Fontein in de Pandhof met kanunnik Wstinc
Universiteit Utrecht restaureert de Pandhof. En hee, de fontein met de schrijvende kanunnik is weg uit de Pandhof! Waar komen het beeld en de bronzen fontein eigenlijk vandaan? Het was een cadeau van stad Utrecht aan de Universiteit bij de viering van haar 100-jarig herstel. De fontein is ontworpen door een beroemdheid van toen, kunstenaar Jan Hendrik Brom.
Oud-Utrecht dook in de geschiedenis en vond het onderstaande artikel van P.H. Damsté in Maandblad Oud-Utrecht 1968. Die signaleerde toen al dat pen en pennenkoker waren verdwenen en dat de bak van de fontein lek was. Lees en kijk mee:
In december 1913 zou het 100-jarig herstel van de Hoogeschool worden gevierd. In 1811 was de Hoogeschool namelijk door Napoleon gedegradeerd tot ‘école secondaire’ en 1813 hersteld, in 1817 werd het een Rijksuniversiteit.
Het gemeentebestuur maakte in mei 1913 plannen om bij de viering van het 100-jarig herstel een passend blijk van belangstelling te geven. Men dacht aan het slaan van een penning, een gedenkraam en aan een fontein en besloot tot het laatste. De fonteinbak zou worden vervaardigd van devonische kalksteen, hetzelfde materiaal waarvan ook de hoekblokken van de Domtoren zijn gemaakt. Aan de edelsmid Jan Hendrik Blom werd gevraagd een bronzen opstand te willen ontwerpen. Prof. Damsté kreeg het verzoek een Latijnse tekst te leveren waarin het geschenk als zodanig vertolkt zou zijn.
Bij de viering van het feest op 4 december 1913 bood de burgemeester mr. dr. A. F. baron van Lynden, namens de gemeente de fontein aan de Universiteit aan. Wel was het nog maar een traditio symbolica, want de fontein was nog lang niet klaar. En toen in de zomer van 1914 de oorlog was uitgebroken kwam men nog meer achterop. De natuursteen voor de fonteinbak moest nl. uit een Belgische steengroeve komen en België was bezet gebied. De bemiddeling van de Duitse consul-generaal in Amsterdam moest eraan te pas komen om de bestelde steen hier te krijgen.
Na de rectoraatsoverdracht aan Prof. Damsté op 18 september 1916 besloot deze met: ‘Dit vorstelijk geschenk, in de werkplaats van onzen stadgenoot Brom gewrocht, is juist heden gereed gekomen en zal na afloop van deze plechtigheid door curatoren en hoogleraren kunnen worden in ogenschouw genomen.’ En zo gebeurde.
Uit het stenen bassin verheft zich een bronzen zuil, waarop zich het volgende randschrift laat lezen: ‘Ad descriptionem Joannis Brom me fuderunt filii eius J. Eligius et Leo. Anno MCMXV’, wat betekent: Naar het ontwerp van Jan Brom hebben diens zoons J. Eloy en Leo mij gegoten in het jaar 1915.’
Vader Brom heeft het werk niet kunnen voltooien; hij stierf op 1 februari 1915. Op die zuil rust een bronzen schaalvormig bekken van ongeveer een meter doorsnede. Hierop staat in een randschrift van gotische kapitalen het volgende Latijnse distichon:
HOC EXORNATA EST ACADEMIA MUNERE AB URBE,
FOEDERIS ANTIQUI QUAE MANET USQUE MEMOR.
Vertaald: ‘Met dit geschenk is de academie verrijkt door de stad, die de aloude band nimmer zal vergeten.’
De twee versregels zijn van elkaar gescheiden door het wapen van de stad Utrecht en dat van de Universiteit. In het midden zet de zuil zich voort en eindigt in een van kantelen voorzien plateau, waarop de figuur van mr. Wstinc als bekroning is geplaatst, gehuld in een pelsmantel, het kenmerk van een kanunnik, aandachtig schrijvend, misschien wel aan het Rechtsboek van den Dom, onder welke benaming zijn Statuta Ecclesia Traiectensis in de literatuur bekend staan. Dit eeuwenoude boek, waarin hij de regels en gebruiken beschreef die in de Dom leefden, was in de Middeleeuwen de leidraad bij de organisatie van verschillende geestelijke instellingen.
Er is van de totstandkoming van de fontein nog meer bekend gebleven. In oktober 1915 was er, waarschijnlijk door een toevallige samenloop van omstandigheden in Brom’s edelsmederij aan de Drift een bijzonder fraaie collectie kerkelijk edelsmeedwerk bijeen. De firmanten vonden hierin aanleiding tot het organiseren van een tentoonstelling. De pers vond de toen reeds in hoofdzaak voltooide fontein voor het Kloosterhof het voornaamste stuk van de expositie.
Uit correspondentie van de Utrechtse archivaris Samuel Muller aan Jan Eloy Brom weten we wie de afgebeelde figuur is: ‘..Ik had mij op de pomp ‘een klerk’ gedacht als symbool der middeleeuwse wetenschap die in de kloostergang beoefend werd. Uw oom heeft die klerk toen Hugo Wstinc gedoopt, de verdienstelijke klerk die ik ontdekt heb..’. Deze oom moet de historicus Gisbert Brom zijn, directeur van het Nederlands Historisch Instituut in Rome. Hugo Wstinc heeft in het midden van de 14e eeuw het Rechtsboek van den Dom geschreven dat daarna door Muller werd herontdekt.
Vier leden van het geslacht Brom zijn aan de fontein te pas gekomen. In 1913 waren het de edelsmid Jan Hendrik, die de fontein ontwierp, en diens broer Gisbert die Hugo Wstinc aan de hand deed. Zij overleden in 1915 enkele dagen na elkaar. Jan’s zoons, Jan Eloy en Leo, hebben het werk uitgevoerd. De schrijvende Wstinc, in zijn sierlijk pelsmanteltje gezeten in een 3-potige gotische stoel is van Jan Eloy. De vier waterspuwende draken met hun neerhangende staarten en de acht leeuwenkoppen tegen de bassinwand zijn van Leo.
De onthulling was op 18 september 1916.
Gezicht in de pandhof van de Domkerk FF van der Werf 1950
Reclamefoto voor een wijnfeest in het café-restaurant De Dietsche Taveerne 1950
Edelsmederij Brom 1856 - 1961
Het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 betekende een belangrijke impuls voor de bouw en inrichting van katholieke kerken in Nederland. Op 21 april 1856 richtte de edelsmid Gerard Bartel Brom aan de Springweg in Utrecht een atelier op dat het fundament zou worden voor de Edelsmidse Brom. De kerkelijke gebruikskunst stond bij hem centraal. Samen met architect Alfred Tepe, kunstenaar Friedrich Wilhelm Mengelberg en orgelbouwer Michaël Maarschalkerweerd, was Gerard Brom en later zijn zoon Jan Hendrik betrokken bij de bouw en inrichting van een groot aantal kerken. Na het overlijden van Gerard Bartel in 1881 werd de edelsmidse door zijn zoon Jan Hendrik voortgezet. Onder Jan Hendrik Brom breidde het atelier zich sterk uit, het verhuisde naar Drift 15 waarbij het koetshuis aan de Keizerstraat werd verbouwd tot werkplaats met smeltoven. De grote schoorsteen staat er nog. De toonzaal en het kantoor waren op de Drift.
Brom verwierf grote faam in binnen- en buitenland. Hij ontwikkelde een geheel eigen stijl in de edelsmeedkunst. Na de dood van Jan Hendrik Brom reorganiseerden zijn zonen Jan Eloy en Leo de edelsmidse tot een Commanditaire Vennootschap. Met het overlijden van Jan Eloy in 1954 ontstonden er problemen in verband met de opvolging. Toen in 1956 het eeuwfeest werd gevierd was het voortbestaan al onzeker. In september 1961 werd de Edelsmidse Brom gesloten bij gebrek aan een opvolger, in een tijd dat de vraag naar kerkelijk zilver drastisch verminderde.
Tot de bekendste werken van de firma Brom in Utrecht horen de fontein op de pandhof van de Domkerk en de gouden muze op de muur van de Stadsschouwburg.
Tot slot
Universiteit Utrecht is de eigenaar van de Pandhof en werkt aan de restauratie. Het plantmateriaal is vernieuwd en zo gekozen dat er het hele jaar wat te beleven valt, in samenwerking met de Botanische Tuinen Utrecht en de hortulanus Gerard van Buiten. Op dit moment werkt Atelier Replique in opdracht van Universiteit Utrecht aan de restauratie van het bronzen beeld door de gebroeders Brom. Naar verwachting wordt de fontein in november teruggeplaatst.
Meer lezen?
Rob Hufen Hzn, Meesters voor God en Kerk: De familie Brom, hun edelsmidse en knechten te Utrecht (1856-1962)
P.H. Damsté, De fontein in de Kloosterhof, Maandblad Oud-Utrecht 1968
Huib Hoste, Edelsmeedwerk van Jan Eloy en Leo Brom, 1917
Interieur van de Edelsmederij Brom Drift 15 te Utrecht tekenkamer met Jan Hendrik Brom en zijn zoon Jan Eloy 1905
Bijlage(n)
Fontein in de Pandhof, P.H. Damsté
Edelsmeedwerk uitgevoerd door Jan Eloy en Leo Brom