Pandhof van Sint Marie en directe omgeving
Michiel Plomp verkent in zijn achttiende bijdrage over groen erfgoed in Utrecht opnieuw de omgeving van de Mariaplaats.
Gezicht op de pandhof van Sinte Marie bij het Maria Majorplein aan de Mariaplaats, 2015 (fotograaf R. van der Woude), Het Utrechts Archief [847212]
Waar komt historie en groen in onze binnenstad mooier samen dan in de Pandhof van Sint Marie: een tuin vol bloemen met als achtergrond de laatste overgebleven romaanse kloostergang van Nederland. En dan te bedenken dat dit bijzondere plekje bijna was afgebroken in 1894. Sindsdien wordt er met vereende krachten aan gewerkt de plek te behouden en mooier te maken, met vallen en opstaan.
Kloostergang bedreigd
De Mariakerk is in verschillende etappes afgebroken. Daarmee is begonnen in 1813 op last van keizer Napoleon. Hij had geld nodig voor zijn veldtochten, en de bouwmaterialen van de kerk, vooral het vele tufsteen, leverden veel op. Drie jaar later was de sloop voltooid; alleen het gotische koor dat dienstdeed als concertzaal was blijven staan. In 1844 ging dat alsnog tegen de vlakte toen er op die plek een nieuwe concertzaal kwam in de vorm van het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen (kortweg K&W).
De kloostergang die, net als veel meer panden in de buurt, eigendom was van de oudkatholieke Gertrudiskapel bleef bij de sloop van de kerk gespaard en is in de loop der tijd voor allerlei doeleinden gebruikt. Zo werden er marktkramen opgeslagen voor de weekmarkt op de Mariaplaats. Tot 1830 was de westelijke arm van de kloostergang een (oudkatholieke) begraafplaats. Verder bouwde men op en om de gangen tal van woningen en pakhuizen. Foto’s van rond 1900 laten zien dat de voormalige kloostergangen toen verworden waren tot een rommelig en vooral armoedig geheel. Het ontlokte de gemeentearchivaris Samuel Muller Fz. de woorden: ‘schilderachtig bleef hij [de kloostergang], maar ieder […] moest zich toch met weerzin afwenden, wanneer hij het inwendige van den gang ontluisterd zag tot rommelkamer en bergplaats van oude prullen.’
Gezicht op de westelijke arm van de kloostergang van de Mariakerk, uit het noordoosten, 1898 (onbekende fotograaf), Het Utrechts Archief [81970]
De gemeentearchivaris Samuel Muller wendde zich ca. 1900 met weerzin af bij het zien van de kloostergang, die hij ontluisterend vond en verworden ‘tot rommelkamer en bergplaats van oude prullen’.
Sommige bewoners maakten er ondertussen het beste van en fleurden de benauwenis op met groen en bloemen. Aquarellen van Johannes Jelgerhuis uit 1814 en Anthony Grolman uit 1886 laten dat aardig zien. Men tuigde hele constructies op, zodat de planten verzorgd konden worden vanuit de ramen op de eerste verdieping.
Johannes Jelgerhuis, De zuidoosthoek van de kruisgang van de Mariakerk met de later daarop gebouwde huizen, 1814; techniek onbekend, 272 x 214 mm, verblijfplaats onbekend [37360]. Terwijl de potten met planten rechts nog in de vensteropening staan, staan ze bij het linker raam op een door een lange paal geschraagd plankier.
Anthony Grolman, Gezicht op de zuidoosthoek van de kruisgang van de Mariakerk te Utrecht met de later daarop gebouwde huizen, 1886; potlood, penseel in waterverf, 155 x 230 mm, Het Utrechts Archief [39372]
Enkele jaren voor de eeuwwisseling naar de 20ste eeuw viel het doek voor dit pittoresk-armoedige geheel en dreigde zelfs afbraak. De Broeders van St. Joannes de Deo kochten een aantal van de Gertrudisbezittingen aan de Mariaplaats, vlak achter de pandhof, met de bedoeling er een ziekenhuis te stichten. Aanvankelijk was dat slechts een bescheiden gebeuren in het voormalige zevende claustrale huis en in de latere aanbouwen ervoor. Echter door een groot legaat dat direct bestemd was voor de bouw van een heus ziekenhuis, kwam het in 1894 plotseling tot grootse nieuwbouwplannen – en dus ook tot plannen voor afbraak. In korte tijd is toen het St. Joannes de Deo-ziekenhuis (het huidige conservatorium) aan de Mariaplaats verrezen. Aanvankelijk had men slechts geld voor de linkerhelft; in 1928 volgde de tweede helft.
Gezicht op de voorgevel van het ziekenhuis St.-Joannes de Deo, ca. 1910 (fotograaf L.M. de Rijk), Het Utrechts Archief [78119]
Op een zeker moment in de bouwfase in 1894/95 hebben de broeders ook plannen gehad om op de plaats van de zuidelijke en oostelijke pandhofarmen een deel van hun ziekenhuis te bouwen. Toen in diezelfde tijd ook nog een woningbouwvereniging het aantal huisjes in de pandhof wilde uitbreiden, werd eindelijk de alarmklok geluid. De oud-katholieke pastoor Cornelis Deelder heeft toen met medewerking van de befaamde monumentenbeschermer Victor de Stuers de kloostergang gered door deze om niet over te dragen aan de staat, op voorwaarde van restauratie.
Restauratie en opnieuw bedreiging
In de jaren tien en twintig vonden inderdaad de restauraties plaats onder leiding van de bekende architect Pierre Cuypers. Naar onze huidige maatstaven was het meer reconstructie dan restauratie, maar à la. Uiteindelijk werden er drie gangen teruggebouwd. Plannen om ook de vierde te reconstrueren, bleven onuitgevoerd.
Frits Loeb, Perspectieftekening van het ontwerp voor de inrichting van het terrein bij de kloostergang, met een groenvoorziening en theehuis aan de Mariaplaats te Utrecht, 1918; blauwdruk, 23,5 x 32,5 cm, Het Utrechts Archief [214558]
Frits Loeb, Zuidwestgevel van de pandhof van Sint Marie, met rechts het geplande theehuis, 1918 (uit: S.F. Loeb, De kloostergang van St. Marie te Utrecht, Den Haag 1919, afb. 9)
Frits Loeb, Plattegrond van de tuinaanleg bij de pandhof van Sint Marie, 1918 (uit: S.F. Loeb, De kloostergang van St. Marie te Utrecht, Den Haag 1919, detail afb. 8)
Nog tijdens die werkzaamheden ontwierp stadsarchitect Sally Friedrich (‘Frits’) Loeb in 1918 een plan dat gebruikmaakte van de openheid die het ontbreken van de vierde gang bood. Aan de westkant, direct aansluitend op de kruisgang, had hij een theehuis met veranda gedacht en het hele terrein achter K&W zou volgens zijn idee een terrastuin worden met ruim zicht op de kruisgang en de horecagelegenheid. In zijn naar art deco neigend ontwerp voorzag hij in twee verschillende trappen om bij het romaanse straatniveau van de kruisgang uit te komen. Dit wat uitgesmeerde hoogteverschil, in combinatie met slim geplaatste randen met bosschages en fraai ingebouwde bloembakken, gaven het plan iets elegants en bijna theatraals. Toch was het ontwerp niet onomstreden. Zo was er kritiek op de ‘theetuin met strijkje’, dat gezien werd als ontheiliging van deze van oorsprong gewijde plek.
Voor een afbeelding van Nico Jesse die dit laat zien kijk op de site van het Utrechts Archief.
© Nico Jesse / Nederlands Fotomuseum
Gezicht op het terras in de tuin achter het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, vanaf de Mariaplaats. Op de achtergrond de kruisgang van de Mariakerk, 1942 (fotograaf N. Jesse), Het Utrechts Archief [115638]. Nico Jesse, arts en fotograaf, kreeg in 1941 de opdracht van de gemeentearchivaris J.W.C. van Kampen om ‘het Utrechtse stadsleven zoals zich dat aan het oog van tijdgenoten in de bezettingsjaren vertoonde’ vast te leggen.
Gezicht op de voormalige bunker uit de Tweede Wereldoorlog met een opbouw, naast K&W aan de Mariaplaats, 1972 (fotograaf Gemeentearchief Utrecht), Het Utrechts Archief [41442]
Loeb overleed al in 1919, kort na het maken van dit plan, en alleen het tuingedeelte ervan is in versimpelde vorm uitgevoerd. Het bedoelde idee, dat het terrein een parkachtige tuin zou worden met aan het eind de pandhof, ging helaas rond 1943 verloren toen er een bunker werd gebouwd achter K&W. De bestemming tot parkeerplaats in de jaren na de oorlog van het terrein tussen K&W en de kloostergang nekte het plan verder.
Pas met de dreiging van het plan Feuchtinger omstreeks 1970 zouden de zaken alsnog – althans voor dit gebied – ten goede keren. Met dit plan van deze Duitse verkeersdeskundige zou Utrecht de moderne tijd ingeloodst worden. Het zou een centrum worden vol met kantoren en snelwegen, waarin K&W op een vluchtheuvel zou hebben gestaan, omgeven door tweebaanswegen. Of de pandhof van Sint Marie dat overleefd zou hebben?
Henk Dam, stadsarchitect in Utrecht, heeft toen in het geheim een alternatief plan bedacht voor het gebied rond de kloostergang en K&W. Omdat zijn ontwerp inging tegen het, inmiddels door zijn eigen gemeenteraad omarmde, Plan Feuchtinger was dit niet geheel zonder risico. Gelukkig werd algemeen ingezien dat op deze historische locatie Dams fijnzinnige voorstel te prefereren was boven de ideeën van Feuchtinger. Gevolg was afbraak van de bunker, herstel van de groene plek achter K&W, aandacht voor de voormalige Mariakerk – in het plaveisel is de oude plattegrond daarvan zichtbaar gemaakt – en een ruime ‘entree’ voor de pandhof.
Doorkijk vanuit de pandhof Sinte Marie naar de Mariaplaats, met zicht op het beeld Steinrose (Steenroos) van Fritz König, 1975 (fotograaf onbekend), Het Utrechts Archief [502893]
De bolacacia’s zijn inmiddels vervangen door Gele kornoeljes en Judasbomen.
Beelden, bloemen en eigen initiatief
Bij deze nieuwe aanleg was zelfs ruimte en budget voor de plaatsing van twee kunstwerken op het terrein, allebei werken van buitenlandse kunstenaars. Naar aanleiding van de 12e Biënnale Middelheim in Antwerpen in 1973 was een bronzen beeld van een gaande man aangekocht van de Oostenrijker Fritz Wotruba. Dit werk, Gehender, kreeg een plek achter K&W. In de pandhof werd een jaar later een sculptuur van de Duitse kunstenaar Fritz König geïnstalleerd: Steinrose (Steenroos), een gestileerde liggende bloem met bloembladen rond een bol hart.
De tuin van de pandhof is toen ook compleet nieuw ingericht. Daarbij is in 1973 het Biohistorisch Instituut van de R.U. Universiteit Utrecht geraadpleegd, dat zowel met een idee voor de indeling als met een voorstel voor beplanting kwam. Merkwaardigerwijs is niet gekozen voor een middeleeuwse plattegrond voor de pandhof, zoals men zou verwachten – wat neergekomen zou zijn op allemaal rechthoekige vakken –, maar voor een meer renaissancistische inrichting met vier vakken. In het voorstel van het Instituut ‘Middeleeuwse flora in het Pandhof van de Mariakerk te Utrecht’, opgesteld door Carla Oldenburger, waren logischerwijs diverse Mariaplanten opgenomen. Men koos uiteindelijk per vak voor enkele solitaire (Maria)planten met daaromheen laagblijvende maagdenpalm en langs de randen buxus. Bij de entree aan de Mariaplaats en langs de buitenmuren was men minder streng en koos men voor planten die hier in de 13de t/m de 15de eeuw nog niet bekend waren: Pachysandra, Mahonia en Acaena microphylla.
Deze strakke, eenvoudige beplanting was relatief onderhoudsarm en paste ook wel bij de rechtlijnige ontwerpen uit die tijd. Na verloop van tijd werd het echter saai gevonden, en in 1987 wierp een groep vrijwilligers uit de buurt zich op om daar, in overleg met de gemeente, iets aan te gaan doen. Daaruit is de Werkgroep Pandhof Sinte Marie voortgekomen, en sindsdien heeft Utrecht hier een romantische, bloemrijke tuin. Veel van de ruim 300 plantensoorten zijn gewijd aan en/of vernoemd naar Maria, zoals de Mariaroos, Madonnalelie, Marygold (goudsbloem) en Mariadistel. Maar ook Onzelievevrouwebedstro en Maagdenpalm zijn naar Maria vernoemd en hebben dus een plaatsje in de tuin gekregen.
De initiatiefneemsters van de herinrichting van de Pandhof Sinte Marie in 2021: Emma van den Dool, Marieke Renou, Claudia Hoejenbos en Lies Muller (fotograaf R. Buiting)
Tuinlieden van de gemeente zie je hier niet meer, sterker nog: de Werkgroep heeft er twee jaar geleden met een grote crowdfunding-actie zelf voor gezorgd dat het complete gebied kon worden heringericht. Sindsdien verrezen er o.a. een nieuw, groots (zit)hek, een watertank om regenwater op te vangen, extra groenperken en een speciaal voor de plek ontworpen waterkunstwerk van de Amsterdamse beeldhouwer Ton Kalle.
Gezicht op de zijgevel van restaurant El Qatarijne (Mariaplaats 24) te Utrecht, met de grote muurschildering van het interieur van de voormalige Mariakerk, 2021 (fotograaf D.C. Goosen), Het Utrechts Archief [901841].
De schildering is aangebracht door het kunstenaarscollectief ‘De Strakke Hand’. Het komt overeen met het centrale deel van Pieter Saenredams schilderij in de Hamburger Kunsthalle, Hamburg.
Bij deze grootse herinrichting heeft de Werkgroep Pandhof Sinte Marie er ook nog voor gezorgd dat de herinnering aan de bijzondere Mariakerk levend blijft. Op een grote blinde muur aan het Maria Maiorplein heeft ze het kunstenaarscollectief ‘De Strakke Hand’ een enorme schildering laten aanbrengen van het interieur van deze eens zo trotse kerk, gebaseerd op een schilderij van Pieter Saenredam. Rechtsonder heeft het kunstenaarscollectie zich een kleine en toepasselijke vrijheid veroorloofd: daar is een zittende jonge vrouw met een vioolkist te zien, een student van het nabijgelegen conservatorium. Met Saenredam zijn we deze trits ‘Rond de Mariaplaats’ begonnen en daarmee eindigen we ook.
Met dank aan Emma van den Dool van de Werkgroep Pandhof Sinte Marie, die een eerdere versie van deze tekst kritisch doorlas.