Adam Willaerts, Utrechtse zee- en kustschilder
Bij veilinghuis Sotheby’s komt donderdag 1 februari een zeegezicht van de Utrechtse zee- en kustschilder Adam Willaerts (Londen 1577 – 1664 Utrecht) onder de hamer. Het is een veiling van ‘Master Paintings’. De geschatte verkoopprijs van het schilderij was 200.000-300.000 dollar. Er is afgehamerd op 260.000 dollar. Hier gaan we dit schilderij én de schilder Adam Willaerts eens nader bekijken, met hulp van een artikel van L. Otto Nelemans uit Jaarboek Oud-Utrecht 2001.
Er is op de veiling van Sotheby’s ook een werk van de Utrechtse schilder Jacob Duck (Utrecht 1600-1667). Het is een ‘kortegaerdje’, een rijk decoreerde afbeelding van een wachtruimte met soldaten in een romaanse kerk, met een verkoopprijs die ligt tussen de 80 en 120.000 dollar.
Het schilderij op de veiling van Sotheby’s van Adam Willaerts meet 58 bij 110 centimeter. Het toont een rotskust met schepen en een vismarkt op het strand. Volgens Sotheby’s zien we op de kliffen in de verte de Mariakerk en dichterbij de Gildpoort, die vanaf De Bilt toegang gaf tot de stadsvrijheid van Utrecht, en de Servaastoren die destijds bij het Servaasbolwerk en de Nieuwegracht stond als onderdeel van de stadswal. Laurens Schoemaker van de RKD heeft geholpen bij de identificatie van de Utrechtse gebouwen. Sotheby’s:’ Inspired by his native city Willaerts blends truth and fantasy within this composition to produce a remarkable sence of romanticism and adventure.’ Het schilderij is gesigneerd als A. Willarts, 1620.
Schepen bij een rotskust met een vismarkt op het strand, Adam Willaerts, 1620, Sotheby's New York, Auction Master Paintings, catalogue nr 324
Detail met Utrechtse gebouwen
In een bijlage helemaal onderaan deze pagina een aanvulling: "Adam Willaert Strandscene' van Otto Nelemans met extra informatie over dit schilderij.
Wie was Adam Willaerts?
De Utrechtse zeeschilder Adam Willaerts werd niet alleen bij leven om zijn werk gerespecteerd, maar wordt ook nu nog door deskundigen als een van de belangrijkste zeventiende-eeuwse marineschilders beschouwd. Ondanks deze status en zijn betrokkenheid bij de oprichting en het bestuur van het St. Lucasgilde in 1611, het regentschap van het St. Jobsgasthuis en kerkelijke aangelegenheden, geniet hij thans ten onrechte slechts in kleine kring enige bekendheid.
Toch is er in de stad Utrecht werk van hem, voor iedereen te zien. In de grote kapittelzaal van de Pieterskerk hangt een schoorsteenstuk uit 1650. In die tijd werkten in zijn atelier ook zijn schilderende zoons, zodat het hier waarschijnlijk om een familiestuk gaat. Werk dat als representatief voor het beste deel van zijn oeuvre kan worden beschouwd is in vele musea in het land en daarbuiten te zien, maar helaas niet in Utrecht. Tijd dus voor een hommage aan een schilder, die geleidelijk, mede onder invloed van lokale vakbroeders, een eigen type zeegezicht heeft ontwikkeld.
Schipbreuk op een rotsachtige kust, Adam Willaerts, 1614, Rijksmuseum
Adam van Londen
Een grote stroom van emigranten trok in het laatste kwart van de zestiende eeuw vanuit de Zuidelijke Nederlanden naar Engeland, vaak om religieuze redenen, maar meestal speelden economische motieven een grotere rol. Zo ook de familie Willaerts, die in Londen terecht kwam en waar Adam op 21 juli 1577 is gedoopt. Zijn Engelse herkomst wordt nog eens bevestigd in de huwelijksakte, waarin staat vermeld dat 'Adam, iongesel van Londen' en 'Maeyken, iongedochter van Utrecht' met elkaar getrouwd zijn'. Tot voor kort werd algemeen aangenomen dat Antwerpen Willaerts' geboorteplaats zou zijn geweest: een prent van Franciscus van der Steen naar een zelfportret van Adam Willaerts werd daarbij als bron voor de geboorteplaats van de schilder gehouden. Onder dit enige betrouwbare portret van Willaerts, dat stond afgebeeld in een publicatie van Jean Meyssens uit 1649 staat Antwerpen als geboorteplaats van de schilder vermeld. Omdat in het genoemde doopregister ook nog de doop vermeld staat van een dochter Maria op 20 juni 1585, mag worden aangenomen dat de familie zeker tot die tijd in Londen is gebleven. Hoe het daarna precies verder is gegaan is niet geheel duidelijk. Onder de vermelding 'vóór 1589' staat op 17 december Adam senior genoemd in het register van de Waalse Gemeente te Utrecht. Op 25 november 1589 blijkt vader Adam Pietersz. Willaert in de Nes te Amsterdam te wonen, waar hij bovendien opnieuw getrouwd is. Aangenomen dat de jonge Adam met zijn ouders mee is gereisd, moet hij op ongeveer tienjarige leeftijd de zeereis over de Noordzee gemaakt hebben. Destijds nog een enerverende onderneming die mogelijk van invloed geweest is op zijn latere fascinatie voor het marineschilderen. Op 25 december 1597 staat vader Adam geregistreerd als lid van de hervormde gemeente in Utrecht, waar hij op 1 februari 1605 burgerrechten kreeg. Toen de familie zich in 1589 te Amsterdam bevond, was Adam ruim twaalf jaar oud. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat hier zijn leerjaren als schilder zijn begonnen. Wie zijn leermeester geweest zou kunnen zijn, valt op dit moment niet te zeggen. Zijn artistieke wortels zijn tot op heden, vanwege de vermeende geboorteplaats altijd in Vlaanderen gezocht. De aanwezigheid van vele Vlaamse schilders in de Noordelijke Nederlanden of de verspreiding van hun werk aldaar, kan echter hetzelfde effect gehad hebben op de jonge Willaerts. Het vroegste bewijs voor de aanwezigheid van Adam Willaerts in Utrecht vormt een contract voor een opdracht voor de beschildering van de deuren van het orgel van de Dom, opgemaakt op 14 augustus 1602 samen met de eenentwintig jaar oudere Salomon Vredeman de Vries. Met de eerder opgevoerde documenten moet aangenomen worden dat de schilder zich vóór 25 december 1597 reeds in Utrecht kan hebben bevonden, zolang er geen aanwijzingen zijn waaruit valt op te maken dat hij de stad voor langere tijd heeft verlaten. Adam Willaerts is op 16 mei 1605 als Adam Adamsz. Willaerts in de Geertekerk te Utrecht met Maeyken Adriaens van Herwijck in het huwelijk getreden. Maeyken was de dochter van Adriaen Jacobsz. van Herwijck en Aeltgen van Aelst, die evenals de ouders van Adam gereformeerd waren. Het huwelijk met de dochter van een Utrechts burger betekende voor de schilder ongetwijfeld een steun in de rug bij de start van zijn carrière. Drie jaar later op 16 mei 1608, werden hem burgerrechten verleend. Adam was toen bijna 31 jaar oud. Hoe de schilderscarrière van Adam tussen de opdracht voor de deuren van het orgel van de Dom en het vroegst bekende schilderij uit 1608 is verlopen, is onbekend. Gezien zijn leeftijd in 1602 (25 jaar) mag verondersteld worden dat zijn leertijd achter de rug was, dat Adams stijl nog volop in ontwikkeling was en dat hij mogelijk in dienst of in opdracht van collega-schilders actief is geweest. Uit de signering van zijn vroegst bekende werk blijkt een vorm van zelfstandigheid. In mei 1612 wordt in elk geval een nieuw atelier betrokken bij de woning aan de Vuylsteeg NZ. (tegenwoordig Annastraat) waar het echtpaar dan naar toe is verhuisd. Het paar woonde zeker niet op stand. In 1629 betaalden 33 inwoners van de straat ƒ3,-huisgeld. Drie anderen waaronder Willaerts betaalden ƒ6,-. Ter vergelijking: de schilder Van Honthorst betaalde drie maal zo veel. Toch moet het huis niet al te klein geweest zijn. Naast ruimte voor het grote gezin (8 personen) bleek er ook nog een commensaal in de persoon van Christoffel Adriaensz. van Rijn te wonen. Ook het atelier moet een aardige omvang gehad hebben, niet alleen had Willaerts een aantal 'conterfeytjongens' in de leer, maar bovendien waren zijn drie zoons gedurende een periode tegelijkertijd in het atelier werkzaam.
Fishing men hauling their boat onto the shore, Adam Willaerts, Metropolitan Museum
Adam Willaerts was actief bij de oprichting van het schildersgilde St. Lucas in Utrecht, dat zich van het Zadelmakersgilde afscheidde. In een ordonnantie van 13 september 1611 werd de oprichting van het St. Lucasgilde bevestigd, waaruit duidelijk wordt dat Adam Willaerts bij de afscheiding actief betrokken is geweest. Op de eerste ledenlijst staan de vierenveertig namen vermeld van negentien schilders, twaalf kleerschrijvers (decorateurs van behangselpapier) en dertien beeldhouwers. De eerste dekens zijn Martijn de Goyer en Paulus Moreelse, ongetwijfeld de initiatiefnemers. De lijst van schilders wordt aangevoerd door Peter van Sijpenesse, de oudste zoon van Jan van Scorel en een levend symbool voor de continuïteit van Utrechts artistieke traditie. Andere bekende namen op de lijst zijn die van Abraham Bloemaert, Joachim Wtenwael, Marcus Ormea en Adam Willaerts. Het nieuwe gilde bleek succesvol, want in het eerste decennium van zijn bestaan verdubbelde zich het ledental.
Gedurende de eerste helft van de zeventiende eeuw moet Utrecht beschouwd worden als een centrum bij uitstek voor de training van jonge schilders. Zo is van Abraham Bloemaert bekend dat hij gedurende zijn lange carrière meer dan honderd leerlingen heeft gehad. Ook Paulus Moreelse en Gerard van Honthorst hadden vele leerlingen. Anderen zoals Adam Willaerts en Joost Cornelisz. Drooghsloot waren voornamelijk actief als tekenleraar. Bij Adam Willaerts waren zoals wij op kunnen maken uit de rekeningen van het St.Lucasgilde in 1611/12 zes conterfeytjongens in de leer, vier in 1613 en in 1614 weer vier. In tegenstelling tot de schildersleerlingen, de schilderjongens, werden de conterfeytjongens voornamelijk in het tekenen onderwezen. Deze jongens behoorden meestal tot een selecte categorie van welgestelde families en werden in het kader van hun humanistische vorming, meestal op basis van een éénjarig contract in de leer gedaan. Zij waren niet verplicht werkzaamheden te verrichten die niets met het leerproces te maken hadden en waren derhalve niet betrokken bij de schilderijenproduktie in het atelier. Willaerts zou ook later nog een belangrijke rol in het gilde blijven spelen. Zijn naam komt op de lijst der dekens van het schildersgilde een aantal keren voor: van 1620 tot 1622, van 1624 tot 1631 en in 1636 en 1637. Willaerts bekleedde deze functie veruit het grootst aantal keren, hetgeen duidt op een betrouwbaar imago. Waardering en respect als schilder blijken ook uit zijn contacten met vakgenoten. In 1622 bijvoorbeeld verklaren Adam Willaerts en de schilders Paulus Moreelse, Aernt van der Eem, Balthasar van der Ast en Herman van Vollenhoven dat zij Roelant Savery dagelijks bezochten. Uit een ander archiefstuk blijkt dat er relaties moeten hebben bestaan met Cornelis van Poelenburch, Herman Saftleven en Bernard Zwaerdecroon. Het voorkomen van zijn naam op de eerste lijst van gereformeerde leden, nadat Utrecht de reglementen van het kerkleven, zoals neergelegd in de Synode van Dordrecht in 1618-19, had overgenomen, wijst op zijn contraremonstrantse sympathieën. Dit kan, evenals zijn meer dan collegiale contacten met Paulus Moreelse die gemeenteraadslid was, tot zakelijk voordeel gestrekt hebben. Zij kenden elkaar van de oprichting van het gilde, maar tevens blijkt dat zij ook op het persoonlijke vlak met elkaar verkeerd moeten hebben. Ongetwijfeld van commerciële aard is de schenking in 1628 van het schilderij Storm op zee aan het St. Jobsgasthuis, waarvan hij vanaf november 1639 tot zijn dood toe regent zal zijn. Willaerts leverde ook grof schilderwerk, hetgeen blijkt uit opdrachten voor het beschilderen van zeven vaandels en het stadswapen op trommels en later nog eens twee vaandels. Enerzijds kan de acceptatie van de opdracht wijzen op de behoefte aan inkomen, anderzijds op het bestendigen van de goede relaties met overheidsinstanties, hetgeen commercieel gezien nuttig kon zijn. Adam had voor zo ver bekend zes kinderen. Omstreeks 1611 moet de oudste zoon Cornelis geboren zijn. Hij werd evenals zijn broers schilder en in 1621 als leerling in het St. Lucasgilde ingeschreven. Cornelis is voornamelijk bekend van een aantal landschapjes en historiestukken en werkte samen met andere schilders zoals zijn leermeester Jan van Bijlert en H. Donck. De tweede zoon is Abraham, over wiens geboor- tedatum met enige regelmaat is gediscussieerd. Uit de aantekening in het dagboek van Arnout van Buchell valt op te maken dat Abraham Adams tweede zoon moet zijn. Het vaak vermelde geboortejaar 1603 lijkt daardoor in strijd met het geboortejaar van Cornelis, de oudste zoon. Bovendien vond het huwelijk van Adam en Maeyken pas in 1605 plaats en noemt ook De Bie 1613 het geboortejaar van Abraham. Een belangrijke constatering in verband met de invloed van de datering op de toeschrijving van schilderijen die met A.W. of A. Willaerts zijn gesigneerd. Abraham maakte naast zeestukken in de trant van zijn vader ook een aantal portretten. In 1624 werd hij ingeschreven in het St. Lucasgilde, hoogstwaarschijnlijk als leerling (dissipel), omdat het inschrijfgeld van een gulden en tien stuivers gebruikelijk was voor leerlingen in die tijd. De derde zoon van Adam, Isaac, werd rond 1620 geboren. Deze schilderde eveneens kustlandschappen, net als zijn vader, maar wordt daar minder om geroemd. Zijn inschrijving als leerling in het gilde vond plaats in 1637 voor nog steeds hetzelfde bedrag. Isaac zette de samenwerking voort, die zijn vader met de visstilleven schilder Willem Ormea was aangegaan. Adam kreeg nog drie dochters: Abigael, die met de schilder Cornelis van der Nijpoort trouwde, Maria en Hester die met de visstilleven schilder Jacob Gillig in het huwelijk is getreden. Voor een uitgebreid familieoverzicht is een genealogische tabel als bijlage toegevoegd. Nadat Adam een eigen stijl had ontwikkeld, bleef hij deze tot in lengte van jaren trouw. Dit laatste aspect is mogelijk de oorzaak geweest van de dalende belangstelling voor zijn werk. Gebrek aan inkomen en de hoge leeftijd die hij heeft bereikt, brachten hem uiteindelijk in een afhankelijke positie. De Raad van Utrecht wees hem in oktober 1654 een jaarlijkse toelage van 60 guldens toe, afkomstig uit de inkomsten van het St. Agnietenconvent. Bovendien werd het hem toegestaan om gratis in de voormalige keuken van het convent te wonen. Redenen om aan te nemen dat Willaerts een moeilijke oude dag gekend moet hebben. Het is niet onmogelijk dat hij te werk gesteld was als toezichthouder in de toonkamer van het convent. De hoge leeftijd die Adam inmiddels had bereikt, heeft ongetwijfeld zijn tol geëist, hetgeen blijkt uit een verklaring van zijn zoon Isaak, waarin deze stelt dat Adam Willaerts niet langer het voogdijschap over de kinderen van diens gescheiden dochter Abigael zou kunnen uitoefenen wegens ouderdom en zwakte. Op 4 april 1664 is hij begraven in de kapel van St. Agnes. Uit de beschikbare gegevens valt te destilleren dat Adam Willaerts beschouwd kan worden als een eerzaam burger, zoals Carel van Mander het bedoeld moet hebben in zijn Schilderboek. Het geloof nam in het leven van de meester een belangrijke plaats in. Uit de bestuursfuncties van het St. Lucasgilde en het St. Jobsgasthuis blijkt betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel bij maatschappelijke aangelegenheden. Meerdere archiefstukken geven aan dat hij zich sterk verbonden gevoeld moet hebben met zijn familie. De samenwerking met zijn schilderende zoons is in dit verband vermeldenswaard. De hulp in zijn armlastige nadagen, juist van overheidswege en de hommage van een schoorsteenstuk in de toonzaal van het Agnietenconvent duiden op het respect, dat voor de meester moet hebben bestaan.
Adam Willaerts Gezicht op Dordrecht vanuit de monding van de Noord 1633 Dordrechts Museum
Zeeschilder te Utrecht
De meeste zeeschilders waren werkzaam in het gebied waar water, getijden, visserij, handel en de maritieme politiek een grote rol speelden. Een wereld waar de belangstelling voor de zeeschilderkunst en de daaruit voortvloeiende opdrachten voor de hand lagen. Kennelijk was er landinwaarts ook een markt voor het genre, gezien de aanzienlijke productie die aan Adam Willaerts en in diens atelier werkende zoons kan worden toegeschreven. Een zekere consolidatie van de verworven economische positie loopt parallel aan de opkomst van het tonalistisch schilderen, waarbij de nadruk meer komt te liggen op de weergave van de atmosfeer op en aan zee. Het vastleggen van bijzondere maritieme gebeurtenissen of portretten van schepen heeft geleidelijk plaats gemaakt voor meer belangstelling voor de weergave van het water, het weer en de daarbij horende stemming. Dit is in de zeventiende eeuw lang zo gebleven, waardoor het documentaire karakter van het genre zich ontwikkelde van de oorspronkelijk anekdotische wijze van schilderen, die met name door het rijke coloriet maniëristische trekken vertoonde, tot een meer tonalistische en realistische schildertrant. Opvallend is dat wanneer later een grote oorlogsvloot wordt opgebouwd rond de jaren veertig en de zeeoorlogen met Engeland onze nationale eer op het spel dreigen te zetten, historische en maritieme details weer belangrijker gaan worden. Het oeuvre van Adam Willaerts ontstaat in een periode, waarin de naturalistische wijze van schilderen zijn intrede doet. Hoewel er signalen zijn die er op wijzen dat Willaerts dit niet is ontgaan, zou hij de oudere, anekdotische stijl min of meer trouw blijven, hetgeen er uiteindelijk toe heeft geleid dat zijn werk wat uit de gratie is geraakt. Werkend in de schaduw van de groten van zijn tijd heeft hij door zijn onderwerpkeuze, het leggen van nuttige contacten en een zeker talent dat hij betrekkelijk laat volledig wist te ontplooien, gedurende een lange periode een min of meer succesvol bestaan als schilder kunnen leiden.
In de periode 1615-1630 komen de beste schilderijen tot stand. Het werk erna varieert van kwaliteit en is waarschijnlijk vaker een atelier product dan een exemplaar van louter eigen hand. Gezien het grote aantal schilderijen uit de latere periode mag aangenomen worden dat er veel werk voor de markt is vervaardigd. Van een aantal schilderijen zijn opdrachtgevers bekend. Dat kan op heel bescheiden niveau zijn geweest, zoals de eervolle bijdrage aan het liber amicorum van erudiete stadgenoten als Arnout Buchell, archeoloog en rechter, en de advocaat Carel Martens. Voor een schilder in een vreemde stad moeten dergelijke contacten van groot belang zijn geweest. Voorts blijkt uit diverse inventarislijsten dat Willaerts' werk in een aantal belangrijke Utrechtse verzamelingen vertegenwoordigd was. Meer prestigieus zijn omvangrijkere opdrachten zoals het door velen geroemde bijna zeven meter brede Gezicht op Dordrecht uit 1629. Hoe deze opdracht bij Willaerts terecht is gekomen, is niet duidelijk. Wel blijkt dat Adam Willaerts ook buiten Utrecht bekend geweest moet zijn. In dit verband moet de reeks schilderijen uit 1623 die Willaerts heeft vervaardigd ter herinnering aan de overtocht van de keurvorst van de Palts, Frederik V, en zijn vrouw Elizabeth in het jaar 1613 genoemd worden. Enkele daarvan kunnen tot het hoogtepunt van zijn artistieke loopbaan worden gerekend. De opdrachtgever, bijvoorbeeld een stadsbestuur, zou dan een schilderij aan het kunst- minnende vorstelijk paar gegeven hebben. Misschien bestelden zij het werk zelf. Ook voor de koning van Denemarken zou Willaerts, hoewel niet rechtstreeks, werk hebben mogen leveren. In de late dertiger jaren werd Willaerts door Simon van der Passe, die in Denemarken werkte, gevraagd een bijdrage te leveren voor een serie schilderijen die in het Paleis Kronborg de geschiedenis van de Deense vorsten moest weergeven. Slechts de tekening resteert nog van het project. In 1649 ontving de schilder 800 guldens van de Staten van Utrecht voor een stuk dat de gewonnen zeeslag bij Duijns onder Engeland op 16 oktober 1639 voorstelt. In de achttiende eeuw zouden in de kamer van de inspecteurs van financiën van de Staten twee ongemeen grote zeestukken gehangen hebben. Een hiervan kan De Slag bij Duijns geweest zijn en de ander de Slag bij Gibraltar waarvan meerdere uitvoeringen bekend zijn. Ondanks het feit dat hun werk grote verwantschap toont met dat van hun vader, worden in de kunstliteratuur de kwaliteiten van de zonen Abraham, Isaac en Cornelis minder hoog aangeslagen.
De overwinning op de Spanjaarden bij Gibraltar door een vloot onder bevel van admiraal Jacob van Heemskerck, 25 april 1607, Adam Willaerts, 1617, Rijksmuseum
Strijd om de gouden stok (heerschappij van de wereld), Adam Willaerts, ca. 1615 - ca. 1630, Rijksmuseum
De overwinning op de Spanjaarden bij Gibraltar door een vloot onder bevel van admiraal Jacob van Heemskerck, 25 april 1607, Adam Willaerts, 1639, Rijksmuseum
Waarom dit zo is wordt nergens expliciet aangegeven. Desondanks bestaan er veel schilderijen, die zowel aan Adam als aan Abraham worden toegeschreven. Omdat het gebruikelijk was dat in een atelier, waar meerdere schilders werkzaam waren verschillende delen van een werkstuk door meerdere uitvoerenden werden aangebracht, zal toeschrijving in een aantal gevallen problematisch zijn en blijven. Voor een grote hoeveelheid schilderijen is de omschrijving 'atelier Willaerts' het meest realistisch. Het feit dat Adam Willaerts zelfs in 1659 nog contracten voor zijn zoon Isaac heeft gesigneerd, bevestigt dat er nog lang sprake was van een samenwerkingsverband met de vader aan de leiding. Het gaat hier om samenwerking met de visstilleven schilder Willem Ormea (1611-1665). Ook van Adam zijn een aantal schilderijen bekend, die in samenwerking met deze collega-schilder tot stand zijn gekomen.
Schepen op een Hollandse rede, Adam Willaerts, 1627, Scheepvaartmuseum
Fantasielandschappen
De eerste karakterisering van Adam Willaerts en diens werk staat op naam van Jean Meyssens. Onder de prent van Van der Steen schrijft hij: 'Gentil paintre de mers, bateaus, et de petites figures, sur le rivage, ports, et dans les petites barcques'. Met een poëtische beschrijving breidt Cornelis de Bie in 1661 in Het gulden cabinet van de edele vry Schilder-Const deze korte karakteristiek verder uit:
Ontwaeckt mijn slap vernuft, wilt uwe Consten drijven
Om uyt een goede jonst een geestjch rijm te schrijven
Tot lof en meerder eer van VVillarts cloeck verstant
Die door sijn eel pinceel de jeught heeft ingheplant
Veel leersaem onderwijs, van 't leven 't achterhaelen
Om't leven met pinceel in verven af te maelen
Want VVillarts Schilder was daer by oock goet Poeët
Die wist Picturas cracht, die eenich Schilder weet.
Daerom wanneer den gheest wordt tot des' Const ghedreven
En tracht door sijn verstant te comen by het leven.
Soo dient hem een ghemoet vol rijpe raetsaemheyt
Waer in het jnnich mergh van alle reden leyt,
In dese Const daer is een wetenschap verborghen
Die menichmael 't ghedacht perst met veel diepe sorghen,
'T ghepeys dwaelt hier en daer en staet gheheel beroert
Om dat somwijl den lust een strenghen oorlogh voert
Teghen den swacken gheest' wanneer men vroegh wilt weten
Picturas diepe cracht' en soeckt haer deught te weten
Want haer verholen deught wist VVillarts wel te vatten
Als blijckt aen d'eel Schildry vol rijcklijcke schatten
Die hy ons achter laet soo fray en wel ghedaen
Dat sy op't plat panneel ghelijck het leven staen.
In water, brandt, figuer, Zee-haven en Rivieren
Daer med' wist hy seer net sijn handelingh te cieren
Besonder in het cleyn, t'gen' Vytrecht tuyghen can.
Die sijne selsaem Const maeckt kenbaer alle Man
Helaas lezen wij niet op welke wijze de schilder is begonnen en welke inspanningen hij zich heeft moeten getroosten om zijn uiteindelijke werkwijze en stijl tot stand te brengen. Bovendien ontbreekt een opmerking over het meest bijzondere aspect van het schildersleven, namelijk de beoefening van een schildergenre in het ver van zee gele- gen Utrecht. Niet alleen de zee ontbrak, ook leermeesters in dit specialisme waren er niet. Hoe Willaerts zijn persoonlijke stijl heeft ontwikkeld is dan ook een van de meest interessante kwesties bij de analyse van zijn werk. De weergave van schepen, de zee, de kustvegetatie, het strandleven en allerlei maritieme details moesten aangeleerd worden. Het is dan ook aannemelijk dat de schilder inspiratie en vaardigheden, als zo vaak in die tijd, bij vakgenoten heeft opgedaan. In het werk zijn bij voortduring drie belangrijke invloeden waarneembaar. Wanneer het gaat om de weergave van het water en de schepen dan moet gedacht worden aan Hendrick Cornelis Vroom, die als enige voortborduurde op de eerste aanzet voor zee-schilderkunst vanuit de Zuid-Nederlandse schildertraditie. Met Willaerts ontwikkelden zich schilders als Claes van Wieringen, Aert Anthonisz., Cornelis Verbeeck en Pieter Stalpaert als specialisten in het genre in Vrooms kielzog. Het coloriet van deze kunstenaars doet maniëristisch aan. De hand van Vroom is het duidelijkst waarneembaar in het vroegst bekende schilderij van Willaerts: Een vloot van de VOC op weg naar de Oost, zeilend langs een eiland op de westkust van Afrika uit 1608.
Adam Willaerts, Een vloot van de VOC op weg naar de Oost, zeilend langs een eiland op de westkust van Afrika, 1608, Amsterdams Historisch Museum
Zijn palet, maar ook de wijze waarop Willaerts zijn talrijke kustgezichten componeerde lijkt hij vooral gezocht te hebben bij de Vlamingen Paul Bril, Pieter Bruegel de Oudere, Henri met de Bles en Jan Brueghel. Niet alleen zijn bij hen kustscènes en beeldelementen te vinden die Willaerts mogelijk hebben geïnspireerd, maar vooral het gebruik van het groen en bruin voor de kust, het transparante blauwgroene zeewater en de sferische atmosfeer op de achtergrond lijken aan hun werk te zijn ontleend. Belangrijk zijn ook de soms ingewikkelde scènes vol bedrijvigheid op Jan Brueghels stranden, die bij Willaerts in eenvoudiger vorm regelmatig terugkeren. Wat later vindt een derde beïnvloeding plaats wanneer schilders als Paulus van Vianen, Cornelis van Poelenburgh en vooral Roelandt Savery zich na een verblijf in midden Europa of Italië in Utrecht hebben gevestigd. Dat Willaerts met het werk van Savery bekend was blijkt wellicht uit de aantekening 'Teyckeningen van Messer Adam Willaerts' op de achterzijde van een tekening van Savery .
De kennismaking met zijn uitheemse figuurstudies en afbeeldingen van bouwwerken en berglandschappen zijn voor Willaerts van grote betekenis. Hij en later ook zijn schilderende familieleden bedienen zich er rijkelijk van. Pas dan kan de stijlontwikkeling van de schilder als voltooid worden beschouwd. Niet alleen blijft Willaerts zijn hele leven het genre trouw, ook de stijl wijzigt zich in de loop der tijd niet, hetgeen hem zelfs verweten wordt. Zo is in de loop van de tijd een oeuvre ontstaan waarbij het water vrijwel altijd een grote rol heeft gespeeld. Zee- en riviergezichten, scheepsportretten, kust-landschappen en stormen op zee zijn in grote aantallen ontstaan. Meestal gaat het om zomaar willekeurige scènes, soms geplaatst in een historisch-topografische of bijbelse context.
De Prince Royal en andere schepen in een estuarium 1625 Rijksmuseum
Exemplarisch voor het merendeel van zijn oeuvre is het schilderij Vertrek van drie Engelse Oost-Indiëvaarders of ook wel De Prince Royal en andere schepen in een estuarium uit 1625. Hoewel het schilderij door de aanwezigheid van het Engelse vlaggenschip de Prince Royal een historische gebeurtenis suggereert, lijkt de bedrijvigheid hier verband te houden met het vertrek van drie grote schepen. Het scheepsportret is in dit geval waarschijnlijk gebruikt om de drie schepen enige importantie te geven. Van de figuren op het strand is een enkeling wat voornamer uitgedost dan de andere aanwezigen onder wie zich muzikanten en kinderen bevinden. Mogelijk gaat het hier om familie van vertrekkende zeelieden, die zojuist feestelijk uitgeleide zijn gedaan. Naast hen gaan de anderen onverstoorbaar verder met hun werkzaamheden. Het geheel kenmerkt zich door de aanwezigheid van vele zich herhalende motieven, details, kleurenschemata en composities, waardoor het oeuvre van Willaerts zich laat typeren. Alle belangrijke kenmerken van Willaerts stijl zijn hier terug te vinden, zoals bijvoorbeeld het iets verhoogd gekozen standpunt, waardoor de kustlijn, die meestal wordt gevormd door een strand, waarachter een rotsachtig landschap zichtbaar is, dat is voorzien van morsige en uitheemse bebouwing, zoals ruïnes, bouwvallige boerderijen, houten bruggen, vervallen torens en oude muren. Het landschap is voorts voorzien van een weelderige vegetatie met daarin enkele dieren. Vaak wordt er een klein op zichzelf staand verhaaltje verteld. De figuurtjes op het eerste plan zijn misschien wel het meest karakteristieke element in het werk van Adam Willaerts. Door hier en daar een rok, muts of kiel met een felle blauwe of rode toets te accentueren zorgt de schilder ervoor dat de voorgrond, die gedomineerd wordt door de kleur van het zand en allerlei grijze en bruine tonen levendig blijft. Willaerts is hier een verteller pur sang, die op een aanstekelijke wijze de beschouwer meevoert in de scène, die vaak naar eigen inzicht kan worden geïnterpreteerd. Van andere schilderijen weten wij dat Willaerts goede figuren kan schilderen. In het routinewerk echter zijn ze nogal stereotiep en keren ze, vooral de getekende uitheemse figuurstudies naar Paulus van Vianen en Roelandt Savery, in exact dezelfde poses regelmatig terug. Het gevolg hiervan is dat ze zo zijn neergezet dat er van enige interactie onderling of met de directe omgeving geen sprake is. Op de latere schilderijen, zeker die met een historisch of religieus karakter, zijn de figuren op de kust veelal minder karakteristiek en dringt het idee zich op dat anderen zich daar mee hebben bezig gehouden. In dit verband moet zeker aan zijn zoon Abraham gedacht worden. De toepassing van allerlei landschappelijke details van Savery in Willaerts' werk plaatst hem nadrukkelijk in de contemporaine Utrechtse schildertraditie. Vanwege de beïnvloeding door buitenlandse stromingen als het maniërisme uit Praag, het Caravaggisme vanuit Rome en de Italiaanse landschapsschilderkunst onderscheiden de Utrechters zich van de typische Hollandse schilderkunst van de zeventiende eeuw. Niet alleen de figuratie, maar ook de landschapselementen geven een uitheems karakter aan Willaerts' schilderijen. Het zou te ver gaan hem tot de italianisanten te rekenen, maar de door Willaerts opgeroepen beelden maken hem wel aan hen verwant. Met de kleine verhaaltjes die hij heeft geplaatst in het decor van zijn verzonnen havens, stranden en horizonten, weet hij een onbestemd romantisch en avontuurlijk gevoel op te roepen. Met de op deze wijze ontstane type zeestukken kan hij zich bovendien, zeker met zijn beste werk, meten met zeeschilders als Jan Porcellis, Simon de Vlieger, Jan van de Capelle, Reinier Nooms, Hendrick Dubbels en vooral die van vader en zoon Van de Velde. Met hen geldt hij als een belangrijke vertegenwoordiger van de Hollandse schilderschool in de zeventiende eeuw.
De inscheping van keurvorst Frederik V van de Palts, de winterkoning van Bohemen, met de Praagse burcht, Adam Willaerts,1619, Scheepvaartmuseum
En de werkelijkheid
Een ander terugkerend fenomeen is de plaatsing van historisch of topografisch herkenbare details in een andere omgeving. Dit heeft nogal eens geleid tot vergaande speculaties bij een aantal werken. Zo valt op minstens acht schilderijen van Adam en één van Abraham het keizerlijk paleis te Praag, het Hradschin, waar te nemen. Ondanks het feit dat de zeventiende-eeuwse Nederlander de burcht waarschijnlijk niet gekend zal hebben, zal deze hem zeker hebben geïmponeerd. De herkomst van de afbeelding van dit gebouw valt wederom aan Roelandt Savery toe te schrijven. Een enkele auteur heeft zich laten verleiden uitspraken te doen over de aanwezigheid van het gebouw op het schilderij in relatie met het vertrek van Frederick en Elizabeth. Bijvoorbeeld als een verwijzing naar het koningschap van Bohemen. De relatie Winterkoning en Praag is dermate sterk dat het nauwelijks voor te stellen is dat Willaerts het paleis toevallig op het schilderij heeft opgevoerd. De aanwezigheid van krijtrotsen is niet alleen te zien op scènes aan de Engelse Zuidoostkust, ook op ons willekeurige voorbeeld zijn ze te zien. Willaerts creëert zo zijn eigen visie op de geschiedenis, die eerder verwijst naar een scène uit een spannend jongensboek, dan het verslag van een ware gebeurtenis. Een prachtig voorbeeld daarvoor is De aankomst van de keurvorst van de Palts en prinses Elisabeth te Heidelberg. De schilder geeft hier de fantasie de vrije teugels en laat een gigantisch schip als de Prince Royal, met een diepgang van 18 voet, tot op enkele meters voor het strand bij Heidelberg naderen, dat hier ook nog eens aan zee ligt. Er is slechts één geval bekend waarop een Utrechts gebouw figureert op een ogenschijnlijk willekeurig riviergezicht. Ongesigneerd en ongedateerd bevond zich in de collectie van het Centraal Museum het paneel Rivier- en havengezicht met de Buurkerk waarop de vierkante toren en het dak van het schip goed herkenbaar zijn (het is inmiddels verkocht door de rechthebbenden). Meer realistisch zijn enkele schilderijen met de verslaggeving van historische gebeurtenissen. Zoals de verbeelding van de aankomst van de keurvorst van de Palts en zijn echtgenote te Vlissingen in 1613, die tien jaar later door Vroom één keer en door Willaerts twee keer is vastgelegd. Ook Claes van Wieringen schilderde deze gebeurtenis, mogelijk in 1628. Als uitgangspunt voor de voorstelling is naar alle waarschijnlijkheid de uit vier kopergravures bestaande weergave van de gebeurtenis door Jan van de Venne uit 1618 gebruikt, waarvoor mogelijk diens broer Adriaen, die eveneens in Middelburg woonachtig was, de tekening heeft gemaakt. De vier schilderijen ontlopen elkaar qua voorstelling weinig, maar verschillen wel in uitvoering. De aanpak wijst in zekere zin op een traditie die bij het afbeelden van dergelijke voorname gebeurtenissen gebruikelijk was. Op imponerende wijze is een grote hoeveelheid verschillende scheepstypen dicht bij elkaar en veelal gedetailleerd afgebeeld. De op deze wijze ontstane pracht en praal leveren een kleurrijk geheel, waarbij in dit geval het imposante vlaggenschip de Prince Royal pontificaal domineert. Dat Willaerts zich niet helemaal heeft willen conformeren aan een standaardcompositie bewijst de afwijkende vaarrichting van de Prince Royal op een van zijn twee schilderijen en een meer realistische afstand tot de Vlissingse haven. Beide schilderijen zijn als hoogtepunten in het oeuvre van Willaerts te beschouwen. Een ander schilderij van Willaerts dat niet onvermeld mag blijven is meer topografisch van aard, het Gezicht op Dordrecht, dat met zijn uitgebreide gedetailleerdheid veel voorstudie gevraagd zal hebben.
Tip: Bekijk het geweldige schilderij Gezicht op Dordrecht in detail op de website van Het Dordrechts Museum: https://www.dordrechtsmuseum.nl/micrio-willaerts/
In de bijlage onder aan deze pagina gaat het artikel verder, over de reformatie en de bijbelse voorstellingen van Adam Willaerts in Utrecht, waaronder de in 1674 verloren gegane deuren van het Domorgel, het schilderij De landing van de apostel Paulus op Malta voor het Barbara en Laurentiusgasthuis en het schoorsteenstuk in de kapittelzaal van de Pieterskerk met Jezus die na zijn verrijzenis verschijnt bij zijn leerlingen aan het meer van Tiberias.
Inscheping van een legereenheid bij een rivier, Adam Willaerts, 1620, MFA Boston
Op de achtergrond is de verloren gegane toren van Kasteel Batenstein in Vianen te zien.
Het schoorsteenstuk in de kapittelzaal van de Pieterskerk met Jezus die na zijn verrijzenis verschijnt bij zijn leerlingen aan het meer van Tiberias, Willaerts
Tot slot
Otto Nelemans schrijft aan het eind van zijn artikel: ‘Aan ruim honderd nog bestaande schilderijen mag op grond van signering, documentatie, datering en stijlkenmerken zijn naam worden verbonden. Daarnaast zijn er nog veel schilderijen bekend, die beschouwd moeten worden als atelier producten of wellicht zijn vervaardigd door zijn zoons, die in zijn trant hebben geschilderd of waarvan de toeschrijving onduidelijk is. Hoewel er veel zeestukken gemaakt zijn, is het merendeel nadrukkelijk als een kustlandschap te beschouwen. Nog steeds komen via veilingen tot nu toe onbekende werken te voorschijn. Het zou een mooi moment zijn indien het Centraal Museum bij zo'n gelegenheid er in zou slagen een van de betere werken van de Utrechtse meester te verwerven. Dat juist in Utrecht het meesterschap van Willaerts niet te zien is, moet gezien de aanwezigheid van zijn werk in veel belangrijke museumcollecties als een deerlijk gemis beschouwd worden.’
Bijlagen
Jaarboek 2001 met het volledige artikel
Catalogus Sotheby’s Master Paintings op 1 februari 2024 (Willaerts, nr.324)
Bijlhouwerstoren te Utrecht in een gefantaseerd landschap met de uitmonding van een rivier in zee met een koninklijk schip Adam Willaerts 1620 HUA
Bijlage(n)
Adam Willaert Strandscene