Een sprookjestuin aan de Van Asch van Wijckskade
In zijn derde bijdrage over groen erfgoed in Utrecht schrijft Michiel Plomp over een heel bijzondere tuin in de binnenstad, de zogenoemde ‘Anatole France-tuin’ tussen de Van Asch van Wijckskade, de Plompetorengracht en de Wijde Begijnestraat. Met zijn vierduizend vierkante meter is deze tuin bijna net zo groot als die van de Oude Hortus bij het Universiteitsmuseum. Ooit was het een uitzonderlijk fraai aangelegd privépark, waar in zijn glorietijd luisterrijke tuinfeesten werden gehouden, totdat het verval inviel en de tuin compleet verwaarloosd raakte. Nu wacht hij als een Doornroosje erop weer wakker te worden gekust maar of dat happy end er ook komt, en door welke prins, is nog niet echt duidelijk.
Anatole France
De naam van de tuin suggereert dat deze iets te maken zou hebben met de Franse schrijver en Nobelprijswinnaar Anatole France. Maar niets is minder waar. De naam komt van de man, een projectontwikkelaar uit Zeist, die de tuin en enkele aangrenzende panden in de jaren tachtig van de vorige eeuw in bezit had, geërfd van zijn vader. Over zijn naam wordt nogal moeilijk gedaan: zijn voornaam zou ‘Anatole’ zijn geweest en daar zou ‘France’ bijgeplakt zijn, of juist andersom ‘France’ als achternaam en ‘Anatole’ erbij bedacht. Dit blijken allemaal fabels, de man is gewoon als Anatole France in het Utrechts kadaster te vinden! Toen het niet lukte om de tuin aan de gemeente te verkopen kreeg France het idee om er een doorsmeerstation te vestigen met zo’n honderd garageboxen. De tuin werd daarom integraal kaalgeslagen. Twee broeikassen, een vijver met rotspartijen en een rozenpergola zouden daarbij verdwenen zijn, net als een honderd jaar oude paardenkastanje en zelfs een driehonderd jaar oude beuk. Uiteindelijk werd het werk na heftig verzet van een toenmalige werkgroep van hogerhand stilgelegd, waarna decennia lang niemand de tuin kon betreden. Nu in 2022 lijkt er eindelijk iets te veranderen, maar wat dat op de langere termijn betekent is de vraag. Maar daarover later meer.
Eduard Sanders, Gezicht op het huis Plompetorengracht 18 met de poort en de leilinde te Utrecht, 1910-1920 [UA 68926]. Het huis ziet er in 2022 nog net zo uit, behalve dat de luiken zijn verwijderd.
Zocher?
Laten we eerst teruggaan in de tijd, toen de tuin nog gaaf was en deze behoorde bij Plompetorengracht 18, want ja dit enorme terrein was ‘gewoon’ een achtertuin. Niet helemaal gewoon want de Plompetorengracht was een gracht voor deftige, gefortuneerde mensen die vaak sowieso al best redelijke tuinen hadden. In de jaren vijftig van de achttiende eeuw wist de toenmalige eigenaar Jonkheer Jan Leonard van Ewyk een aangrenzende ‘houttuin’ – een grote houtwerf – erbij te kopen. De volgende bezitter, Jan van den Velden, burgemeester van Utrecht van 1813 tot 1815 en later bovendien ook schout bij nacht, kocht in de jaren tien van de negentiende eeuw het buurhuis erbij, het huidige 16A. Maar zijn grote slag sloeg hij in 1824, toen hij de hand wist te leggen op de ‘grote hof’ van het voormalige Begijnhof: ‘zeer ruime en aangename gelegen tuin, voorzien van veele vrugtboomen, aan de oostzyde van de Wydesteeg aan het Bagynekerkhof’. Daarmee had hij in een klap de grootste particuliere tuin in de stad.
Plattegrond van een stuk van Utrecht met de Lampsins-tuin centraal, ca. 1990; afbeelding afkomstig van UDS; bron.
Juist in de tijd dat Van den Velden zijn tuin zo wist te vergroten werd het Utrechtse singelpark aangelegd volgens de plannen van de architect Jan David Zocher jr. De Van Asch van Wijckskade hoorde daarbij. Het was een compleet nieuwe in 1829 aangelegde straat op de plek van de een jaar eerder afgebroken stadsmuren. Enkele van de nieuwe huizen werden door Van den Velden gefinancierd. Het verhaal gaat dat hij toen ook zijn zojuist vergrote achtertuin – zeg maar privépark – door Zocher heeft laten inrichten, maar bewijs daarvoor heb ik niet gevonden. Het kan ook de Utrechtse firma Hendrik van Lunteren & Zoon zijn geweest die juist toen begon met het inrichten van diverse Utrechtse stadstuinen.
N.P. Huguenin(?), Achterkant van het huis Plompetorengracht 18 met een deel van de tuin, 1894, aquarel(?), verblijfplaats onbekend
Lampsins
Huis en tuin bleven een eeuw lang in het bezit van de familie Van den Velden. Jans zoon Jan Jacob voegde zijn moeders achternaam aan de zijne toe en wist ook nog eens een adellijke titel te bemachtigen. Jonkheer Jan Jacob Lampsins van den Velden trouwde op 63-jarige leeftijd met de 30 jaar jongere Catharina A.J. baronesse van den Bosch. Met hun enige zoon, Jan Karel, zou het nieuwe adellijke geslacht overigens alweer uitsterven. Maar het lijkt erop dat juist in de korte tijd dat hij het voor het zeggen had in het grote huis aan de gracht – van 1915 tot 1927 – de tuin zijn meest glorieuze momenten doormaakte.
Advertentie in het Algemeen Handelsblad van 4 juni 1919.
Begin juni 1919 stonden er diverse advertenties in het Algemeen Handelsblad met de tekst in grote kapitalen: ‘Bezoekt het Louis Seize-Tuinfeest (…) te Utrecht, in den tuin van Jhr. J.K. Lampsins van den Velden, Plompetorengracht 18’. Het feest, georganiseerd ten bate van de armenzorg in Utrecht, duurde drie dagen! Een dagkaart kostte twee gulden en vijftig cent en een avondkaart een gulden. Men had het groots aangepakt met een apart gedrukt programmaboek van twaalf pagina’s. In het voorwoord is te lezen dat het geheel het karakter zal hebben van een particulier feest ‘te geven door Marquis en Marquise Pompone op hun landgoed. De Marquise heeft haar “Jour de Fête” en ter gelegenheid daarvan vele vrienden drie dagen op haar landgoed genoodigd.’ Markies en markiezin werden gespeeld door een Heer D. Zimmermann en een mevrouw Van Tienhoven-Elias uit Den Haag.
Diverse mensen speelden en zongen er Franse achttiende-eeuwse muziek. Gedurende de ‘Cour de la Marquise’ werden er behalve menuetten en gavottes ook danses pantomimes uitgevoerd, alle ontworpen en ingestudeerd door de gerenommeerde dansmeester James Meijer uit Amsterdam. De Blue Band, een strijkorkest uit Leiden – dat plaatopnames zou maken in Berlijn en Londen – zorgde voor de muziek, lichte internationale muziek die men toen wel jazz noemde (je kunt ze nog steeds beluisteren)
En uiteraard werd er ook toneel gespeeld. Studenten voerden Les Romanesques op van de populaire schrijver Edmond Rostand en een lid van de Rederijkerskamer Nicolaas Beets declameerde diens gedicht ‘Nazomer’. De artistieke leiding lag in handen van de bekende gentleman-kunstenaar Willy Sluiter. Als aandenken konden de bezoekers in de ‘potterie-tent’ borden en reliëfs kopen vervaardigd bij De Porceleyne Flesch in Delft, speciaal ontworpen door Leon Senf.
Een tweede maal dat de tuin werd opengesteld was bij het tienjarig bestaan van de Rederijkerskamer Nicolaas Beets in 1921. Op 3, 7 en 10 september voerde het literaire gezelschap ‘in den tuin van de Beschermheer Jhr. J.K. Lampsins van den Velden’ ‘Granida’ van Pieter Cornelisz Hooft op. Het tijdschrift Panorama publiceerde een foto van de hoofdrolspeelster Granida met haar hofdames en herderinnen in de Utrechtse tuin.
Scène uit de openluchtvoorstelling van het toneelstuk ‘Granida’ van Pieter Cornelisz. Hooft, in de tuin van het huis Plompetorengracht 18 te Utrecht, ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de Utrechtse Rederijkerskamer Nicolaas Beets, 1921 [UA 98723; afbeelding is afkomstig uit Panorama 1921, nr. 11].
Bij dit openluchtspel werden zoveel mensen verwacht dat er aparte tribunes in de tuin werden opgericht, die nog weer door het stedelijk stadsbureau goedgekeurd moesten worden.
Tijdelijk te plaatsen tribunes in de tuin van het huis Plompetorengracht 18 met links een schets van de opstelling van de tribunes in de tuin voor de voorstelling ‘Granida’, 1921 [Bouwvergunningen Dienst Stadsontwikkeling gemeente Utrecht Bouwtekeningen UA 08610].
Lampsins nam zijn taak als beschermheer van de Utrechtse Rederijkerskamer duidelijk serieus.
Bestuur en beschermheer van de Rederijkerskamer Nicolaas Beets, 1921. Beschermheer Jhr. J.K. Lampsins van den Velden (met stekeltjeshaar) zit links onder het vaandel, tussen mevrouw B. De Ru-de Haan, regisseuse, en de heer F.C. Willekes, voorzitter.
In de jaarverslagen uit de jaren twintig van het literaire gezelschap wordt hij steeds met naam en toenaam genoemd en bedankt voor zijn ‘groote sijmpathie en zijn daadwerkelijke steun’. Bij het twaalfenhalfjarig bestaan van de Rederijkerskamer in 1924 zou hij zelfs 1000 gulden schenken. Met dat geld was het mogelijk een nationale toneelwedstrijd te organiseren tussen de diverse amateurtoneelgezelschappen.
Einde of een nieuw begin?
De opvoering van het idyllische herdersspel van Hooft in 1921 was, naar het zich laat aanzien, de laatste roemrijke gebeurtenis in deze tuin. Zes jaar later zou Jan Karel Lampsins het huis verlaten. Huis en tuin werden apart verkocht. In het huis heeft o.a. een meubeltoonzaal gezeten en daarna de kunstenaarsopleiding Artibus. Met het huis is het uiteindelijk goed afgelopen door de aankoop van Stadsherstel in 1986. De toekomst van de tuin is echter nog ongewis. Hierboven is al in grote lijnen geschetst wat er is gebeurd met dit bijzondere particuliere stadspark in de twintigste eeuw.
Tegenwoordig zijn de tuin en de huizen Van Asch van Wijckskade 29 en 29A in bezit van Robert Paul Caron. In een interview in De Utrechtse Internet Courant (DUIC) van juli 2017 vertelde de vastgoedondernemer over de restauratie van de beide panden, hoe die in appartementen waren verdeeld, maar over de toekomst van de tuin kon hij niets concreets zeggen; gesprekken met de Bewonersgroep Anatole France (BAF) leverden niet veel op. Een gevoel van teleurstelling heerste er toen bij beide partijen. De bewonersgroep hoopte op behoud van de ‘groene long’ voor de stad en een ‘beperkte open functie’. Caron wilde een ‘open karakter’ mét een ‘horecafunctie’ welke ook rendabel moest zijn. Caron: ‘Begrijp me niet verkeerd, volbouwen is voor mij geen optie. Maar het moet wel financieel haalbaar zijn voor mij en mijn investeerders. Ik heb veel moeten investeren in de renovatie van de panden en mijn idee was om er iets als een theehuis te maken.’
Vijf jaar later is de situatie wel enigszins veranderd. Op Van Asch van Wijckskade 29A is nu Stal gevestigd, een ‘creatieve broedplaats voor duurzame initiatieven’ aldus Stal-eigenaar Olivier van Oord. Vanuit Stal kun je, op niet helemaal gezette tijden, de tuin inlopen en de 210 wijnstokken bewonderen die daar in een hoek zijn geplant; men hoopt er over twee jaar heuse Utrechtse drinkwijn te produceren. Zie verder.
Een hoek van Lampsins-tuin met vrijwilligers werkzaam bij de wijnstokken, 2021 (foto Olivier van Oord).
Caron, de eigenaar van het geheel, liet me bij een bezoek aan zijn kantoor een fraaie presentatie zien van de tuin met Zocheriaanse zichtlijnen, een vijver, drie ingangen voor een semipermanente ontsluiting en een centraal geplaatste horecagelegenheid. Want ja hij wil toch nog steeds een theehuis. Gelaten en licht ironisch zegt hij erbij: ‘maar de buren willen geen gerinkel horen van kopjes…’. Caron wil de opbrengsten van de horeca gebruiken voor het salaris van een tuinman. Dat is momenteel zijn idee van rendabiliteit. Deze oud-student van de groene opleiding Larenstein in Velp wil vooral, zo heeft hij mij op het hart gedrukt, een mooie groene tuin die semipermanent open kan zijn. Als ‘tegenprestatie’ wil hij op twee plekken in de huizenrij rondom de tuin appartementen ‘inbreiden’.
Zoals ik zei een fraaie presentatie en het is duidelijk dat Caron hart heeft voor de tuin en niet onwelwillend tegenover de buurt staat. Die pais en vree is uiteraard plezierig, net als het feit dat de tuin nu op een bepaalde manier toegankelijk is. Tegelijkertijd is deze situatie voor de binnenstad als geheel verre van bevredigend. De balans tussen eigenaar en bewonersgroep zal altijd precair blijven. De huidige plannen ogen leuk en aardig, maar zijn allemaal voor de korte termijn. En belangrijker nog: willen we dat een dergelijk groot en bijzonder terrein – losgezongen van de omringende huizen – in het hartje van onze stad in handen is van een particuliere ondernemer als Caron, (mede)eigenaar van onder meer Forest Property Management en van Caron Real Estate en Development? En dat het de proeftuin is van een groep wijnliefhebbers? Mijns inziens moet de gemeente hier haar verantwoordelijkheid nemen en het terrein aankopen. Ze heeft die kans al een keer voorbij laten gaan, laat ze alsjeblieft deze fout herstellen. De stad moet sowieso verstening tegengaan en in dit geval dit terrein veiligstellen, want het moet definitief groen blijven (zie verder).
De Anatole France-tuin of de Lampsins-tuin?
Dan kunnen er spannende groene dingen op touw worden gezet. Ik zie het wel voor me. De tuin wordt opnieuw ontworpen door een spraakmakende tuinarchitect in overleg met de Nederlandse Tuinenstichting. Het onderhoud wordt gedaan door getrainde vrijwilligers in samenspraak met de gemeente. (Zoals Caron terecht tegen me zei: als je dit alleen aan de gemeente overlaat, wordt het een saai plantsoen.) In het voorjaar is er een stinzen-wandelroute onder verantwoordelijkheid van het Utrechts Landschap en later in het jaar een ecologische-groenteteeltdag. In de zomer zijn er openluchtspelen georganiseerd door de Stadsschouwburg en in de herfst is er een beeldhouwerscompetitie uitgeschreven door het Centraal Museum. Rendabel zal het niet worden, maar op deze manier – andere ideeën zijn uiteraard welkom – krijgt de stad er een heel aantrekkelijk ‘levend’ stuk groen erbij. En kunnen we dan ook de naam ‘Anatole France’ er definitief uit mikken? Het is toch te zot voor woorden dat juist deze man – de verwoester van het geheel – de naamgever zou blijven van dit heel bijzondere park in onze stad?! Een nieuwe naam, een nieuwe toekomst: de Lampsins-tuin. Komt hem zien en bewonderen!
Literatuur
Programmaboek: Louis XVI-Tuinfeest te Utrecht, 3, 4 en 5 juni 1919 (HUA VV 21 (1919 001); Julius de Goede en Herman Boon, Plompetorengracht westzijde. Over huizen en hun bewoners van 1300 tot 2000, Utrecht 2006; Gert Sjoerd Kuperus en een auteur s.n., ‘De groene toren’; ‘Het bos van Anatole France’, Binnenstadskrant 11 (2006), nr. 1, p. 2 (lees meer); Dick Franssen, ‘Anders dan op Google Earth’, Binnenstadskrant 12 (2007), nr. 3, p. 9 (lees meer); Marijke Brunt, ‘Tuin Anatole France mogelijk semi-openbaar’, Binnenstadskrant 21(2016), nr. 3; Red., ‘Ontwikkelaar wil indrukwekkende stadstuin van Zocher openstellen voor het publiek; onenigheid over invulling’, DUIC, 31 juni (2017) (lees meer); Menze de Graaf, ‘Plompetorengracht 18. Zekere grote en wel doortimmerde huijzinge’, Jaarverslag Utrechtse maatschappij tot Stadsherstel N.V. 2005 (lees meer).
Afbeelding in de header bij dit artikel: Gezicht in de Lampsins-tuin (voorheen Anatole France-tuin), 2021 (foto Olivier van Oord).