Utrecht 80 jaar vrij: bommen op het Academisch Ziekenhuis
In 1944 en 1945 voerden geallieerde vliegtuigen bombardementen uit op Utrecht. Vooral gericht op het centraal station en de spoorwegen, die immers een grote rol speelden bij opslag en transport van Duits oorlogsmateriaal. Een reconstructie door H. W. J. de Boer in Maandblad Oud-Utrecht (1985).
Najaar 1944. Op 13 oktober en 6 november waren een munitietrein, het rangeerterrein, het centraal station en enkele viaducten het doelwit. Het naast het station gelegen Stads- en Academisch Ziekenhuis kreeg enkele voltreffers. De toenmalige directrice, Mariana Stenvers 1894-1979) hield tijdens het laatste oorlogsjaar een dagboek bij van het “wel en wee”, met daarin een ooggetuigenverslag van 200 bladzijden – plus nog eens 100 bijlagen. Er bestaat ook een officieel rapport over deze gebeurtenissen van de hand van de directeur-geneesheer, de NSB'er Koenraad Keyer (1903-1977). Aan hen het woord.
Het Stads- en Academisch Ziekenhuis in vogelvlucht vanaf de achterzijde. (K.L.M. Aerocarto, 1925)
Stenvers. “13 oktober 1944. Om 1 uur een geweldige slag, een bominslag dicht bij. Dadelijk het gezegende bericht, dat alle patiënten en zusters er zonder eenig letsel waren afgekomen, alleen alle ruiten van paviljoen II, waar de bom vlakbij was gevallen, waren vernietigd. Er was voldoende hulp, daar de doktoren, zusters, broeders, allen medehielpen. Ook van paviljoen I, waar juist 15 zieke zuigelingen uit Otterlo zouden worden opgenomen, waren aan de zuidzijde alle ruiten kapot, zoodat opname uitgesloten was aldaar. In gebouw III, waar eveneens een bom was gevallen en alle ramen defect waren, terwijl meerdere gewonde personen zich meldden om geholpen te worden, waren de groote laboratoriumramen gesprongen. Snel ter plaatse alles opgenomen, alleen vervuld van groote dankbaarheid, dat alle personen gespaard bleven, hetgeen gezien de enorme hoeveelheid glas, die naar binnen is gevallen, als een groot wonder mag worden beschouwd. Al spoedig kwamen de eerste gewonden uit de stad binnen." Zes werden poliklinisch behandeld, twaalf moesten worden opgenomen en zes waren dodelijk getroffen. “Om 5 uur de 2de bominslag, die dadelijk een grootere stroom verwonden van veel ernstiger aard ten gevolge had." In totaal waren er 31 gewonden. Drie werden er doorgezonden naar het Kriegslazaret, vijf werden poliklinisch behandeld en 23 patiënten werden opgenomen. “Er werd aan alle tafels geopereerd, terwijl de volledige bloedtransfusiedienst moest worden ingeschakeld. Veel familie van getroffenen kwam informeren, zoodat er tot laat 's avonds overal veel drukte was. De huishouddames bleven ook alle in actie, daar er voor 36 doktoren en 20 zusters, die niet aan tafel konden gaan, moest worden gezorgd.”
Keyer. “In den morgen van den 6den november was de actie van vliegtuigen groot. Van 8 uur tot 8.10 en van ongeveer 10 uur tot kwart over tien was reeds luchtalarm gegeven. Te 10.27 volgde wederom een aanval van jachtvliegtuigen op het station waarbij ook bommen werden afgeworpen, zonder voorafgaand luchtalarm. Het gebouw der Psychiatrisch-Neurologische Klinieken bekwam hierbij een voltreffer midden op het dak van den voorgevel aan de Nicolaas Beetsstraat, weliswaar van een middelzware bom - de mogelijkheid, dat twee lichtere bommen vrijwel tezelfdertijd het dak troffen, is niet geheel uitgesloten - doch de gevolgen waren zeer ernstig.
Gezien de gevolgen, schijnt het, dat de bom eerst op een lagere verdieping explodeerde. Door scherfwerking werden vele van het personeel en ook van de patiënten min of meer ernstig getroffen. De voorgevel stortte van boven tot onder ineen, onder zijn verpletterend gewicht velen bedelvend."
De Neurologische en Psychiatrische Kliniek, gebouw III, nog in volle glorie. (Het Utrechts Archief)
Stenvers. “6-11. Een ontzettende slag en de grond dreunde. Na de luchtbescherming en den directeur te hebben gewaarschuwd, ging ik naar gebouw III. Reeds bij de wasscherij kwamen de eerste gewonden me tegemoet lopen, bloedend en onherkenbaar door de dikke laag grijs stof, die hen bedekte. Enkele patiënten werden door twee personen gedragen, meerderen kwamen al op brancards. Bij de achterdeur gekomen keek men dwars door het gebouw, daar het middenstuk van de voorgevel tot aan ’t trappenhuis was weggeslagen. Een voltreffer had het huis daar getroffen. De ravage overal was onbeschrijfelijk. Over glasscherven, uitgeslagen deuren en neergestorte plafonds hielpen allen mede de getroffenen er uit te dragen, zelfs meerderen, die zelf waren gewond.''
Keyer. “Vele getroffenen werden verwond, doordat zij tegen muren geslingerd werden. Door den grooten luchtdruk vlogen deuren en ramen uit hun sponningen en kwamen in andere ruimten terecht. De patiënten werden door middel van brancards zoo snel mogelijk uit de zalen verwijderd, nadat eerst reeds zij, die in de onmiddellijk getroffen zalen lagen, door zusters op planken en deuren in den tuin waren neergelegd. Duitsche militairen bevrijdden eveneens patiënten uit het aan de straat grenzende deel der Vrouwenafdeling, welke patiënten later per brancard naar elders werden overgebracht. Inmiddels was een begin van een brand met snelblusschers en andere middelen gebluscht. De brandschade was onbeteekenend."
Stenvers. “De polikliniek van chirurgie stroomde vol met slachtoffers. De meesten waren leden van het personeel. De aanblik op de polikliniek was ontzettend, zóó ernstig waren velen getroffen." Men telde 35 licht- en 26 zwaargewonden, waarvan er 25 werden opgenomen.
Keyer. “De chirurgische staf had met veel grooter moeilijkheden te kampen dan bij het bombardement dat de omgeving van het station trof op 13 october, doordat vrijwel alle gewonden tegelijkertijd in de polikliniek werden binnengebracht. Niet alleen de overvulling van de kliniek met zwaargewonden, maar ook om in korten tijd de noodzakelijke schifting tot stand te brengen, bracht de nodige complicaties met zich mee. In de operatieafdeling werd aan drie tafels hulp verleend."
Stenvers. “Meteen kwamen, de één na de ander, de trieste berichten door, dat meerderen dadelijk doodelijk getroffen waren. Het was niet te omvatten en een overzicht van hetgeen was geschied, was moeilijk te verkrijgen. De psychiatrische patiënten werden elders ondergebracht. Een tiental waren gewond, eenige uit schrik de straat op gevlucht, enz. Reeds spoedig kwamen er ongeruste familieleden uit de stad naar patiënten en personeel informeeren. Het duurde echter eenige uren, vóór er een voorlopig overzicht werd verkregen. Om 2 uur ruim ging ik met de zuster van één van de slachtoffers naar Pathologie. Toen we onderweg waren, begon men weer te schieten, hetgeen spoedig weer zoo erg werd, dat we tegen het woonhuis v. Troost moesten gaan liggen om dekking te zoeken. Dadelijk viel er weer een bom op de spoorlijn vlak achter het ziekenhuis. Het was inderdaad een wilde ontzetting."
De gevel van de Neurologische en Psychiatrische kliniek na de voltreffer op 6 november 1944. (Het Utrechts Archief)
Keyer. “Toen in den middag wederom een luchtaanval plaats vond, ontstond belangrijke glasschade: de grote schuingeplaatste ramen in het dak van de operatieafdeling werden gedeeltelijk vernield. De operaties werden in de gang voortgezet. Ofschoon het reddingswerk enkele malen gestoord werd door opnieuw naderende vliegtuigen, vorderde men goed en was het mogelijk met behulp van ter plaatse georiënteerde personen op die plaatsen het puin weg te ruimen, waar men slachtoffers vermoedde."'
Stenvers. “Bovendien bleven er eenige personen onvindbaar, zoodat men vreesde te moeten aannemen, dat deze nog onder het puin lagen. Helaas moest met zekerheid worden aangenomen, dat de portier, die tijdens de bominslag in de portiersloge stond, een van deze slachtoffers was. Groote ongerustheid heerschte tevens omtrent twee dominees, die beiden kort voor het ongeluk in het gebouw waren gesignaleerd." Eén voor een medisch onderzoek, de ander op werkbezoek. “De toeloop van familieleden van patiënten en personeel nam in de loop van den dag steeds toe en het is aan de groote tact en rust van ons kantoorpersoneel, alsmede aan de huishouddames te danken, dat alles zoo rustig mogelijk verliep en er geen paniek ontstond."
Keyer. “Doordat vele hekken en poorten noodzakelijkerwijs geopend waren, bevonden zich reeds des morgens vele onbevoegden op het ziekenhuisterrein en in het getroffen gebouw. Onder het mom van hulpverlening hebben duistere elementen kans gezien eenige objecten uit het getroffen gebouw te stelen. Ook een geval van lijkroof is bekend geworden."
Stenvers. “7-11. Nog steeds was den gehelen dag de toeloop van familie en bezoek zeer groot. Het opruimingswerk in gebouw III werd temidden van hevige wind en regen voortgezet. Nog steeds waren de drie vermisten niet gevonden. 8-11. 's morgens werd bericht, dat de portier was vrijgekomen, hetgeen voor z'n jonge vrouw die binnenkort haar 2e kindje verwacht een vermindering van de enorme spanning van de laatste dagen beteekende." Dezelfde avond werd de andere vermiste gevonden en pas een etmaal later de laatste.
Het aantal doden was hiermee gekomen op twintig. Op 11 november overleed een analyste aan haar verwondingen, het aantal brengend op 21: dertien personeelsleden, zes patiënten en twee bezoekers. Voor zes omgekomen verpleegsters werd een aparte dienst gehouden in de kapel van het ziekenhuis.
In 1947 werd in gebouw III een plaquette onthuld ter nagedachtenis aan de slachtoffers van het bombardement van drie jaar eerder. (Het Utrechts Archief)
Stenvers. “9-11. 's Avonds werden de 6 zusters overgebracht naar de kerkzaal op brancards, waarop zij den volgenden dag door haar vriendinnen zullen worden begeleid over het terrein. Het was een zeer droevig, indrukwekkend gezicht deze zes baren op een rij te zien staan in ons mooie, intieme kerkzaaltje, bedekt met bloemen. 10-11. Er was een enorme belangstelling tijdens de dienst, zodat de droeve stoet door een aaneengeschakelde haag van vrienden en belangstellenden over ons terrein naar de uitgang ging.
Nog moet vermeld, dat een broer van een van de overleden zusters, een jongen van 14 jaar, uit Borgercompagnie (in Groningen!) was komen loopen om de begrafenis te kunnen bijwonen. Nadat hij maandag het droeve bericht had ontvangen, was hij 's avonds op stap gegaan en juist 10 minuten vóór den dienst de kerkzaal op vrijdagmiddag 12.50 uur binnengekomen!'' De zusters werden gezamenlijk begraven op de Eerste Algemene Begraafplaats te Utrecht.
Bommenkaart
Tot zover het relaas van H. W. J. de Boer uit 1985 in ons tijdschrift, toen nog een maandblad. Het verhaal kreeg dit jaar nog een staartje met de publicatie van de Bommenkaart van Utrecht, met daarop plekken waar mogelijk nog niet ontplofte explosieven in de grond of het water aangetroffen kunnen worden. Daar kan dan rekening mee worden gehouden als er bijvoorbeeld geheid of gebaggerd moet worden. Op de bommenkaart is goed te zien dat er nog bommen kunnen liggen bij het spoor en het voormalige terrein van het Academisch Ziekenhuis.
De Bommenkaart van de Gemeente Utrecht uit 1925 met daarop plekken waar mogelijk nog explosieven te vinden zijn. (Gemeente Utrecht)