Markt in Utrecht
Utrecht is al meer dan duizend jaar een echte marktstad dankzij een goede verbinding over het water van de Rijn en de Vecht naar de haven aan de Oudegracht. In 1122 waren er al vier internationale markten. Het marktgebied breidde in de dertiende en veertiende eeuw steeds verder uit. Eerst waren er markten langs de Oudegracht, later ook op de Neude en op het Catharijneveld, waar nu Vredenburg is.
Ganzenmarkt en Stadhuisbrug, Joost Cornelisz. Droochsloot, 1620, Centraal Museum
Botmarkt op het Buurkerkhof, 1886
Kersenmarkt, Anthony Grolman, 1894
Pottenmarkt Bakkerbrug, 1895
Er waren jaarmarkten, veemarkten en heel veel meer. Pluimvee, paarden en klein vee werden tot in de 20e eeuw allemaal op eigen markten verhandeld. Straatnamen in het centrum (Ganzenmarkt, Varkensmarkt, Paardenveld, Bakkerbrug) herinneren daar nog aan. Bij de wekelijkse veemarkt ging het vooral om de handel in runderen. De oudste markt is de vismarkt, later kwamen andere markten. Elke dag is er wel markt in Utrecht, zoals de lapjesmarkt, nu al 400 jaar op zaterdag op de Breedstraat, de planten- en bloemenmarkt, zaterdag op Janskerkhof en Oude Gracht/Bakkerbrug en de warenmarkt kwam in 1975 terug naar het Vredenburg , op woensdag, zaterdag en zondag, vrijdag is er een boerenmarkt.
Markt Neude, 1910
Vrouw Bos de poelierster, 1910
Jaarbeurs
Rond 1900 rukten winkels en warenhuizen op ten koste van de markten. De vismarkt verdwijnt, net als de kippenmarkt aan de Mariaplaats. De planten- en bloemenmarkt aan het Janskerkhof is eenzelfde lot beschoren. Alternatieven dienen zich aan. Na het wegvallen van de import en export als gevolg van de Eerste Wereldoorlog besluit een groep ondernemers een nationale jaarbeurs te organiseren. Utrecht is vanwege zijn centrale ligging en goede bereikbaarheid een logische keuze. De eerste beurs –in 1917– op het Vredenburg en het Janskerkhof slaat aan. In 1921 verrijst een permanent gebouw aan het Vredenburg gevolgd door nieuwbouw aan de Croeselaan vanaf 1953. Veel oude markten verdwenen wegens ruimtegebrek uit de binnenstad omdat de stad groeide en veranderde. Twee voorbeelden volgen hieronder.
Jaarbeurs Vredenburg, 1929
Jaarbeurs middenstandstentoonstelling De Drie Zuilen, 1953
Gebraden appels (appeliegebraai) op de Mariaplaats, 1910
Paardenmarkt Vredenburg, 1925
Schapenmarkt Vredenburg, 1925
Varkensmarkt Jacobskerkhof, 1928
Veemarkt Vredenburg
Veemarkt
Meer dan 500 jaar lang had Utrecht een wekelijkse veemarkt, tot 1582 op de Neude, van 1582 tot 1928 op het Vredenburg, van 1928 tot 1970 aan de Croeselaan en van 1970 tot 2012 aan de Sartreweg. Zowel op het Vredenburg als later op de Croeselaan was er op maandag paardenmarkt. Vanaf 1961 was er veemarkt op donderdag en automarkt op dinsdag.
Laatste paardenmarkt Vredenburg 1928
Laatste veemarkt Vredenburg 1928 Van Bommel
De gemeentebestuurders vonden begin 20-ste eeuw de stank en overlast die met de handel in koeien en varkens gepaard ging, niet passen in het ‘moderne stadscentrum’ dat hen voor ogen stond. Het transporteren van een koe aan een touw ging slecht samen met het toenemende gemotoriseerde verkeer in het centrum. De veemarkt moest verhuizen van het Vredenburg. Aan de Croeselaan was veel ruimte. De handel kreeg er een flink plein met metalen balies om de dieren aan vast te binden. Er was een overdekt gedeelte, ruimte om te parkeren en dieren uit- en in te laden, er waren enkele stallen en natuurlijk goede horecavoorzieningen. De veehandelaren, veelal herkenbaar aan hun stofjas, pet en wandelstok, verlieten de binnenstad en zetten hun werk voort aan de Croeselaan.
Het was even wennen op de nieuwe locatie. Aan het Vredenburg zat de markt in het hart van de stad: volop horeca, winkels en vertier, ook voor de vrouwen van de veeboeren, die vaak meekwamen voor de gezelligheid en om in de stad inkopen te doen. De nieuwe markt aan de Croeselaan kende niet de ‘natuurlijke’ gezelligheid van het stadscentrum, maar ook daar waren vanaf het begin een goede kop koffie en een borreltje te krijgen. ‘Het moest voor de veeboeren goed eten zijn. Kwaliteit, geen liflafjes. Er werd altijd veel erwtensoep gemaakt, stevige uitsmijters en goede biefstukken. En natuurlijk goede koffie.’ De zaken werden traditiegetrouw afgehandeld in het café, onder het genot van een glaasje jenever of een brandewijntje met suiker. De stapels papiergeld lagen onder de glaasjes. De handel ging tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw voornamelijk handje contantje. Elke veehandelaar had een grote leren portefeuille, die met een zilveren ketting aan zijn pak bevestigd was. Tip: Lees meer over de veemarkt in het artikel uit Tijdschrift Oud-Utrecht in de bijlage onder deze pagina.
Gezicht op de kaasmarkt op het Paardenveld te Utrecht, op de achtergrond de Catharijnesingel, 1925
Wegen van de aangevoerde kazen op de kaasmarkt op het Paardenveld te Utrecht, links de Stadsbuitengracht en de Catharijnesingel, 1925
De Kaasmarkt
Ook een andere oude markt is inmiddels verdwenen, Utrecht had een grote kaasmarkt. Veel boeren verkochten hun producten zelf. Ze kwamen met kaasbrikken naar de stad. Dat zijn de karren op de foto’s. Deze brikken werden gemaakt om producten op de markt te verkopen. Dankzij het speciale afdekzeil kon de lading niet nat en vies worden. Met een kaasbrik werd kaas vervoerd, maar ook groenten, boter, eieren en soms ook biggen of kippen. De zijkanten van de brik waren laag, zodat de boel makkelijk uit te venten was. De kar vormde een marktkraam.
Bloemenmarkt Janskerkhof, 1955, Van der Werf
Jacobskerkhof rommelmarkt, 1950, Van der Werf
Automarkt op het veemarktplein, 1969
Verder lezen?
Anka van Voorthuijsen, Handelen in een geur van vee, mest en sigaren. De Utrechtse veemarkt aan Croeselaan en Sartreweg, 1928 – 2012, in Tijdschrift Oud-Utrecht 2012
Jan Brugman, Hans Buiter, Kaj van Vliet, Markten in Utrecht. Van de vroege middeleeuwen tot nu, 1995
Bijlage(n)
De Utrechtse veemarkt