Hortense de Beauharnais, de eerste koningin van Nederland
Koning Lodewijk Napoléon is wel bekend vanwege zijn belangstelling voor het Koninkrijk Holland, koningin Hortense de Beauharnais is in de vergetelheid geraakt. Weinig mensen weten dat zij de eerste koningin van Nederland was en nog minder dat zij slachtoffer was van slutshaming avant la lettre.
In een reeks podcasts ‘Terugwerkende Kracht’ van Universiteit Utrecht staan een aantal verhalen over emancipatie en feminisme in Utrecht. Hoogleraar Beatrice de Graaf brengt daarin de eerste koningin van Nederland, Hortense de Beauharnais, onder de aandacht. Zij heeft in Utrecht rondgelopen en de eerste druk van de ‘memoires de la reine Hortense’ ligt in de Universiteitsbibliotheek, hier in Utrecht. Dat was toen nog niet de universiteitsbibliotheek, dat was haar paleis. Luister naar het verhaal van Beatrice de Graaf over koningin Hortense, dat is opgenomen in een podcast in de reeks ‘Terugwerkende kracht’.
Hortense de Beauharnais Reine de Hollande, Musee de Versailles
Voor wie meer wil weten over koningin Hortense de Beauharnais, nemen we hier een verhaal op dat Gerrit Albert Evers schreef in het Maandblad Oud Utrecht in 1937. G.A.Evers was begin 20e eeuw conservator van de Universiteitsbibliotheek en secretaris van Oud-Utrecht. Een van de onderwerpen waarover hij schreef was Utrecht als koninklijke residentie en het optreden van koning Lodewijk Napoleon.
Koningin Hortense te Utrecht
De 4de januari 1802 werd te Parijs het huwelijk voltrokken van de 24-jarige Louis Bonaparte, een jongere broer van Napoléon, met de bijna 19-jarige Eugénie-Hortense de Beauharnais, dochter van wijlen de generaal Alexandre, vicomte de Beauharnais, en van Joséphine Tascher de la Pagerie, sinds 1796 de vrouw van Napoléon. Louis noch Hortense, wier karakters sterk verschilden, hadden dit huwelijk gewild en bij de formele echtscheiding in 1814 verklaarde Louis dan ook met enige voldoening, dat hij gedurende zijn huwelijkstijd nauwelijks vier maanden in 't gezelschap van zijn vrouw had doorgebracht.
Door zijn broer-stiefschoonvader, weer tegen zijn zin, tot koning van Holland aangewezen, vertrok Louis de 15de Juni 1806 van Saint-Leu naar 's Gravenhage, waar hij drie dagen later op het Huis ten Bosch aankwam. In zijn gezelschap waren de koningin en hun beide kinderen, de prinsen Napoléon-Charles (geb. 10 October 1802) en Napoléon-Louis (geb. 10 October 1804). Dit was de enige keer, dat het koninklijk gezin gezamenlijk reisde.
Hortense met haar zoon Napoleon Charles Bonaparte, Francois Gerard 1807
Nadat de koning de 23ste juni zijn feestelijke intocht te 's Gravenhage had gehouden, verscheen weldra de officiële aankondiging, dat Zijne Majesteit zijn land en zijn volk met eigen ogen wenste te aanschouwen en werden ook te Utrecht onmiddellijk schikkingen getroffen, om hem waardig te ontvangen. Begin juli was alles reeds in de puntjes geregeld: een huis, door onderlinge na-ijver zelfs twee huizen ingericht, om hem behoorlijk te logeren, een kok voor acht dagen aangenomen om voor servies en eten te zorgen, een spiksplinternieuwe koninklijke vlag voor de Domtoren gemaakt, twee verguld-zilveren sleutels der stadspoorten vervaardigd, om op een geborduurd fluwelen kussen te worden aangeboden, een triomftempel opgetrokken, om de koning daarin toe te spreken en een huldezuil geplaatst, om in de opschriften daarvan de roemruchte daden van de nieuwe koning te vermelden. En toen kwam plotseling de teleurstellende tijding, dat de koning van het voorgenomen uitstapje naar Utrecht had afgezien, en eerst een badkuur ging ondernemen.
Nauwelijks was de koning van die badreis teruggekeerd, of de 3de oktober kwam weer een aankondiging van zijn komst, en wel op de volgende dag. Iedereen kwam natuurlijk in de weer om toch nog op tijd klaar te zijn en tegen half vier in de middag van de grote dag trokken alle Utrechtenaren die lopen konden, de Catharijnepoort uit, de koning tegemoet.
Maar toen al die mensen daar enige uren hadden gestaan, toen het allengs donker begon te worden, passeerde onverwachts een koerier van keizer Napoléon, die toen te Mainz vertoefde. De koerier vervolgde zijn reis in alle haast en ontmoette de koning onderweg bij Woerden. Na het lezen van de keizerlijke brief, keerde Louis onmiddellijk naar Den Haag terug en de Utrechtenaren stonden nog altijd op hun koning te wachten, toen de koerier enige uren later weer passeerde en mededeelde, dat de koning niet zou komen en daarbij de order overbracht, dat de volgende morgen alle in de stad aanwezige troepen en ook die uit het kamp van Austerlitz naar Nijmegen moesten marcheren, om daar nadere bevelen af te wachten. Napoléon maakte zich tot de strijd tegen Pruisen gereed en Louis stelde zich aan het hoofd van het Hollandse leger, dat na het verslaan der Pruisische hoofdmacht door het Franse leger bij Jena en Auerstadt, een belangrijk deel van noordwest-Duitsland bezette.
Louis Bonaparte Holland, Hodgson, Rijksmuseum
Koning Louis was juist een week na de voorgenomen, doch mislukte intocht door Utrecht gereden, om zich naar het oorlogsterrein in Duitsland te begeven en twee dagen later was koningin Hortense haar gemaal gevolgd, om hem, zoals de Utrechtse kroniekschrijver ietwat ironisch schreef, „in de ure des gevaars bij te staan". De spoedige afloop van de veldtocht was reden, dat Louis al de 26ste november, op de terugreis naar de residentie, Utrecht weer passeerde, zonder ook nu maar even in de stad te vertoeven. De koningin volgde haar heer en meester niet onmiddellijk en keerde pas in februari van het volgende jaar via de bisschopsstad naar Den Haag terug. Zij maakte het beter met de Utrechtenaren dan de koning het tot nu toe gedaan had en de Utrechtenaren toonden hun erkentelijkheid door een werkelijk vorstelijke ontvangst.
Ontvangst koningin Hortense
De 4de februari 1807 kwam de koningin met de jongste prins tegen 7 uur in de avond te Utrecht aan en nam haar intrek in hotel Groot-Paushuize, dat sinds 1798 een door de kok Willem Gravelaar gedreven hotel was. Daar werd Hare Majesteit op een voor die dagen voor Utrechtenaren wel wat ongewoon etensuur „op een prachtig diné onthaalt", want Hendrik Keetell teekende daarbij aan: ,,nb. 's avonds ten 7 uuren". Hendrik Keetell was de apotheker aan de Viebrug, die gedurende de Franse tijd (1793—1816) een dagboek op poederpapiertjes aanhield, dat nog in de universiteitsbibliotheek wordt bewaard. Door dat dagboek zijn we zo goed in bijzonderheden over dat merkwaardige tijdvak ingelicht. „Na het diné", vervolgde Keetell, „ontfong Haare Maj. de complimenten van de commissieen van alle regeerings bestuuren, de academische senaat en de hervormde en roomsche kerkgenootschappen. 's Anderendaags 5 February 's morgens omtrent 9 uuren begaf zich Haare Maj. na het Suikerhuis van den hr. Gobius op het Bolwerk buiten de Wittevrouwen en na Zijdebaalen van mevr. Siederveld buiten de Weert, om die fabrieken te bezigtigen".
Gezicht op het Lucasbolwerk met het Suikerhuis, Oberman 1808 HUA
Gezicht in de tuin van het huis Zijdebalen aan de Vecht te Utrecht, 1750 HUA
De suikerraffinaderij op het Lucasbolwerk dateerde uit 1720, toen hier ter stede een commercie-compagnie was opgericht, die niet minder bedoelde dan Utrecht in een belangrijke industrie- en koopstad te herscheppen. Voor de verwezenlijking van dit grootse plan, dat weldra op een misrekening bleek te steunen, stond de stad de grond op het bolwerk in erfpacht af. Het gebouw ging in particuliere handen over en oud burgemeester Gobius bracht er in 't begin der 19de eeuw op nogal voorbeeldige wijze de toen in opkomst zijnde machinale beetwortelsuikerfabricage in toepassing. Tot grote vreugde der burgerij werd de fabriek met woonhuis in 1878 afgebroken, om Utrecht aan een fraai wandelpark te helpen. Zijdebalen was de in 1681 door Daniel van Mollem bij de Vecht, aan de Hoogenoord, gestichte zijderederij, die toen aan mr. Eyck toebehoorde. De fabriek zal echter niet de grote attractie voor de koningin zijn geweest, maar wel de kunstig aangelegde tuin, al prijkte die niet meer in zijn vroegere luister en waren de uitheemse vogels, zoogdieren en vissen merendeels verdwenen. Toch viel er nog fraai beeldhouwwerk van Crescant en Xaverij te bewonderen, waren de kunstige grotwerken van zeldzame schelpen nog aanwezig en werkten de fonteinen en watervallen nog.
Ook de Utrechtse studenten hadden zich voorgesteld de koningin de “verschuldigde hulde toe te brengen”. Zij hadden daartoe een garde d’honneur gevormd om H.M. plegtig te begeleiden. „Ten 11 uuren nam Haare Maj. de reis aan na 's Hage. Zij reed stapvoets van Paushuisen na de Catharijnepoort met de volgende stoet: 1. Een detachement gardes cavallery, 2. Een koets met 6 paarden bespannen, waar in drie kamerheeren, 3. Veertig studenten, alle in het zwart gekleed, te paard, 4. Haare Maj. de koningin met haar jongste zoontje in een koets met 8 paarden bespannen, 5. Een koets met 8 paarden, waarin de staatdames van Haare Maj. gezeten waaren, 6. Een koets met 6 paarden, waarin de gouverneur [van den prins] met nog twee heeren van het hof gezeten waaren, En 7. Een detachement gardes cavallery. „Gansch niet wijnig menschen waaren daarbij tegenwoordig. Tot aan De Meern wierd Haare Maj. door de studenten begeleyd, die dan ook omtrent 1 uur weder terug kwamen".
Paushuize, J de Beijer HUA
De naam van het hotel Groot-Paushuisen werd veranderd in die van hotel van de koningin van Holland. Gedurende lange tijd vernam men te Utrecht niets meer van hun koningin, die zo’n prettige indruk had achtergelaten en op wier terugkomst werd gehoopt, wanneer de plechtige inhuldiging van haar gemaal, waarop nog altijd gerekend mocht worden, zou plaats vinden. Vrij plotseling verstoorde toen de tijding van het overlijden van de kroonprins, op de 5de Mei 1807 te ’s- Gravenhage, ook deze verwachting. Tot nogmaals een bezoek des konings werd aangekondigd, dat in de morgen van de 20e Mei 1807 op de doortocht naar Het Loo zou geschieden en maar enkele uren zou duren. Weer was alles voor een luisterrijke ontvangst gereed gemaakt en weer trokken de autoriteiten en tal van burgers naar buiten, om Z. M. te begroeten. Het kanon was op de wal gesjord, de nieuwe vlag van de Domtoren gestoken. Het was evenwel middag - het werd 1, 2, 3, 4 uur en nog verscheen er geen koning. De één werd ongeduldig, de ander hongerig, maar niemand durfde naar huis terug te gaan, tot eindelijk om 6 uur een koerier uit Den Haag kwam vertellen, dat Z. M. de volgende dag om 5 uur de reis zou ondernemen. De volgende morgen stonden weer velen buiten de Catharijnepoort te wachten en nu scheen de koning werkelijk te zullen komen, want om 9 uur dreunden kanonschoten van de wal. Alle mensen haastten zich naar de wegen, waar Z. M. zou passeren, de open geschoven ramen werden bezet door kijklustigen, die in de ledig gehouden straten tuurden. Men keek en keek, maar er kwam niet anders dan het bericht, dat Z. M. verkozen had de stad te mijden en de buitensingels te volgen, ten einde geen afbreuk te doen aan de officiële ontvangst en plechtige inhuldiging, die nu vast en zeker weldra zouden kunnen plaats vinden.
De koning en de koningin waren afzonderlijk en langs verschillende wegen naar het buitenland vertrokken, om in de Pyreneeën herstel te zoeken en nieuwe krachten te vergaren. Het sterven van hun oudste kind (5 mei 1807) had beiden sterk aangegrepen. De koningin had de 13de mei Den Haag verlaten, tot in Laken door haar gemaal uitgeleid, de koning was de 29ste van Het Loo, over Wageningen, Tiel en Breda naar 't zuiden afgereisd.
Na een tweemalig samenzijn van enige weken te Cauterets, een kuur van den koning alleen te Ussat, keerde Z. M. na een verblijf van verscheiden weken te Parijs de 25ste september in Den Haag terug. De koningin bleef haar bevalling in Frankrijk afwachten en de 20ste april 1808 werd hun derde zoon, Charles-Louis-Napoléon, de latere keizer Napoléon III, te Parijs geboren.
Koninklijk paleis vanaf de Wittevrouwenstraat.
Plattegrond van koninklijk paleis aan de Drift.
Voormalige kapel en balzaal deel van het paleiscomplex van Lodewijk Napoleon HUA.
Residentie Utrecht in goudgeel en purper
Intussen had de koning Utrecht in plaats van Den Haag tot koninklijke residentie aangewezen en was door verbouwing en nieuwbouw een paleis aan de Drift en de Wittevrouwenstraat verkregen. Met een echt Franse slag waren de huizen aan de Drift in een paleis herschapen, dat in afwachting der voltooiing van een nieuw te bouwen vleugel, tot vorstelijk verblijf zou dienen. Muren waren doorgebroken om de huizen onderling te verbinden, sommige gangen aan de kamers getrokken en door het wegbreken of verplaatsen van muren grotere vertrekken verkregen. Zodoende ontstond een allerzotste combinatie van gangen, kamers en binnenplaatsjes, die meer de indruk van een doolhof dan van een paleis konden wekken. De vertrekken van de koningin lagen naast elkaar langs de Drift: de ruime salon en de even grote slaapkamer zijn tegenwoordig de benedenvertrekken van perceel no. 29 aan de Drift en daarbij sloot aan de kant van de Plompetorenbrug de toiletkamer (in no. 31) met daarachter de badkamer aan. Ten opzichte van het koninklijk purper, dat in de vertrekken des konings domineerde, wekte de goudgele bekleding van Hortense’s lichtere langs de straat liggende appartementen een vrolijker stemming.
Toen dit paleis zijn voltooiing naderde, werden weer de nodige schikkingen voor een bijzonder feestelijke ontvangst getroffen wanneer de koning te Utrecht zou komen, om het te betrekken. Men was de 28ste Oktober nog met de voorbereidingen bezig, toen in de laten namiddag een koets en een kalès, elk met vier paarden bespannen, de stad binnen reden en vóór Paushuize halt hielden. Enkele dagen tevoren was dat hotel met den gehele inventaris voor ƒ 88.000 door de koning aangekocht, om als voorlopig verblijf te dienen. De koning was in alle stilte aangekomen en had ook nu weer een officiële ontvangst verhinderd. „Haare Maj. bevond zig nog in Parijs, maar wierd echter binnen korten tijd ook alhier verwacht: waarom 6 November de eerepoort, die te vergeefs tot de inhuldiging van den koning op het Vreeburg voor de Viesteeg geplaatst was, van daar wierd weggenomen, en op het midden van het Oudkerkhof weder opgericht: vermits Haare Maj., uit Vrankrijk verwacht wordende, waarschijnlijk die weg zou passeeren". Op oudejaar verzuchtte Keetell evenwel: „Wij hadden dan een jaar geeindigt . . . met de tegenwoordigheid van een koning in zijn residentie — versta wel! — Van een koning — Niet van een koning en koningin — O, neen! — Haare Maj. bleef nog al afwezig — Wat of hier van dog de reede mocht wezen? Men begreep: groote liefde, maar wijnig trek". Utrecht scheen den koning slecht te bevallen, want een maand na zijn komst deelde hij in de vergadering van het Wetgevend lichaam mede, dat het vertrek van het hof naar de hoofdstad des rijks aanstaande was. Op de 20sten april, juist toen de optische telegraaf het bericht der geboorte van zijn derde zoon had overgebracht, trok de koning Amsterdam binnen. Sinds kort was een optisch-telegrafische verbinding van Parijs met Amsterdam gereed gekomen en liep een zijtak van de Westerkerktoren te Amsterdam naar Soestdijk, die daar in de richting van Utrecht en van Het Loo splitste. De berichten werden zowel des daags als des nachts, door middel van tekens van toren op toren overgenomen en doorgegeven. Prins Charles Louis Napoleon, de latere keizer Napoleon III, was des morgens om één uur te Parijs geboren en omstreeks drie uur kwam het bericht te Amsterdam binnen. De onmiddellijk na de geboorte afgereisde kamerheer, graaf van Bylandt, kon de officiële tijding in de vroegen morgen van de 22sten april aan de koning overhandigen.
„De koning was dan alweer verdwenen, en de koningin was nog niet eens verschenen", klaagde Keetell in zijn losbladig dagboek. „Er waren zooveel toebereidselen op het paleis tot Haar Maj. ontvangst gereed gemaakt. Er waren zooveel meubilen voor Haare Maj. aangekocht: en het was alles nutteloos". De koningin bleef in Frankrijk en de koning deed geen enkele poging, haar naar Holland te trekken. Wel drong hij op de overkomst van zijn oudste zoon aan, die onder zijn toezicht moest worden opgevoed, maar over de terugkeer van zijn vrouw werd in geen van zijn brieven gesproken. Keizer Napoléon drong echter op hereniging aan en zond zelfs twee hofdames, mevrouw Maret en mevrouw Delaturbie, die de 6de Oktober 1808 uit Parijs te Utrecht arriveerden „en hoofdzakelijk kwamen om te informeeren na de gelegenheid, zo alhier en te Amsterdam als elders, om Haare Maj. de koningin na behoren te kunnen ontvangen; vermits Haare Maj. van voornemen was zig na haar koningrijk te begeeven".
Hortense wist haar vertrek echter steeds uit te stellen en eerst in 't voorjaar van 1810 bezweek ze voor de drang van Napoleon. De 11de april nam ze te Compiègne onder tranen afscheid van de keizer en de keizerin en vertrok met haar oudste zoon en diens gouvernante, madame De Boubers, naar Holland. De jongste zoon bleef te Parijs achter. Ze meende in het voor haar trieste waterland weldra te moeten sterven en aan de ontmoeting van een begrafenis in het eerste dorp, dat ze aan deze zijde van de grens passeerde, versterkte het voorgevoel van haar naderende dood. In die stemming naderde ze Utrecht.
De 14de april kwam ik te Utrecht, schreef ze in haar mémoires. „Men verwachtte me niet. De koning was te Amsterdam. Mevrouw de Boubers bracht mijn zoon te bed. Mijn andere rijtuigen waren nog niet binnen gekomen. Ik bleef drie uren alleen. Wat een smartelijke overdenkingen. Een enkele kaars, die de conciërge op de schoorsteen aangestoken had, was uitgegaan, zonder dat ik het gemerkt had. Ik bleef een oogenblik in het donker en onderging er de angst van. De koning kwam den volgenden dag. Hij zag zijn zoon met blijdschap terug. Aan mij scheen hij nauwelijks aandacht te schenken. Ik ontving de geheele stad en mijn bleekheid was zoo treffend, mijn verandering zoo opvallend, dat iedereen me aandachtig en medelijdend aankeek".
Keetell gaf, misschien in zijn vreugde over de lang verbeide terugkeer der koningin, een andere en een meer fleurige beschrijving van haar komst en verblijf te Utrecht. “Daar hadden wij dan waarlijk het geluk van Haare Maj. de koningin binnen onze muuren te ontvangen, 's Avonds omtrent 7 uuren kwam Haare Maj. aan het paleis aan met haar oudste zoontje den kroonprins en een groot gevolg van verscheide rijtuigen, wordende het jongste prinsje te zwak beschouwt om aan zo een verre reis bloot te stellen. Eensklaps ontstond er grote drukte en beweging in de stad, en voornamelijk omtrent het paleis; alschoon Haare Maj., van de rijs vermoeid zijnde, niet alleen een ieder audiëntie wijgerde, maar zelfs zig stil met twee staatdames in haar kamer bleef ophouden.
,,Nu had het battaillon gardes alhier order gekregen om zig na Amsterdam te begeeven, uit hoofde dat aldaar een generale inspectie van alle gardes zoude plaats hebben; weshalven het zelve 15 April 's voormiddags ten 10 uuren derwaarts opmarscheerde: maar de koning per expresse verwittigt zijnde van Haare Majs. arrivement alhier, wierd de inspectie afgecommandeert, en kreeg het battaillon, tot omtrent Maarssen gevordert zijnde, contraorder om weer herwaarts terug te keeren; vermits Zijne Maj. van voornemen was om zig spoedig alhier bij zijne beminde ega te koomen vervoegen. Ten 1 uur kwamen de gardes weder binnen.
,,En ten 2 uuren gaf Haare Maj. publieke audiëntie aan collegieen en corporatieen, dog niet aan particuliere persoonen. Middelerwijl zagen wij al telkens rijtuigen van 's konings gevolg binnen koomen en 's avonds ten 7 uuren een compagnie gardes curassiers. Het was juist dien dag palmzondag en zeer schoon weder; zodat bij dit alles nog gevoegt de drukte van de paardenmarkt, niemand zig konde herinneren, ooit zo een levendige palmzondag te hebben bijgewoont.
,,'s Anderen daags 16 April kwamen nog twee compagnien hussaren en één curassiers binnen, en vervolgens de gansche dag door rijtuigen met heeren en dames en bediendens, en wagens met pakgoederen, alle tot het hof behorende. Het was, of het gansche hof tot ons overkwam, 's Avonds ten 7 uuren arriveerde de koning zelve met vijf rijtuigen, door hussaren geescorteert. Terstond wierden op de Domtoren en de publieke gebouwen de vlaggen uitgestoken. Verder gebeurde er niets.
„De volgende dag, 17 April, was er ten 11 uuren publieke audiëntie bij den koning, dog ook maar alleen voor de geconstitueerde machten en eenige commissien van corporatieen, en niet voor bijzondere persoonen. Ten een uur deeden Hunne Maj. een toer na de lusthoven Beerschoten en Vollenhoven boven de Bilt, welke toen ter tijd door de dood van der zelver eigenaar, den heer de Smeth, voor eenieder te zien waren. „De kroonprins diverteerde zig van tijd tot tijd met vier van de jongste pages onder anderen met een kiereboetje met een span van zes bokjes.
„18 April 's voormiddags ten 11 uuren was er groote inspectie van alle de gardes op de plaats van het paleis, eerst van de infanterie en daarna van de cavallery. De koning deed dezelve in persoon, terwijl de koningin zig voor één van de bovenvenster raamen vertoonde. Ten half één was er publieke audiëntie bij Hunne Maj. voor heeren en dames. Het getal van de dames was groot, waarover Haare Maj. zig zeer vereert betoonde. Dit was de eerste maal, dat de Utrechtsche dames door de koningin waren ontvangen.
Hoe deze plechtigheid verliep, blijkt uit de aanteekeningen van dr. J. Nieuwenhuis, die haar als predikant der evangelisch-lutherse gemeente heeft bijgewoond. “Toen Lodewijk, na een lang verblijf in Fontainebleau, dat wel naar een Fransche gevangenschap geleek, en eindelijk ook de koningin Hortense was teruggekeerd, gaven beide eene groote audiëntie. Namens de gezamenlijke protestantsche predikanten voerde daarbij de Franse predikant Chatelain het woord. Hij legde getuigenis af over ’s konings terugkomst, met den wensch, dat het der voorzienigheid mocht behagen Z.M. nog lang en voor zijn leven in deze stad zijn zetel te doen behouden. De koning hield zijn zoontje aan de hand en antwoordde: ik bedank U, mijne heeren, voor dien welgemeende wensch, maar zoo het der voorzienigheid eens niet behaagde, moeten wij ons aan haar wil onderwerpen. De koning had dus blijkbaar een voorgevoel, dat zijn broeder hem niet lang meer op den Nederlandschen troon zou dulden. Vervolgens moest men eenige tijd wachten op koningin Hortense. Haar binnenkomen aan de hand van een witgebroekte kamerheer in kromme, voorovergebogen houding werkte onwillekeurig op de lachspieren. Deze kamerheer leidde de koningin rond met eene lijst in de andere hand, waarna hij iedere commissie en ieder particulier aan haar voorstelde.” Als een vlugge kapel zweefde en fladderde Hortense de Beauharnais de kring rond, schier bij ieder herhalende: “Ah monsieur! Je suis charmée de vous voir, cela va toujours bien, n’est- ce pas?” Ten einde gekomen, verontschuldigde zij haar vertrek op grond dat zij naar de mis moest.”
„Den 19 April begon het paaschfeest met de witte donderdag. Om in geen verveelend herhaal te vervallen, zeggen wij maar kortelings, dat de kerkdienst in de kapel, als ook die van 20 April, de Goede Vrijdag, in alles die van de vorige jaren gelijk waren. Op de witte donderdag waren de koning, de koningin en de kroonprins tegenwoordig; maar op de Goede Vrijdag de koning maar alleen met den kroonprins. De aanbidding van het kruis wierd gedaan eerst door den koning met den kroonprins aan de hand, vervolgens door de geestelijken van den altaar, toen door een staatdame, daarna door vier kamerheeren, en eindelijk door eenige particulieren, als de heeren Heilman, Bosch, Mulder, enz.
Blauwkapelseweg te Utrecht met op de voorgrond een door vier paarden getrokken koets 1780 HUA.
„Na het eindigen van de kerkdienst deeden Hunne Maj. een toertje na Zeyst, de koning met twee kamerheeren te paard en de koningin in een koets met zes paarden. Ten 3 uuren kwamen Hunne Maj. weder binnen. ,,Den 22 April viel de paaschdag in. De kerkdienst was niet minder plechtig en statig als in de vorige jaaren. Zij wierd gedaan door den bisschop met acht priesters. Het musiek, dat door de Italiaansche operettisten wierd uitgevoert was overheerlijk schoon. De koning, koningin en kroonprins deden alle de kus van het evangelie en de eerbewijsing aan de reliquie. Het was reets half 2 geslagen, eer de kerkdienst geeindigt was. Na dezelve gaven Hunne Maj. weder audiëntie aan heeren en dames.
„Den 23 April, tweede paaschdag, wierd een bijzondere kerkdienst gehouden voor het hof, en onmiddelijk daarna de gewone kerkdienst, beyde zonder eenige plechtigheid. Op deeze dag wierden wij weder door het gansche hof verlaten. Na dat 's morgens vroeg alle de gardes cavallery vertrokken waren, nam de koningin 's middags ten 12 uuren de reis aan met de kroonprins en een gevolg van drie koetsen; en ten 2 uuren volgde de koning Haare Maj. op met vier koetsen, alle na Amsterdam. Volgens een bericht in de Utrechtsche Courant van den 27sten April was de koningin “ten ruim drie uuren nadenmiddag,”de koning “ten zes uuren van Utrecht teruggekeerd” in de hoofdstad.
Men had wel gedacht, dat de komst van den hartog van Reggio het vertrek van Hunne Maj. zoude verhaast hebben, maar niet, dat dit vertrek voor eeuwig zoude geweest zijn. En nochtans is zulks niet dan maar al te waar gebleken."
Ofschoon door uiterlijk vertoon getracht werd een anderen indruk naar buiten te wekken, bleek toch wel dat Hortense's verblijf in Holland bijna ondragelijk werd gemaakt. De koning liet haar doen en laten in 't geheim nagaan en ze leek meer gevangene dan koningin. Persoonlijk contact was er niet en Louis had reeds vóór haar komst alle verbindingen tussen zijn en haar vertrekken in het Utrechtse paleis laten dicht metselen, zoals hij ook te Amsterdam had laten doen. In juni 1810 wist Hortense toestemming van haar gemaal te verkrijgen, om enige tijd tot herstel van gezondheid op Het Loo door te brengen. Enkele dagen na haar komst in Gelderland slaagde zij erin met medewerking van de opperstalmeester van daar te ontvluchten. Haar gevreesde verblijf in Holland heeft ze nog 27 jaar overleefd en de 5de oktober 1837 stierf ze als balling te Arenenberg in Zwitserland.
G.A. Evers, Maandblad Oud Utrecht 1937, en het boek ‘Utrecht als Koninklijke Residentie’, 1941.
Kijk hier voor de oorspronkelijke uitgave van het Maandblad Oud-Utrecht 1937. MOUT-1937-07 en MOUT-1937-08.
Naschrift: Hortense de Beauharnais is ook als componiste bekend en schreef circa 140 'Romances' voor sopraan en piano of harp, waaronder het in de eerste helft van de negentiende eeuw erg populaire "Partant pour la Syrie" (Le Beau Dunois), dit was van 1852 tot 1870 het Franse volkslied. De kunstzinnige koningin kon ook goed tekenen: zij portretteerde Charles de La Bédoyère en ontwierp de versierselen van de Orde van de Unie. Kijk hier.
Album Artistique met composities door koningin Hortense.
Afbeelding in de header: Diadeem van koningin Hortense, Louvre.
Dukaat Koninkrijk Holland 1809 CM.
Gezicht op de Biltsche Grift en de Biltstraat te Utrecht uit het oosten met op de achtergrond de Domtoren en de bovenbouw van de Wittevrouwenpoort 1800 HUA.
Gezicht op de Oudegracht te Utrecht uit het noorden Versteegh 1780 HUA.
Napoleon stuurt Lodewijk Napoleon als koning in de vorm van een ooievaar naar kikkerland Holland Samuel Knight 1806.