkeling in een stroomversnelling. Homoseksualiteit wordt bespreekbaar in het kielzog van een vrijere seksuele moraal en er wordt niet meer alleen óver homo’s, er wordt ook steeds meer mét ze gesproken. In literatuur, film, toneel en ballet wordt homoseksualiteit een populair thema en gaat het steeds vaker over de maatschappelijke onderdrukking ervan. Het COC groeit in de jaren zestig uit tot een organisatie van landelijk zo’n 5.000 leden van wie 500 vrouwen.

Twee weken na de opening van de Utrechtse sociëteit komen in het actualiteitenprogramma Achter het Nieuws voor het eerst een vrienden- en een vriendinnenpaar aan het woord - zij het gefilmd op de rug. Landelijk COC-voorzitter Benno Premsela komt wél herkenbaar in beeld. Aanleiding voor de tv-uitzending is de oprichting door het COC van de stichting en het tijdschrift Dialoog. Die moeten bij- dragen aan een nieuwe koers gericht op contact met en uiteindelijk integratie in de samenleving van burgers die afdeling representeren op de landelijke COC-congressen. Maandelijks komen vertegenwoordigers van al die groepen bijeen in de werkgroepenraad waar de meningen tussen de ‘dansleden’ en de ‘actievoerders’ of tussen de leden die zich nog ‘homofiel’ noemen en zij die de nieuwe geuzennamen van ‘flikker’ en ‘pot’ hebben aangenomen stevig kunnen botsen. De laatsten kiezen ook voor ‘hardere’ acties, bijvoorbeeld door dansacties te organiseren in populaire Utrechtse discotheken als Hordijk aan de Mariaplaats: ‘Om half elf was de groep op drie na Hor(ror)dijk binnengedrongen.[...] Petra, Rike, Ardy en Hanneke betraden de dansvloer en dansten al gauw close. De bullebakachtige uitsmijter uitte zijn eerste dreigement. “Van de dansvloer af of eruit”, schreeuwde hij met rood aangelopen hoofd. De dames trokken tijdelijk terug en Raymond, Herman, Jan en Gerard betraden het strijdperk. Hun dansje duurde maar kort. De nu oververhitte uitsmijter pakte Hanneke en Petra bij de “Iurven” en sleurde ze naar buiten.” Ook de deelname van COC-leden twee jaar later aan de jaarlijkse dodenherdenking op het Domplein valt bij sommige Utrechters slecht. De linten van een bloemstuk met de tekst ‘Vergeet de duizenden vermoorde homo's niet’ worden door een ‘in het zwart geklede oudere dame’ met een aansteker in brand gestoken.

Demonstratie op het Binnenhof tegen artikel 248bis 21 januari 1969 collectie Anefo

Demonstratie op het Binnenhof tegen artikel 248bis 21 januari 1969 collectie Anefo

Bovengronds
De werfkelder onder de Nieuwegracht is al snel veel te klein voor alle activiteiten. De Albrechtstichting, door het landelijk COC opgericht om de panden in Amsterdam en elders te beheren, koopt uiteindelijk in 1977 het pand Oudegracht 221 aan. Na een uitgebreide verbouwing - naar een ontwerp van de bekende Utrechts architect Mart van Schijndel - opent burgemeester Vonhoff op zaterdag 31 maart het nieuwe onderkomen. Het heeft een ruime entree met een balie en een rustige zithoek, een grote werfkelder met bar en dansvloer en een aparte vergaderruimte op de eerste etage.

Tijdens de feestweek organiseert de afdeling op zaterdag de eerste homodemonstratie in Utrecht (langs het winkelend publiek in de binnenstad naar het Domplein). Andere opmerkelijke programmaonderdelen zijn een voetbalwedstrijd (met borrel na) tegen het nabijgelegen Centrum voor Werkende Jongeren (om een goede band op te bouwen met potentiële lastpakken), een avond over homogeschiedenis, een ontvangst voor welzijnswerkers en een boekenexpositie in de openbare bibliotheek. Na bijna 30 jaar is het Utrechtse COC voor het eerst bovengronds. Het is voor sommige Utrechters even wennen. Het eerste jaar worden de ruiten enkele malen ingegooid en vervangen door kunstglas.

Anno 2019 heeft het COC geen ruiten meer die kunnen sneuvelen. Na jaren vol financiële problemen - zowel op landelijk als afdelingsniveau - wordt in 2007 het pand Oudegracht 221 verkocht. Als het landelijk COC in 2000 een federatie wordt, fuseert Utrecht met ’t Gooi tot COC Midden-Nederland. Volgend jaar viert de weer bloeiende organisatie die zich vooral richt op jongeren, 50-plussers, vrouwen, vluchtelingen en lhbt’s met een beperking, zijn 70-jarig bestaan.

Tot slot
Marijke Huisman en Maurice van Lieshout, beiden betrokken bij Queer-U-Stories, introduceren de canon van de rijke Utrechtse LHBTI+-geschiedenis bij een Historisch Café van Oud-Utrecht. Ze belichten de rol van activisten in het documenteren en zichtbaar maken van roze geschiedenissen die lang onderbelicht bleven. Aan de hand van enkele canon-vensters vertellen ze verder hoe opvattingen over man-man- en vrouw-vrouw-relaties, seks en gender sinds de 18e eeuw veranderden en welke betekenis die veranderingen hadden voor Utrechters en Utrechtenaren.

Marijke Huisman is universitair docent publieksgeschiedenis bij het departement Geschiedenis en Kunstgeschiedenis van de Universiteit Utrecht. Maurice van Lieshout is historisch onderzoeker en publicist. Hij was van 2001 tot 2019 eindredacteur van het Tijdschrift Oud-Utrecht.

Voor de noten en bronverwijzing bij de oorspronkelijke publicatie lees verder in het tijdschift van juni 2019.    

Het Historisch Café vindt plaats op vrijdag 15 september 2023 in de Theaterzaal van Bibliotheek Neude. Zaal open: 17.00 uur, aanvang: 17.15 uur.
Aanmelden vanaf 1 september 10.00 via knop in de agenda

De Canon van de Utrechtse LHBTI+-geschiedenis op Queerstories.