Cornelia Spaens en de beeldenstorm in Utrecht
Hier is weer een opmerkelijke Utrechtse vrouw: ze opende in 1566 haar huis voor verboden protestantse preekbijeenkomsten van Schele Gerrit en Acheus en ze jutte haar man en zonen op om deel te nemen aan de beeldenstorm. Cornelia Spaens werd door de Raad van Beroerten in 1568 veroordeeld tot eeuwige verbanning, maar een jaar later was ze alweer terug in stad Utrecht.
De beeldenstorm van 1566 markeert een vroeg begin van de Opstand die dit jaar aandacht krijgt als herdenkingsjaar 1572. De inname van Den Briel door de Watergeuzen in 1572 was het startsein voor verschillende andere steden en dorpen in Nederland om onder leiding van Willem van Oranje in opstand te komen tegen de Spaanse landsheer, koning Filips II. Utrecht verjoeg in 1577 zelf de Spanjaarden uit de dwangburcht Vredenburg na een belegering van zes weken. In 1579 sloten steden en gewesten zich aan bij de Unie van Utrecht, een verbond om samen verder te gaan in de strijd. Dit leidde er in 1588 toe dat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstond. Zie verder.
Plattegrond van de stad Utrecht met directe omgeving Braun en Hogenberg 1570.
Cornelia
Ze moet een felle geweest zijn, Cornelia. In de nasleep van de beeldenstorm in Utrecht werd ze gearresteerd en gevangen gezet in de Utrechtse stadsgevangenis, in het huis Hasenberg. Ze wist echter uit te breken en de stad te ontvluchten. In januari 1568 veroordeelde de Raad van Beroerten haar bij verstek tot eeuwige verbanning. Deze Raad was een speciaal tribunaal voorgezeten door de hertog van Alva. Alva was op last van koning Filips II met een sterke legermacht naar de Nederlanden gekomen om een einde te maken aan de troebelen die in het jaar 1566 veroorzaakt waren door opstandige edelen en protestantse ketters. De Raad riep de aanstichters van de wanordelijkheden ter verantwoording en berechtte hen.
Hagepreek buiten Utrecht Bastiaan de Poorter 1860 Museum Catharijneconvent, foto Ruben de Heer.
Verboden preken
Van adel was Cornelia niet. Ze was de vrouw van een Utrechtse messenmaker, Jelis Spaens. In de bronnen draagt ze ook zijn achternaam, we kennen zelfs geen patroniem van haar (en ook geen portret). Maar ketters was ze in de ogen van de katholieke overheid zeker. Daar schaamde ze zich niet voor. Cornelia bekende bij haar arrestatie een toegewijd bezoekster te zijn geweest van de nieuwe gereformeerde preken. In 1566 vonden die ‘hagepreken’ in de open lucht buiten de stad plaats, buiten de Tolpoort. Cornelia was nog een stap verder gegaan: ze had ook in haar huis in de Gortsteeg (de tegenwoordige Haverstraat) de predikanten Schele Gerrit en Acheus uitgenodigd om te komen preken voor protestantse geestverwanten en om na de dienst te blijven eten. Toen in augustus in Utrecht de beeldenstorm losbarstte, had ze daar enthousiast aan meegewerkt - niet door zelf aan de vernielingen deel te nemen, want dat was kennelijk toch meer mannenwerk -, maar door mannen aan te sporen zich bij de beeldenstormers te voegen. Cornelia was een van de eerste gedaagden voor de Raad van Beroerten. Pas op 17 augustus 1568 behandelde de Raad de zaak tegen 62 anderen die in Utrecht aan de beeldbrekerij hadden deelgenomen. Ook zij waren allen voortvluchtig. Onder hen waren Cornelia’s man Jelis Spaens, haar twee zoons Jan en Hendrik en hun knecht Jan Jansz. Waarom Cornelia al ruim een half jaar eerder veroordeeld was, is onduidelijk. Het beleggen van verboden preekbijeenkomsten was in huize Spaens haar specialiteit. Was zij de belhamel geweest die haar manvolk tot drieste daden had gebracht? Uit verschillende bronnen kunnen we afleiden welke prominente rol het gezin van Cornelia in die opwindende augustusdagen van 1566 speelde. De aanstokers van het geweld waren edellieden: Floris van Boetzelaar, heer van Langerak, en Jan van Renesse, heer van Wilp, beiden leden van het Verbond der Edelen dat eerder dat jaar het Smeekschrift aan de landvoogdes, de hertogin van Parma, had aangeboden. Gewapenderhand en bekleed met de autoriteit die de adel in deze tijden nu eenmaal had, leidden zij de plaatselijke protestanten in hun pogingen een kerkgebouw binnen Utrecht te verkrijgen voor het houden van hun eredienst. Op 21 augustus was het nieuws in Utrecht rondgegaan dat in Vlaanderen en Brabant, en met name in Antwerpen, protestanten de kerken van beelden hadden ontdaan en in bezit genomen, zonder dat de autoriteiten daar veel tegen hadden kunnen doen. Al op 24 augustus hadden een paar opgeschoten jongens, onder wie Cornelia’s twee zoons Jan en Hendrik, dat voorbeeld nagevolgd en wat beelden beschadigd in de Geertekerk.
Liever onderhandelen
De leiders van de protestantse groep in Utrecht gaven echter de voorkeur aan onderhandelen met het stadsbestuur boven ongericht geweld, waarbij zij de nadrukkelijke aanwezigheid van een groep gemotiveerde beeldenstormers als drukmiddel gebruikten. Op 25 en 26 augustus hadden zij honderden aanhangers van de nieuwe religie verzameld op de Mariaplaats, popelend om een kerk open te breken. Het stadsbestuur van Utrecht was er veel aan gelegen ongeregeldheden te voorkomen. Het bevond zich in een moeilijke positie. Zowel in de magistraat als onder de brede burgerij waren aanhangers van de nieuwe leer, en zelfs binnen de geestelijkheid was niet iedereen wars van hervormingen. Het Utrechtse kerkelijk landschap is wel gekenschetst als divers: in de verschillende kerken van de stad klonk een verscheidenheid aan interpretaties van de traditionele kerkleer en het afstaan van een kerkgebouw aan de radicaalste groep protestanten was waarschijnlijk niet voor iedereen onaanvaardbaar. Maar de strikte afwijzing van elke vorm van tolerantie jegens de aanhangers van de nieuwe leer door koning Filips was een ieder welbekend. Mogelijk was het Utrechtse stadsbestuur op de hoogte van de druk die in Brussel werd uitgeoefend op de landvoogdes om de plakkaten te verzachten. Op 23 augustus was zij voor die druk bezweken, tegen de expliciete bevelen van de koning in, en had ze hagepreken buiten de steden, op plaatsen waar die eerder gehouden waren, toegestaan. Maar ook in dit akkoord, dat in Utrecht nog niet bekend geweest zal zijn, bleven preken binnen de stadsmuren expliciet verboden. Het stadsbestuur realiseerde zich zeer wel dat het zich op uitermate glad ijs zou begeven wanneer het op eigen houtje concessies zou doen aan de gereformeerden.
‘Gruwelijke afgoderij’
Drie dagen lang, op 25, 26 en 27 augustus, onderhandelde een gemengd gezelschap van gewapende protestantse edelen en vertegenwoordigers van de protestanten onder de burgerij met de raad over de eisen van de protestanten. De druk werd daarbij steeds hoger opgevoerd. Jelis Spaens, de man van Cornelia, was lid van de protestantse delegatie. De protestanten wilden een kerk voor hun eigen diensten, zij wilden, in de woorden van Jelis, de gruwelijke afgoderij niet langer dulden, zij waren al te lang misleid door de Ronde God (de gewijde hostie), en hun geduld was op. Het stadsbestuur pleitte voor uitstel en overleg met de prins van Oranje en de hertogin van Parma. De aanhangers van de nieuwe leer stemden daar tegenover de raad mee in. Eenmaal buiten de raadkamer leidde een aantal van hen echter, in weerwil van dit bereikte akkoord, groepen beeldenstormers door de Buurkerk, de St. Jacobskerk en de kloosterkerken van de franciscanen en de dominicanen.
Gezicht op de Jacobikerk op het Jacobskerkhof te Utrecht 1740 J de Beijer HUA.
Altaarstuk Jacobikerk met de stichters, het linker gezicht is ernstig beschadigd bij de beeldenstorm.
Gezicht op de Buurkerk op het Buurkerkhof te Utrecht uit het zuidoosten J de Beijer 1744 HUA.
Een van die ploegen stond onder aanvoering van Jelis Spaens, die zelfs optrad op als betaalmeester. De beeldbrekerij vond plaats op bevel van Van Renesse, en tegen betaling, want anders had het voetvolk het niet eens aangedurfd. Jelis hield bij wie er had meegedaan, om ieder na afloop loon naar werken te kunnen geven. Jan en Hendrik Spaens en Jan Jansz., Jelis’ knecht, waren ook weer van de partij, en Cornelia zelf had, zoals gezegd, mannen aangespoord zich bij de beeldbrekers aan te sluiten. Uiteindelijk gaf het stadsbestuur op de 27e toe, en wees de gereformeerden de St. Jacobskerk toe, maar onder het beding dat ze het orgel met rust zouden laten. In ruil daarvoor zou het stadsbestuur de franciscanen en de dominicanen verhinderen tegen de gereformeerden te fulmineren van hun kansels. Om verder geweld te voorkomen mocht niemand zich gewapend op straat vertonen. Het akkoord was een soort wapenstilstand. Als stok achter de deur werd een galg opgesteld op het Neude, bestemd voor ieder die zich niet aan de overeenkomst hield, een aanwijzing dat de situatie in de stad zeer gespannen bleef.
Verbannen, maar snel terug
De Raad van Beroerten veroordeelde Jelis, Jan en Hendrik Spaens evenals alle andere Utrechtse beeldenstormers bij verstek tot verbanning en confiscatie van hun goederen. Hun huis en de bijbehorende tuin werden na de confiscatie verhuurd voor respectievelijk tien en vier pond per jaar ten bate van de koning. Aan de hoogte van de huur te zien moet het gezin van Cornelia redelijk welgesteld geweest zijn. Het is onbekend waar zij hun toevlucht gezocht hebben. Ver zal het niet geweest zijn, want in 1569 staat Jelis’ naam gewoon vermeld op een ledenlijst van het smedengilde. En toen op 8 mei 1579 de consistoriale gereformeerde gemeente van Utrecht haar eerste avondmaal vierde, was het echtpaar terug in de Domstad. De namen van Cornelia en Jelis Spaens staan, na die van de predikant, als eerste genoemd in de lidmatenlijst die bij die gelegenheid werd opgesteld. Jelis was toen ouderling. Hun dochter Belichje Jelisdr. Spaens trad diezelfde dag toe tot de gemeente, maar de zoons worden niet als lidmaten vermeld.
Door Joke Spaans, hoofddocent voor de geschiedenis van het christendom aan het departement Godgeleerdheid, Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht. Zij publiceert over de geschiedenis van godsdienst in Nederland onder de Republiek. Dit artikel verscheen eerder in de serie Boven het maaiveld. Opmerkelijke Utrechtse vrouwen, in Tijdschrift Oud-Utrecht 2009.
Afbeelding in de header: Hagepreek buiten stadsmuren Utrecht, schoolplaat J.H. Isings, 1911.
Dirck van Delen Beeldenstorm in een kerk Wikipedia.
Mariaplaats te Utrecht tijdens een marktdag uit het zuiden J van de Velde 1616 HUA.
Stadhuisbrug het pand met het torentje is huis Hasenberg waar Cornelia Spaens gevangen zat Honich 1663 Centraal Museum.
Bijlage(n)
Utrechtse Hagepreek